De Gids. Jaargang 1
(1837)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 305]
| |
Provinciale-volks-almanakken. | |
4o. Friesche Volks-Almanak voor het jaar 1837. (Tweede Jaargang). Te Leeuwarden, bij L. Schierbeek. Behalve den kalender 172 bl. in 12o met pl. en een muzijkstukje.Aangenaam is het ons, met lof van dit jaarboekje melding te kunnen maken; het bevat goede spijs, en is degelijk, als de Natie, die dat schoon gewest bewoont. De redactie is in goede handen. - De Heer Mr. A. van Halmael Jr., die, schoon Hollander van geboorte, reeds zoo menigmalen heeft getoond, de geschiedenis van het gewest, waarin hij woont, dóór en dóór te kennen en aan die geschiedenis zijne pen en zijn dichtvermogen onvermoeid blijft toewijden, weigerde aan dit jaarboekje zijnen mede-arbeid niet: van hem vinden wij in hetzelve een stukje in proza en twee dichtstukjes. Van het eerste, getiteld alyd Jarla, een verhaal uit de geschiedenis des Vaderlands (bl. 1-29), moet nog een vervolg komen, dat wij met belangstelling te gemoet zien. Het is een verhaal uit het begin der XVIde Eeuw en behoort tot dus verre geheel tot den Frieschen bodem. Het verwondert ons, dat de Schrijver in de derde aanteekening den lezer reeds kenbaar maakt, dat gerbrand Minnama, een der hoofdpersonaadjes, geestelijke moet worden, en alzoo de geschiedenis vooruitloopt. Ook bevreemdde het ons, den kundigen Schrijver (op bl. 28) te zien beweren, dat het rood de eigenaardige kleur van den leeuw in de wapenkunde is. - Men treft immers dit beest op wapenschilden even vaak in zwarte, gouden, zilveren, ja in al de heraldique kleuren aan? De beide dichtstukjes des Heeren Van Halmael zijn mede aan Friesche onderwerpen gewijd; het eerste is een lied, getiteld: Groote Pier; het 2de eene Romance: Hessel Jonghama, beide den zanger waardig. De overige proza-stukjes bestaan in eene legende van den Heer W. de Jong, Wz., genaamd de Rijke Weduwe van Stavoren (bl. 30-38); in iets over Stavoren, het Vrouwenzand en het Roode klif (bl. 39-43); in een, met warmte geschreven, levensberigt van O.Z. van Haren (bl. 50-72), door den Heer W. Eekhoff, waarin naar ons inzien te veel uit de Geuzen, een gedicht, dat toch in ieders handen is of behoort te zijn, is overgenomen. De Heer Redacteur, A. Wassenbergh, leverde (bl. 113-124), uit de verzameling van C.G. van Burmania, eenige Friesche spreekwoorden, met de verklaring van sommigen, welke wij hopen, dat door zijn Wel Eerwaarde zal vervolgd worden. De geleerde e. Halbertsma schetst (bl. 125-138) het dorpje Grouw, met zijne zeden en gebruiken. Die wil weten, hoe men dáár het St. Maarten-, het St. Pietersfeest, den Kopper- | |
[pagina 306]
| |
of Kopermaandag viert, zal dit Stukje met genoegen lezen. D.H.V.D.M. deelt (bl. 139-142) uit de Cronijck Van Winsemius, fol. 879. eene zeldzame friesche weddingschap mede; en de Heer M.H. de Graaff schreef (bl. 154-168) eene zeer geestige correspondentie tusschen de aarde en de maan. De dichtstukjes zijn, behalve de reeds genoemde van den Heer Van Halmael, van de Heeren S.J. van den Bergh, J.G. van Blom, Arn. de Jong, W. Schepers, Mr. T. Vockestaart en A. Wassenbergh, alsmede van twee à drie ongenoemde, waarvan een (V.L.) zeer veel aanleg tot het luimige verraadt, en wij den anderen, W.A.V.M. zeer gaarne tot lof van Frieslands Schoonen (schoon het Stukje geene bijzondere verdiensten heeft), názeggen: ‘Maar - welke schoone bloemen
Men ook in Holland ziet:
Zij zijn ook hier te roemen,
Op Frieslands grondgebied.
Geen hoogmoed doet mij spreken. -
Zoo één dit denken moog',
Die kome in deze streken
En zie met eigen oog.’
De Heer J.G. van Blom leverde een gedicht in den Frieschen tongval, dat door M. de Boer op muzijk is gebragt. Zoo ook is een der Stukjes van den Redacteur, eene vertaling naar Bellami in het Friesch. - Eindelijk moet men den Heer Wassenbergh dank zeggen, dat hij dit jaarboekje heeft verrijkt met twee onuitgegevene dichtstukjes van S. Stijl, en één van den beroemden Gijsbert Jakobs (Gysbert Japicx), uit welk laatste wij zien, dat deze dichter ook de Nederduitsche lier wist te bespelen; dus zong hij (in 1656) zijn' vriend Hero Galama op reis toe: ‘Ga heen, stout Steêgenoot, ga heen,
Dat God u goeden reyz' verleen'
En hoede voor gevaren.
Ga heen, dat u Gods Eng'le-leyd'
In wisse en ware veyligheyd,
Voor onheyl wil bewaren.
't Sy dat ge suckelt aan den Dam,
Dien Gysbert eerst met wal omklam,
Die nu 't hooft heft ter wolcken,
Als eer 'et trotse Tyrus dee,
En praelt in schepen, over zee
By tegenvoetsche Volcken.
't Sy Laurens Beukbosch lokt uw lust.’ enz.
Wij mogen niet méér afschrijven, en melden alleen nog, dat twee wèl uitgevoerde gravures, (waarvan het eerste echter minder juist geteekend is), en twee steendrukjes, waaronder een keurig portret van O.Z. van Haren, dit boeksken versieren. | |
[pagina 307]
| |
5o. Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren, 1837. (Tweede Jaargang). Deventer, bij J. de Lange. Behalve de kalender, 272 bl. in groot 12o met pl.Wij hebben eene zekere vooringenomenheid voor dezen Almanak, deels omdat hij zich geen Volks-Almanak noemt, deels omdat de Redactie er in het voorberigt rond voor uitkomt, dat dit jaarboekje moet strekken tot een Archief voor alles, wat tot de geschiedenis, oudheden en letterkunde van dit Gewest, (dit voor de Geschiedenis zoo belangrijk en nog zoo schaars bekend Gewest) in betrekking staat. Het boeksken heeft wel een geleerd en deftig aanzien, en dit is aan hetzelve reeds één- en andermaal verweten, doch wij beamen het gezegde van den Hoogleeraar Beijerman (bl. 268), dat dit verwijt ‘niet anders dan als eene loftuiting behoeft te klinken, zoo lang althans als een geleerd boek geen pedant en vervelend boek behoeft te zijn, even weinig als een geleerde een vervelend mensch en een pedant.’ Nu, vervelend en pedant is het boeksken, in ons oog ten minste, niet. Alles, wat wij hier vinden, is van Overijsselschen bodem, of behoort aldaar te huis. Men treft hier dichtstukjes aan van de Heeren J.H. Behrns, (in den Overijsselschen tongval), Mr. P. Bosscha, G. Ten Bruggencate Hsz., J. van Velsen Coster, Dr. E. Halbertsma, wijlen G.D. Jordens (in het latijn), wijlen Mr. H.G. Kronenberg, M. Pruim, en Mr. B.W.A.E. Sloet tot Oldhuis, benevens een lied uit de XVIde eeuw. Doch het Proza maakt het voornaamste gedeelte van dit jaarboekje uit. De Heer Weeling geeft hier een zeer geleerd en uitgebreid verslag van de Ruine, bekend onder den naam van Hunenborg, in de boerschap Volte. Men vindt hier meer, dan men zou verwachten. In eene belangrijke aanteekening (bl. 14-24) treft men omtrent de komst en het verblijf der Saksen hier te Lande veel wetenswaardigs. Wij hadden wel lust, dit stuk en andere uit dezen Almanak nader te ontleden, maar mogen de plaats, ons tot het aankondigen dezer Provinciale Almanakken toegestaan, niet misbruiken. De Heer (Mr.) W.H.C. (Ost) J. (Ordens?) levert (bl. 55-62) uit de kameraars-rekeningen der stad Deventer eenige bijzonderheden omtrent de levenswijze onzer voorvaderen. Mr. T.W. van Marle geeft (bl. 63-66), in het Deventersch dialect, een stukje, getiteld: Brief aan den Keizer van China van zijn' verklikker te Deventer. De Heer F.A. Ebbinge Wubben (bl. 67-78), Historische herinneringen van het dorp Giethoorn. Op bl. 79-80 vindt men de beschrijving van twee munten op het einde der XIVde of in het begin der XVde eeuw te Hasselt geslagen. - Maar niemand zal zonder belangstelling het verslag des Heeren J.H. Halbertsma (bl. 81-121) omtrent de Weefschool te Goor lezen. Deze school werd in 1833 door de Handelmaatschappij opgerigt, en nam | |
[pagina 308]
| |
spoedig zóó zeer toe, dat reeds in dat jaar meer dan 100 kinderen in dezelve onderwezen werden, en met 1 Jan. 1834 eenige de weefschool met eenen weefstoel verlieten, om het werk aan het huis van hunne ouders voort te zetten. Te Holten, te Enter, te Diepenheim en te Nijverdaal (Eversberg) werden nieuwe scholen opgerigt; en het aantal weefgetouwen, die uit deze school zijn voortgekomen, wordt door den Schrijver op vijf à zes duizend gesteld. Het aantal stukken calicot, dat thans in Overijssel geweven wordt, schat de Schrijver op vier maal honderd duizend, ieder stuk tegen 33 oude ellen gerekend. - Hoe belangrijk is dus deze inrigting, hoe heilzaam tot wering van bedelarij! ‘De diakoniën,’ zegt de Heer Halbertsma, bl. 107, ‘zijn sedert ontheven van eene menigte arbeiders, die te voren tot haren last waren! Indien ik wèl onderrigt ben, moeten er thans te Goor alleen negentig hoofden voor belasting aangeslagen zijn, die te voren niets betaalden.’ Op bl. 122-125 wordt het voormalig slot (Stins) Voorst, op bl. 186-191 het Huis Almelo beschreven. De Heer Mr. J. van Doorninck deelt ons (bl. 126-185) zijne denkbeelden mede over de opkomst van bevolking en nijverheid ten platten lande in Overijssel. Dit stuk is vol blijken van geleerdheid, belezenheid, grondige historische kennis en een juist oordeel. Wij hadden reeds vroeger 's mans doorwrochte proeve ter zamenknooping van het begin der Overijsselsche historie met de algemeene Vaderlandsche geschiedenis, in den eersten jaargang van dezen Almanak, met belangstelling gelezen. De Heer Halbertsma levert (bl. 217-252) eene geleerde, misschien voor eene voorlezing wat al te geleerde verhandeling, over de witte wiven, aan wier bestaan en invloed het landvolk in Overijssel nog geloof hecht; terwijl eindelijk de Hoogleeraar Mr. H. Beijerman, in een geestig en piquant vertoog, getiteld: toen. nu. dan. (bl. 253-268) spreekt over de vroegere, latere en tegenwoordige muzijk-vereenigingen, zang-collegiën en concerten te Deventer. Uit de mededeeling van het Album van een Muzijkgezelschap uit de XVIIde eeuw, zien wij onder anderen, dat de Predikanten van dien tijd zich niet schaamden leden - ja werkende leden - van dat gezelschap te zijn. Wij eindigen, met dit jaarboekje iederen beminnaar der Vaderlandsche Geschiedenis, Oudheid- en Letterkunde nadrukkelijk aan te bevelen. Druk en uitvoering zijn loffelijk. Men vindt hier afbeeldingen van de huizen te Twickel en te Almelo, en van de Stins te Voorst (in welstand), een' platten grond van dezelve, eene afteekening van de munten van Hasselt en een uitvoerig kaartje van de uitgebreidheid van het Land in de VIIIste eeuw door de Saksen bewoond.
(Vervolg en slot in het volgend Nommer.) |
|