De Gids. Jaargang 1
(1837)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
Gebeden voor kinderen van Protestantsche Huisgezinnen, door F. de Looij Az., te lage Zwaluwe. Verbeterde en vermeerderde Uitgave.
| |
[pagina 216]
| |
Het Beleg van Weenen, Geschiedkundige Roman door Carolina Pichler. Naar het Hoogduitsch. In twee Deelen. Te Deventer, bij A. ter Gunne, 1836.Carolina Pichler bekleedt onder de Duitsche romandichteressen eene aanzienlijke plaats; doch het ging haar, om de aardige uitdrukking van een' harer landgenooten te bezigen, als vele groote talenten: eerst schreef zij fraai, toen schreef zij gaarne, daarna schreef zij veel, en eindelijk, neen.... Lezer! nooit schreef zij slecht, eindelijk schreef zij lang. Immers, schoon wij verre zijn, aan al hare latere Werken eene gelijke waarde toe te kennen, geheel onvoldaan legden wij nooit een boek van haar neder; maar wel rees dikwijls de wensch bij ons op, dat zij meer aan Pope's les had gedacht, zich ijverig te oefenen in: ‘The last and greatest art, the art to blot.’Ga naar voetnoot(1) Het vóór ons liggende Werk duldt geene vergelijking met haren Agathocles, - het staat zelfs even veel beneden hare Vrouwenwaarde als deze beneden het genoemde meesterstuk; - maar wij geven het de voorkeur boven hare Zweden in Praag, waarvan het eene tweelingzuster moet heeten. Het is een goed geschetst historisch tafereel, rijk aan afwisselende episodes, dat vele bewijzen oplevert van den diepen blik, welken de begaafde vrouw in het menschelijk hart sloeg, van de getrouwheid, waarmede zij den strijd der hartstogten weet te schilderen. Een enkel woord over de vertaling. Mevrouw Pichler heeft het echt Duitsch gebrek zeer lange volzinnen te schrijven; daar het echter in Nederland niet onder de verdiensten van stijl wordt gerekend, ons telkens in gevaar te brengen, dat ons het begin eener phrase vergeten is, eer wij haar einde hebben bereikt, vleiden wij ons in de overzetting op die klip niet te zullen stooten. Helaas, Lezer! wij zagen ons meer dan ééns verpligt denzelfden volzin meer dan ééns te lezen, niet om den rijkdom van gedachten met te kwistige hand er in gestrooid, - een gebrek van jeugdige vernuften, - louter om den rijkdom van scheid- en half lidteekens, - een gebrek van wie nooit, ter regter plaatse, een sluitteeken weten te zetten. - Dat men toch eindelijk ten onzent inzage, hoe onmisbaar een bekwaam vertaler is, zoo men eene fraaije vertaling verlangt; dat niet elk, die Duitsch verstaat, een' goeden stijl schrijft! Zoo min de druk als het papier verdienen lof; het titelvignet is beneden kritiek; ordonnantie, teekening en uitvoering wedijveren in smakeloosheid: en toch zag het boek in 1836 het licht!
V. |
|