Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijStem: Het viel een Hemels douwe.
EEn kindeken geboren
Is ons in Bethlehem
De harders uytverkoren
Met vreughde vinden hem
In't midden van sijn Geesten
Den herder van ons al
In't midden van de beesten
In eenen armen stal.
Mijn hart en al mijn sinnen
Mijn schaepjens alle gaer
| |
[pagina 245]
| |
Den Herder wilt beminnen
Met dese lieve schaer
In doeckjens laet haer vinden
De Godtheyt onbepaelt
Om wwderom te vinden
Het Schaepjen afgedwaelt.
Om Adam te genesen
Weer van de sonde, siet
Het ongeschapen wesen
Van Godt geworden niet;
Den Heere der Heyr krachten
Geworden nu een Kindt
Dat ghy nae langh verwaghten
In eene kribbe vint.
Besiet sijne arme doecken
En schaemt u van u praght
Hy komt u naeckt besoecken
Ootmoedigh in de nacht,
De werelt is hem tegen
Vol van hooveerdigheydt
Hy wandelt ander wegen
Vol van Ootmoedigheydt.
Sijn Ooghjens u vermanen
Met haren soeten douw,
Bewegen u tot tranen
Van een oprecht berouw
Siet open nu sijn handen
Hy spreyt sijn ermken uyt
Loop in die soete banden
Met sijne lieve Bruyt.
Siet uwen Godt verlangen
Na uwe liefde weer
| |
[pagina 246]
| |
Wilt in u hert ontfanghen
Den alderliefsten Heer,
Wilt hem alsoo benouwen
Dat hy den seghen Geeft
En nae een vast betrouwen
Ghy met hem eeuwigh leeft.
Mijn leden allegader
Valt uwen Heer te voet,
Omhelst den goeden Vader
Die u weer leven doet
Buyght u verstant en reden
Al onder sijn gebodt
In dese kleyne leden
Kent uwen Heer en Godt.
Blijft hier mijn schaepjens weyden
Den Herder niet verlaet
Laet u niet meer verleyden
Op dat ghy niet en gaet
Door uwe schult verloren
En derft in eeuwigheydt
Hem, die alleen gheboren
Is tot u saligheydt.
|
|