Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse: Edel Kersou.
O Jesu soet!
Leyt my in uwen Tempel,
Door uwen Heyl'gen Geest
V te gemoet
Na Simeons exempel:
Dat mijn ziel onbevreest,
Die dus lang is geweest
Benaudt, en vol van lijden,
Mach oock van hier in vrede gaen,
En eeuwigh haer verblijden.
Die dus langh, etc.
Geeft my te sien
Met mijnder zielen oogen
V zaligheyt bereyt, Voor al een schijn,
Die tot u haer hert boogen,
Want mijn ziele verbeydt
Alleen u Majesteyt
Met een Licht in haer handen
Maer ghy die zijt dat eeuwigh licht
Doet mijn licht meerder branden.
Alleen u, etc.
| |
[pagina 37]
| |
Maria fijn,
Reyn, onbevleckte, Maget,
Een dageraet ydoon, Die geeft een schijn
Des morgens als't vroegh daget:
Soo ghy der Sonne Troon
Brenght ons dat licht seer schoon
Heel vroegh komt ghy oprijsen
Dus singen wy, weest willekom
En gaen u eer bewijsen
Brengt ons, etc.
Godts Moeder reyn,
V mijnder wilt ontfermen
Toont my u klaer aenschijn:
V kind'gen kleyn
Geeft my in mijn armen
Druckt dat in't herte mijn
Ick bid u door de pijn,
Die u hert heeft doorsneden
Dat ick magh wijs en suyver zijn
En lichten door goe zeden.
Ick bid u, etc.
|
|