Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijStem: Ick seg het sijn mijn liefs bruyn oogen.
VAn u droefheyt wilt nu ontspringen
Maeckt u bereyt Lof-sanck te singen
In desen hooghen Feest certeyn:
Wat souden wy meer mogen wenschen
Siet Godt is nu den soon des menschen
Gebooren van een Maghet reyn.
Wat souden wy, etc.
Zijt dan verheught met herten blije,
Maeckt soete vreught, en melodije
Looft Godt den Vader met ootmoet,
Die door sijn goedtheyt hoogh verheven,
Ons sijnen Soonen heeft gegeven
Tot eenen Salighmaker soet.
Die door, etc.
Een seer klaer licht is op geresen
Voor ons aensicht wilt vroolijck wesen,
Die Sonne der rechtveerdigheyt,
Schijnt nu seer klaer, hoort mans en vrouwen
Want alle vleesch mach nu aenschouwen
Sijn zaligheyt soo Lucas seydt.
Schijnt, etc.
Den Engel Godt komt ons verklaren,
En groote blijdtschap openbaren:
Als hy spreeckt tot de Herders plat
| |
[pagina 33]
| |
Siet heden is voor u gebooren,
Een Saligmaker uytverkooren,
Tot Bethlehem in Davids stadt.
Siet heden, etc.
Laet ons dan gaen dit Kindeken soecken,
Tot Behtlehem leyt hy in doecken,
Aldaer is nu dat Hemels Hoff
Daer is den Koninck van hier boven,
Die d'Engelen altoos soo loven
Met vreught singen sy sijnen lof.
Daer is, etc.
Men hoort aldaer Lof-sangen schoone
En soet accoort in 's Hemels Troone,
Alle Chooren der Engelen fijn
Die loven Godt met grooter weerden,
Sy wenschen op der eerden
Menschen die goet van willen zijn.
Dit loven, etc.
In dit Paleys, en dal der tranen,
Hoortmen nu peys, en vreed' vermanen,
Van die Hemelsche Geesten soet:
Hier wor't Lam Gods suyver gevonden
Dat daer wegh-neemt der werelt sonden,
En ons gewasschen door sijn Bloedt.
Hier wort, etc.
Laet ons dit kleyne Kindeken wiegen,
Met herten reyn om hooghe vliegen,
Daer hy nu in den Hemel is:
Is't dat wy sijnen lof vermeeren,
Soo sullen wy Godtvruchtigh eeren
Den dagh van sijn geboortenis.
Ist dat wy, etc.
| |
[pagina 34]
| |
Geeft hem dan prijs, hoogheyt, en eere,
Den Prince wijs, van leden teere
Die in een Kribbe is geleydt:
Sijn Heerlijckheyt sal eeuwigh dueren,
Hem moeten alle Creatueren
Loven tot in der eeuwigheydt.
|
|