Een gheestelijck lust hofken
(1632)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijMet schoone lieffelijcke geestelijcke ghesanghen beplant, door eenen Catholijcken pastoor
Op de wijse: O schoonste Personagie.
O Soete Harmonie,
Van my verdrijft ghy smert
Door reynder minnen:
O Choor der Eng'len blye,
Ghy steelt van my mijn hert
En al mijn sinnen,
Wt liefd' divijn,
Ick heel verdwijn,
Om dat ick hoor van vrede,
Die my aendienen,
Des Hemels Cherubijnen,
Godt oock mede.
O Jesu minnelijcke
Die mensch geworden sijt
| |
[pagina 30]
| |
En Godt ghebleven:
In aerd' en Hemelrijcke,
Weest nu ghebenedijt,
Van al die leven,
Mijn Godt, mijn Heer,
Mijn hoop, mijn eer,
Met u soo wil ick sterven,
Des werelts lusten,
En vreuchden vol onrusten
Voort aen derven.
Ghy zijt den aldermeesten,
Den hoochsten Heer van al,
Rijck, schoon en machtich,
Nochtans hier voor de beesten
Light ghy in eenen stal:
Arm, teer, en clachtich,
O Godt seer groot,
Mensch, naeckt en bloot,
Wilt my u wijsheyt schencken
Dat ick met vreuchden,
Alle dese deuchden
Overdencken.
|
|