Een gheestelijck lust hofken
(1632)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijMet schoone lieffelijcke geestelijcke ghesanghen beplant, door eenen Catholijcken pastoor
[pagina 13]
| |
Op de wijse: Geeft my te drincken na mijnen dorst.
ALmachtigh Heere Jesu goet,
V sy lof en danck toegeschreven
Die my van veel quaets hebt behoet Ga naar margenoot+
En veel weldaden hebt gegeven.
Hebt my tot noch bewaert int leven,
Van u heb ick kost, kleer, en tijt,
En al mijn nootdruft, Heer verheven Ga naar margenoot+
Dus weest altijt gebenedijt.
Verlicht my Godt, dat ick sien mach
Hoe mijn siel is ghestelt van binnen,
Dickmaels heb ick van desen dagh Ga naar margenoot+
My afgekeert van uwer minnen,
Ick heb gevolght mijn eygen sinnen,
Veel ydelheyts heb ick gedaen
Maer nu wil ick o Heer beginnen
Te nemen een nieu leven aen.
Eylaes ick heb my seer ontgaen Ga naar margenoot+
In woorden, wercken en gedachten,
Seer flau in uwen dienst ghestaen,
Op u, o Heer, ick weynich achten,
En dienden niet uyt al mijn crachten,
Ick dede quaet niet min, noch meer,
Of 't oordeel niet waer te verwachten
Dus weest doch mijns genadigh Heer.
Het is my leet, dat ick soo seer
V heb vertoornt door mijne sonden,
Ick hoop, dat ick van nu niet meer
| |
[pagina 14]
| |
Ga naar margenoot+Sal werden in het quaet bevonden,
Dus bid ick door u roode wonden
Wilt in ghenade my ontfaen,
Op dat ick reyn, en heel ontbonden
Doorloopen mach der deughden baen.
Bewaert my Godt in desen nacht
Ga naar margenoot+Van sonden, en van alle vlecken
En van des boosen vyants macht,
Die my soeckt in sijn net te trecken,
Met deughden wilt mijn siel bedecken,
Maria maeght komt my te baet,
O Engel Gods, wilt my vroegh wecken
Dat ick Godt diene vroegh en laet.
Jesu bewaert dit Huysgesin,
Vader en moeder, oock mits desen,
Dees plaets, en die daer woonen in,
Ga naar margenoot+Beschermt o Jesu Godt gepresen,
Mijns vrienden helper wilt oock wesen,
Mijn broeders, susters van gelijck,
En die my hebben goet bewesen
Geeft altesamen 't Hemelrijck.
|
|