Tghevecht van Minnen
(1964)–Anoniem Ghevecht van Minnen, T– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
[Tekstuitgave]Van Venus Ianckers ende haer bedrijven,Ga naar margenoot+Ga naar eind1
Hoe sy lopen en rinnen, hem wasschen en wrijvenGa naar eind2
Als si hebben die mutse onder die kinne geknooptGa naar eind3
Ende zijn in sint iorijs vissop ghedoopt.Ga naar eind4
5[regelnummer]
Men sal ooc in dit boecxken vinden wel
Raet ende remedie tegen die mutse fel,Ga naar eind6
Die den menighen maect crancke sinnen.Ga naar eind7
Dus mach dit heeten Tghevecht van minnen.
[houtsneden, zie afbeelding tegenover blz. 42] PrologheGa naar margenoot+
10[regelnummer]
INden Meye, als velden boomen ende vruchten
Solacelijc groeyden mits bequaemheyt der luchten,Ga naar eind11
Sciep mijn herte door tsien vruecht ende iolijt;
Ende om dat ic ontvlien soude anxt ende duchten,
Ghinc ic mi vermeyen buten alle gehuchten,
15[regelnummer]
Daer ic wonder - so mi dochte - sach te dier tijt.Ga naar eind15
Eenen iongelinck sach ic staende in een crijtGa naar eind16
Tusschen IV vrouwen met hantboghen en pijlen,Ga naar eind17
Die al na hem schoten te dier wijlen.
Dese iongelinck was seer met anxte beladen.
20[regelnummer]
Elck een deser vrouwen, sonder versaden,Ga naar eind20
Schoten na den iongelinck stranghelijcke.Ga naar eind21
Ic, dit siende, dochte: heere god ghenaden,
Waren mijn sinnen nu so wijselijc beraden
Dat ict bediet wiste van desen, sonder zwijke!Ga naar eind24
25[regelnummer]
Verstandenisse gaf mi der sciencen practijke,Ga naar eind25
My seggende: tis een ghevecht van minnen,
Sijnde een exempel der amoreuser sinnen.Ga naar eind27
Dees iongelinck hadde in zijn rechter hant
Sijn herte, dat bequaem was ende playsant;Ga naar eind29
| |
[pagina 46]
| |
30[regelnummer]
In die slincker hant had hi een borse met ghelde.
Deerste van desen IV vrouwen vaeliantGa naar eind31
Hiet Minne, ende schoot den iongelinck, wantGa naar eind32
Sy geraecten in die ooghen; des hi by ghewelde,
By cracht des geschuts daer si hem met quelde,Ga naar eind34
35[regelnummer]
Blint wert; want wie met dat geschut wert geraect,
Die wert in minnen al siende blint ghemaect.
Die ander vrouwe dye heete ghestadichede.Ga naar margenoot+Ga naar eind37
Dese schoot ende gheraecte den ionghelinck mede
In zijn herte; des ghenaecte hem menich duchten.
40[regelnummer]
Tis een oudt segghen: wie dat oyt dede
Ghestadelijck te minnen, heeft selden vrede;
want die ghestadelijck mint moet dicwil suchten,
Claghen en karmen der minnen vruchten,Ga naar eind43
Maer als lief liefs liefde in liefden croont,
45[regelnummer]
Dan blijft die ghestadicheyt in minnen gheloont.
Onghestadicheyt hiet die derde vrouwe.
Dese schoot den ionghelinck in claren beschouweGa naar eind47
Naer die borse metten ghelde, sonder falen.
Maer haer gheschut - des had si rouwe -
50[regelnummer]
En hielt gheen stadt, als si meende dat souwe,Ga naar eind50
want ten gheraecte niet altenemalen.Ga naar eind51
Die vierde vrouwe, alderfelste in qualen,Ga naar eind52
Schoot na den iongelinc ooc te dien tije.
Haren naem was geheeten Jalozije.
55[regelnummer]
Haer geschut vloech over sonder geraken.
Doen dacht ic: ‘tsijn emmers vremde saken.Ga naar eind56
Dese iongelinck is in groten laste.Ga naar eind57
Deen maecten puer blint, hoe sal hijt maken?
Dander geraecten int herte; sulc ghenaken
60[regelnummer]
Es emmers bittere, dat is vaste.
Al en gheraken die twee niet, soot elck paste,Ga naar eind61
Sijnen last es emmers swaer ende groot genouch.’
Dus sprack minne den iongelinck ende louch:Ga naar eind63
| |
[pagina 47]
| |
65[regelnummer]
Totten ionghelinc in laste verladen)
Alle minnaers, die oyt waren oft zijn op deerde
Oft wesen sullen - hoe wijse, vermeerde,
Hoe rijck, hoe machtich - can ic verblinden.
Ende ic seg u - neemt mijn woort in weerde -
70[regelnummer]
Dat helen en swijghen (hoe ment aenveerde)
Dede die minne wassen in die oyt minde;
Ende beroemen - dats claer, men macht bevinden -Ga naar eind72
Doet die minne vercouwen ende verghaen.
Alle beroemers buten mijnder gracien staen.
75[regelnummer]
Want minne die es van sulcker natueren,Ga naar margenoot+
Datse gheerne hoort oft spreect telker hueren
Vander liefster, die therte heeft uutvercoren.
Ende tis oock een teeken om tclaer te puerenGa naar eind78
Datter een wortel van minnen is int ghedueren.Ga naar eind79
| |
[pagina 48]
| |
80[regelnummer]
Wanneer als lief der liefster na tbehorenGa naar eind80
Int ghemoete comt, ende in dat besporenGa naar eind81
Tcoluer verandert ende wert int aenschijn root,
Dits een ghewaer teeken der minnen groot.Ga naar eind83
Aldus seyt ghestadichedeGa naar eind84
85[regelnummer]
Met sueten woorden ten ionghelinck mede:Ga naar eind85
O mijn gheminde sone, sijt wijs ende vroet.Ga naar margenoot+
U goet noch sin niet onnuttelijck en verdoet,Ga naar eind87
Maer behoudet om mede te gaen ter eeren.
Want men siet voor oghen: elck beminnet goet.Ga naar eind89
| |
[pagina 49]
| |
90[regelnummer]
Ende dats natuerlijck, want tgoet maect moet;Ga naar eind90
Dies niet en achten comen int verseeren.Ga naar eind91
Dus, sone, wilt u ter voorsienicheyt keeren;Ga naar eind92
want onversienicheyt brengt menigen int verdriet.Ga naar eind93
Dus radick u dat ghi wel voor u siet.
95[regelnummer]
Eerlijcken draecht u naer u betamen.
Sijt fray ghemoet in elck versamen.Ga naar eind96
Niet te hoge verheffen noch te neder dalen,
In maten wilt al u conversacie ramen;Ga naar eind98
Voor hoge oft neder machmen u niet beschamen.Ga naar eind99
100[regelnummer]
In huesscher beleeftheyt en wilt niet falen.
Sone, onthout wel mijn verhalen;
want doedy mijnen raet, tsal u profijt zijn,
Ende gheeert ende gheacht in alder tijt zijn.Ga naar eind103
Lichtsinnighe woorden ende quaet
105[regelnummer]
Ongestadicheyt den ionghelinck raet:
[zelfde houtsnede als fol. 19r, rechts]Ga naar eind106 O mijn troost, alle mijnder sinnen confoort,Ga naar margenoot+
Laet ons met vruechden nu leven voort
Ende goet chier maken in elck termijn.
110[regelnummer]
Laet schincken en drincken vrij onghestoort,
Voor den vercken en is niet - mijn redene hoort -
Ghewassen den edelen rijnschen wijn;Ga naar eind112
Tbier en is niet ghebrouwen - soot is aenschijn -Ga naar eind113
Voor coeyen oft ganssen, alsment verhalen sal.Ga naar eind114
Sijt blijde! tis misselijc wiet betalen sal.
115[regelnummer]
Wie sal u sekerheyt seggen oft scrijven
Hoe langhe dat ghi te lijve sult blijven?Ga naar eind116
Ende liet ghi dan veel goets achter dij,
Dat waer quaet, want doer sulck bedrijven
Souden dijn vrienden daerom vechten en kijven.
120[regelnummer]
Dus verteeret selve met moede vrij!
Want worder om ghestreden, weet dat ghij
Daerom mocht crijgen verdriet en pijne.
Dus radick u selve altoos blijde te sijne.
| |
[pagina 50]
| |
Ialosie seyt dus sonder toeven:
125[regelnummer]
Ay ionghelinck ghi moecht u wel bedroeven.
Die ghi boven al int herte bemintGa naar margenoot+
En acht dijns niet een enckel twint,Ga naar eind127
Maer heeft een ander int herte ghestelt.
Suldi dan wesen al so sot ghesint,
130[regelnummer]
Dat ghi u sinnen sult stellen ende u verbint
An eene, die u minne als snee versmelt?
Keert u in tijts, u selven niet en quelt.
Houdt u an mi ende beraet u wijselijck.
Dair lief liefs liefde niet en acht, dats mispriselijc.Ga naar eind134
135[regelnummer]
Blijfdi bemutst op eene die dijns cleen achtGa naar eind135
So ghenaect u veel suchtens dach ende nacht,
Claghen, karmen, alle huere een doot;
want daer ghi om verteert goet, bloet en macht,Ga naar eind138
Die is in vruechden met een ander die lacht,
140[regelnummer]
Ende ghi blijft troosteloos inden noot.Ga naar eind140
Tis een pijne boven allen pijnen groot,
Daer arbeyt sonder danck wort ghedaenGa naar eind142
- So ghi doet -, niet weert gerekent een spaen.Ga naar eind143
| |
[pagina 51]
| |
Wijsheyt seyt ende Proper naturaGa naar eind144
145[regelnummer]
O ghi iongers, eerbaer herten zijnde in viguere,Ga naar eind146
Wildi los bliven van allen ghetruere,
wacht u wel der minnen last te draghen.
Van duyzent niet eene en gheraecter duere.
150[regelnummer]
Haer leven dat wort hem alte suere,
Den tijt verslijtende met karmen en claghen.
Dese IV vrouwen bestrijden nachten ende daghenGa naar eind152
Elck amoreus herte, dat hem ter minnen voecht,
Byden welcken men den acker van drucke ploecht.Ga naar eind154
155[regelnummer]
Emmers die twee zijn in minnen natuerlijck,Ga naar margenoot+Ga naar eind155
Dander twee zijn vol fenijnen puerlijckGa naar eind156
Die de minnende sinnen verstorberen.Ga naar eind157
| |
[pagina 52]
| |
Die hemlieden ghelooft, beclaeget suerlijck!Ga naar eind158
Maer hi blijft alder best in vruechden gheduerlijc,
160[regelnummer]
Die hem can wachten haerder alder tempteren.
Si wetent diet proeven! dus sonder cesserenGa naar eind161
Schuwet tpack van minnen opten hals te laden.Ga naar eind162
Dies hem best wacht is wijsselicst beraden.
Dye minnaer:
[houtsnede, voorstellend een smekende jongeling, identiek met fol. 19v figuur links] 165[regelnummer]
Ten baet my nyet, lasen, al dat ghi vertelt
- Ic versware mi selven, ghi waent mi lichten -
want mijn herte door minne versmelt,
Ende te quistene heb ic mijn sinnen ghevelt.Ga naar eind168
Dus wilt doch u woorden swichten,Ga naar eind169
170[regelnummer]
want der minnen pack is so swaer van ghewichten,
Dat icx my niet ontladen en kan in gheenen keereGa naar eind171
Maer mijn druck vermeere.
Hierom mach ic lazen wel zijn bedroeft,
want der minnen wercken vallen mi so suerGa naar eind174
175[regelnummer]
Dat mi mijn herte boven maten groeft.Ga naar eind175
Hi en kent gheen minne diese niet en proeft.Ga naar margenoot+
Lazen noyt en had ic sulcken truer,
want wanhope maect mi mijn leven tsuer
Ende minne comt mi so seer bestrijden
180[regelnummer]
In allen tijden.
Ic mach wel seggen: die oyt yet ontfinck,Ga naar eind181
Sijn minne dunct mi lazen sochte,Ga naar eind182
Tsi troostelijc woort oft ander dinck.Ga naar eind183
Maer ic ben ghevaen inder minnen rinckGa naar eind184
185[regelnummer]
Daer mi alleen tghesichte toe brochte
Op een, die noyt op mi en dochte.
Al truer ic, laes ten is gheen wonderGa naar eind187
So mi minne houdt tonder.
| |
[pagina 53]
| |
Ach creech ic confoort - daer nu misbaer is -Ga naar eind189
190[regelnummer]
Door dat minlijc gesichte dat mi heeft genoost.Ga naar eind190
Maer lazen neen ic, dat mi openbaer is.Ga naar eind191
Hierom eenen dach mi wel X iaer is,Ga naar eind192
want ic en weet doch gheenen troost
Anders dan duchten en suchten; dats mijn propoost:Ga naar eind194
195[regelnummer]
Och oft ic mochte daer therte dochte,Ga naar eind195
So waer mi sochte.Ga naar eind196
Minne:Ga naar eind197
Ghedenct dat ic u seyde uut duechdenGa naar eind198
Tot uwen beghinne: dat u soude ghebueren
200[regelnummer]
Van eender ghenuechten wel X onvruechden,Ga naar eind200
So dat veel menschen dat besueren,
Sonderlinge als si daerom labuerenGa naar eind202
Om die mutse te spannen onder die kinne,Ga naar eind203
Waeruut si hem dan stellen in daventueren.Ga naar margenoot+Ga naar eind204
205[regelnummer]
Maer bi fortse en comt niemant tot troost der minnen,Ga naar eind205
Al soude hi ontsinnen.Ga naar eind206
Hebdi niet wel eer eender horen sprekenGa naar eind207
Die seyde: een vruecht die ick can gheven
Mach wel hondert smerten versteken,Ga naar eind209
210[regelnummer]
Also dat dicwil is beseven;Ga naar eind210
want niemant en mach in alle zijn levenGa naar eind211
Confoort oft troost te diere ghecopen,
want als den minnaers troost is beclevenGa naar eind213
Dan dunct hem dat hooft van vruechden openGa naar eind214
215[regelnummer]
Met groten hopen.
Die confoort oft troost wil betalen na rechte
En derffer om gheven silver noch gout.
Coopt yemant minne, groot oft slechte,Ga naar eind218
Hi heeft daer af tormenten menichfout.
220[regelnummer]
Hi betaeltse nu met heet nu met cout
Ende met te versoecken menighe steden,Ga naar eind221
Met vresen diemen uut ionsten ghelout,Ga naar eind222
| |
[pagina 54]
| |
Ende boven al met ghetrouwicheden
Die uuter minnen breden.Ga naar eind224
225[regelnummer]
Die minnaer claghende sprect aldus Refreynlijc:
Och oft elck mochte daer hi dochte.Ga naar margenoot+Ga naar eind226
DAt strael der minnen heeft liefden verwecseleGa naar eind227
Mi doen gewinnen onder sulc een decsele,Ga naar eind228
Schijnende voorspoedich gheluck en seghe
230[regelnummer]
In allen weghe.
Dies mi tbeghinnen bringt sulck antrecseleGa naar eind231
Dat mijn vijf sinnen hem vinden int strecseleGa naar eind232
Van amoreusheyt, na der natueren pleghe.
Dat ict vertegheGa naar eind234
235[regelnummer]
waer quaet, op avontuere oft ic vercreghe
Troost vander liefster om tsins confoort.Ga naar eind236
Maer hoe soudict vercrijghen ia, oft ic sweghe?Ga naar eind237
Ic moest haer condighen in scrift oft woort.
Ten ware oft zijn mocht so ic heb ghehoortGa naar eind239
| |
[pagina 55]
| |
240[regelnummer]
Tsulcker stede segghen daerment bi brocht,Ga naar eind240
Seggende aldus door een ionstich accoort:
Och oft ic mochte daer mijn herte dochte.
Wat soumen al vruechden vergaren int handelen
Der sueter iuechden, int gaen, int wandelen,
245[regelnummer]
Mochte elc zijn liefken int secreet beluken,Ga naar eind245
Minlic ghebruken
Uut rechter deuchden metten verstandelen.Ga naar margenoot+Ga naar eind247
Si dan verhuechden: ypocras, amandelen,Ga naar eind248
Muscadel, garnaten schoncmen bi cruken.Ga naar eind249
250[regelnummer]
Elc sou vruecht suken.Ga naar eind250
Den guer van alle specien en mach niet ruken
So suet als den asem van elcx lieflic lief.
Door doverdencken moet mijn herte duken
Onder venus subiexie, achtende gheen grief;Ga naar eind254
255[regelnummer]
Maer wat vruechden dat oyt mijn hert besiefGa naar eind255
Soudic al rekenen voor alfs ghedrochte,Ga naar eind256
Mochte waer zijn dwoort dat ic yerst ophief:Ga naar eind257
Och oft ic mochte daer mijn herte dochte.
Wat sou al soetheyt bi mi zijn voort ghestelt,Ga naar eind259
260[regelnummer]
Nemmermeer moetheyt, ia rasscher over tveltGa naar eind260
Dan pegasius vlieghende peert seer snelGa naar eind261
Oft Achilles wel;
Twaer al spoetheyt, waer ic bi lieve verseltGa naar eind263
Vol alder vroetheyt - als den sin waer gheheltGa naar eind264
265[regelnummer]
Te dincken - waer ic vlues dan sonder ghequelGa naar eind265
Bi lieve int spel
Ende wi onbeswaert bleven van nijders fel
So dat elck zijn ionst vrij mochte uuten.Ga naar eind268
Bi dien werde van mi gheopenbaert seer welGa naar eind269
270[regelnummer]
Meer vruechden, dan oft ic saghe ontsluten
Shemels palleys; vruecht sou in mi spruten,
Twaer die meeste vruecht die ic oyt sochte,
Dranc van trooste smaectic uut sueten conduten.Ga naar eind273
Och oft ic mochte daer mijn herte dochte.
275[regelnummer]
Och oft elc mochte daer hi dochte altijt,Ga naar margenoot+
En niet en sochte dan dat therte verblijdt,
So souden amoreuse herten wesenGa naar eind277
| |
[pagina 56]
| |
Van druc ghenesen,
Ende men cochte liefde ionstich bevrijtGa naar eind279
280[regelnummer]
- Also men plochte - met liefden (des seker sijt)Ga naar eind280
In wederlone. Ic segghe dat bi desen:Ga naar eind281
Der herten pesen
Meer talder vruecht souden zijn gheresenGa naar eind283
Dan oftmen al dander solaes tsamen knochte,Ga naar eind284
285[regelnummer]
Ende ic blijve bi dwoort van voren ghelesen:
Och oft ic mochte daer mijn herte dochte!
Minne seyt:
Hier suldi horen vertellen ghesellen
Dat leven van Venusianckers ende haer manieren,Ga naar eind289
290[regelnummer]
Hoe seer si hem selven te quellen vellenGa naar eind290
Datse nyemant dye leeft en kan bestieren.Ga naar eind291
[houtsnede, voorstellend een vrouw met pijl, identiek met fol. 3r figuur rechts.]
NU hoort ghi iongers wat ic u vertellen salGa naar margenoot+
Vanden iongelinck, als hi dus is doorwont
Metten strael van minnen, die hem noch vellen sal
295[regelnummer]
Ende hem brengen int verdriet in alder stont,
Als hi gheern sou zijn bi den amoreusen mont
Die hi in zijn herte heeft vast ghedaen.
Hi en sal der mutsen - ic segt goet ront -Ga naar eind298
Als hi wil niet connen ontghaen,Ga naar eind299
300[regelnummer]
Maer bi fantasien meer drucx ontfaen.
Die hittighe minnaers hebben die smerte,Ga naar eind301
Daer die lose gesellekens ghesont ontsluypen;Ga naar eind302
Die liefde en gaet hem niet ter hertenGa naar eind303
Maer die loyale minnaers, die smerte suypen
305[regelnummer]
Om dattet loon ten eynde op hem sou druypen.
Daer die lose doortrapte luttel op achten,
Al hebben si loon daer ander om stuypen,Ga naar eind307
| |
[pagina 57]
| |
Si hebben daer si niet na en wachtenGa naar eind308
............................
Die loyale minne soude verdienen gratie,
310[regelnummer]
Maer si valt meest in der forane wrekeneGa naar eind310
Ende crijcht menighe vremde ymaginacie
Van peysen, van suchten, van zijn hooft te brekene,Ga naar eind312
Van menich woort verloren te sprekene,
Van menighen ghanck verloren te ghane,
315[regelnummer]
Van waken van braken - diet wel wil rekene -Ga naar eind315
Met groten anxte na zijn lief te stane,
Omdat hi noch meent haer ionst tontfane.
[Dicwil ghaet hi al sinneloos disputerende,Ga naar eind318-319
Niet wetende welck voor oft achter, siende blint.]
320[regelnummer]
Ey, seyt hi, hoe onmatelic sucht ic,Ga naar margenoot+
Int gepeys verwarric, dan hopic dan duchtic,
Dan dunct mi dat si mi gracie doet,
Dan comt twijfel die seyt - dat pluchtic -Ga naar eind323
want si u niet en acht (tverstant so luchtic)Ga naar eind324
325[regelnummer]
Niet meer dan si eenen vremde en doet.
Dan comt desperacie en maect mi verwoet,
So dat ic mijn sinnen al ben te buten
Al sonder guten.Ga naar eind328
Al stondic, seyt hi, inder hellen mortorie,Ga naar eind329
330[regelnummer]
Ic en sou niet gevoelen; so vast mijn sinnen sluten.Ga naar eind330
Verstopt, vervult zijn alle die condutenGa naar eind331
Mijns lichaems; sonder eenighe memorieGa naar eind332
Die sinnen verbijstert blijven in mutenGa naar eind333
Duer tderven der schoonder siborie.Ga naar eind334
335[regelnummer]
Een ander is ghebrukende al mijn glorie.
Dus moetic iammerlijc al mijn dagenGa naar eind336
Van druck ghewaghen.
Salse mi gheen gracie bewijsen,
Sal ic lange derven haer troostelijcke spijsen,
340[regelnummer]
So salmen eer lanck mi binden met boeyen
Oft sot sal ic achter straten lopen bijsen.Ga naar eind341
Ic hope den dau van trooste sal noch rijsen.
| |
[pagina 58]
| |
Si is die mach mijn leven doen bloeyen
Oft laten verdwijnen met swaer vernoeyen.Ga naar eind344
345[regelnummer]
Si heeft mijn leven in haer ghewelt
want in minnen mijn herte smelt.
Dicwil ghaet hi sinneloos disputerende,Ga naar margenoot+
Niet wetende welck voor oft achter, siende blent,Ga naar eind348
Op haer hem selven heel abuserende,Ga naar eind349
350[regelnummer]
Die Tantwerpen is oft te Ghendt;Ga naar eind350
Troost versuect hi, al isse absent.
Hi lacht, hi sucht, bi wijlen weent hi,
Hem selven te troosten werdt hi dan ghewent;
Dan heeft hi van haer troost, dat meent hi,
355[regelnummer]
So seer in liefden op haer versteent hi.Ga naar eind355
Als hi aldus heeft geweest in dolinge der sinnen
Een hure oft twee, dan comt hem te vorenGa naar eind357
Van eenigen voorleden druck van binnenGa naar eind358
Oft an yemant die hem doet torenGa naar eind359
360[regelnummer]
Aen zijn lief die hi heeft vercoren.
Dan peyst hy dat hi die onweertste sy
Ende seyt: mijn pijnen is doch al verloren,Ga naar eind362
want si heeft een ander liever dan miGa naar eind363
Ontsteken in liefden dus staende ontsint,
365[regelnummer]
Vermaledijt hi zijns selfs cracht
Ende segt dat hi noyt en was ghemint
Ende hem ontsinct dan al zijn macht.
Lazen, seyt hi, waer ben ic ghebracht
Daermen mi noyt minde! voort seyt hi meer,
370[regelnummer]
Noyt sint en had hi vruecht verpacht
Alsoe hi dede wijlen eer
Sonder wederkeer.
Noch seyt hi al rasende in zijn hooft:
Ic en sal niet meer minnen, wat si bedrijve.Ga naar eind374
375[regelnummer]
Ende eer hi haer meer in minnen ghelooft,Ga naar eind375
Hi roofde hem selven liever van sinen lijve.
Maer hi liecht, hoe hi crijt oft kijve;Ga naar margenoot+
want des anderen daechs ghaet hi rechtevoort
Voor haer duere selven metten lijve.
380[regelnummer]
Hien houdt ghelofte noch zijn woort
| |
[pagina 59]
| |
Noch gheen accoort.
Ghevallet dan dat zijnder oghen ghensteren
Sien int voorbi ghaen dat zijn lief vercoren
En es niet ter dueren noch ter vensteren,
385[regelnummer]
Dan neemt hi pijn om hem selven te storenGa naar eind385
Ende seyt: nu speeltse die verloren
Om datse mi sach, ic mercten bloot.Ga naar eind387
Hoe hi hem tiert, tis wonder om horen,Ga naar eind388
Sonder reden oft sonder noot,
390[regelnummer]
Tes waerheyt bloot.
Comt hi van buyten, eer hi is ontcleedt,Ga naar eind391
Sonder yemant te segghen zijn ghevaren,Ga naar eind392
So is hi metter herten so ghereet
Dat hi wel wilde eens zijn oghen verclaren.Ga naar eind394
395[regelnummer]
Hi ghaet hem weder openbarenGa naar eind395
Becladt; dus kiectij door die tralie:Ga naar eind396
Dat ioncwijf van binnen haspelt haer garen.
Hi voor die duere, al waert een calieGa naar eind398
Door liefs travalie.Ga naar eind399
400[regelnummer]
Aldus wordt begect dese arme dasart.Ga naar eind400
Hi meent daer sien zijn liefste lief,
Hi siet dat ionckwijf die haren rasartGa naar eind402
Met hem houdt; dat dunct hem grief,Ga naar voetnoot403
want als hem dat ionckwijf besiefGa naar voetnoot404
405[regelnummer]
Besachse hem met geckenden ghelate;Ga naar margenoot+
Hem was nochtans gheoorloft voor dat ongheriefGa naar eind406
Voorbi te wandelen al op die strate
Vroech en late.
In desen punten den dach die lijdtGa naar eind409
410[regelnummer]
Tot des avonts datmen sluyt die doren.
Hi ooc hem selven dan niet en vermijdt,Ga naar eind411
Hi en gaet dan wandelen ten huse voren;Ga naar eind412
Alsmen die dueren sluyt dat wilt hi horen,
want hise wel kent an haer sluyten.
415[regelnummer]
Alle avont gaet hi darwaerts als die verloren,Ga naar eind415
Om te luysteren door een gat van buyten
Al machmen met hem guyten.
Dan stelt hi zijn ooren iuysten te passe,
| |
[pagina 60]
| |
Al horkende hi nederwaerts nict;Ga naar eind419
420[regelnummer]
Sijn hooft so vol wints doorwasseGa naar eind420
Dat hem zijn herte bloet verscrict.
Dan gaet hi ende heeft te slapen ghemict;Ga naar eind422
Nochtans en can hi slapen in nachten drie oft vieren,
Maer - om deerlijc te verhalen - hi hem dan schictGa naar eind424
425[regelnummer]
Al zijn leedt in menigher manieren
Sonder bestieren.
Als hi dan te bedde leget dye ongheluckighe
En can hi slapen in gheender wijse.
Hi gaet hem weder cleeden als die druckighe
430[regelnummer]
Die gram uut sinen bedde rijse.
Steenen, versuchten is dan zijn ghijse,Ga naar eind431
Lamenterende clagende zijn ongheval.
Als hi dus is in desen avijseGa naar eind433
Comt hem te voren groot en smalGa naar margenoot+
435[regelnummer]
uuter liefden stal.
Over en weder, lancx en dwers der cameren
Ghaet hi, in hem selven al disputerende.
Hi en liet dan niet in, al quamere
Die vader die hem was genererende.
440[regelnummer]
Alleen ghaet hi dus arguerende
- Het schijnt oft daer twee oft drie bi een waren -,
Als een sot is hem selven abuserendeGa naar eind442
Ende binnen dien comt hem die dach verbarenGa naar eind443
Bider sonnen verclaren.
445[regelnummer]
Nu is dese minnaer van opstane quijte
want hi is op ende ghecleedt bi adventage.Ga naar eind446
Hi ghaet ter kercken al met iolijte
Sonder te dencken op gods ymage.
Hi weet die duere - en dat bi usage -
450[regelnummer]
Ende wanneer zijn lief sal misse comen horen.
Metten oghen wacht hi die passage
Ende volcht haer na - dat is verloren -,Ga naar eind452
Sijn uutvercoren.
Als si op haer platse is ghesetenGa naar eind454
455[regelnummer]
Dan ghaet hi daer een wandelinghe doenGa naar eind455
Ende voor haer omme, om dat si soude weeten
| |
[pagina 61]
| |
Sijnen ganck op dat niew fautsoen.Ga naar eind457
Thooft bernt hem van hitten als ist voor noen.Ga naar eind458
Hi gaet, hi keert, hi siet op haer,
460[regelnummer]
Hi en doet gheen ander ghebet noch orisoen
Tot datmen die misse beghint, voorwaer
Door die liefde eenpaer.Ga naar margenoot+Ga naar eind462
Alsmen dan die misse ghaet lesen
Recht voor haer hi een plaetse taect,Ga naar eind464
465[regelnummer]
Oft anders sal hi knielende wesen
Dat hise ansie in haar aenschijn naect.
Gheen arm mensche tot hem en gheraect
Hi en gheeft hem een aelmisse, dat sijt sie;
Maer seker, wat samblante dat hi maect,Ga naar eind469
470[regelnummer]
Tis al amoreuse ypocrisie
Tot allen tije.
Als dan die priester ter offerhande gaet staen,
Sy cust den stool; van vaer so beeft hiGa naar eind473
Datter een ander voor hem sal ghaen.
475[regelnummer]
Hi volcht haer ende achter haer sneeft hy.Ga naar eind475
Den stool ooc te cussen hem daer toe gheeft hi
Rechts daer si hem custen ter selver stede.
Hi wilde haer wel cussen - so lustelijc leeft hy! -
Behoudelijcken pays en vredeGa naar eind479
480[regelnummer]
Ter liefden rede.
Alsmen tonsen heere te celebreren clinct
Die oghen heeft hi altijt op haer altee.Ga naar eind482
Van gode hem niet met allen gedinct,
Nochtans siet hi voor hem twee.Ga naar eind484
485[regelnummer]
Hy knielt op sinen groten teeGa naar eind485
Ende neemt den paes alsomen plach,Ga naar eind486
Ende hi doetten haer cussen; het doet hem wee
Dat hise ooc niet cussen en mach
Altoos sonder verdrach.Ga naar eind489
490[regelnummer]
In zijn saken dunct hem ooc wel vryGa naar eind490
Dat hi van helen en swijghen heeft dye sciencieGa naar margenoot+
Ende datter ooc niemant omtrent en sy,
Die soude mercken zijn sotte experiencieGa naar eind493
Heymelijck, bi zijnder negligencie.Ga naar eind494
| |
[pagina 62]
| |
495[regelnummer]
So wilt hi die secreetste blijven
Behoudelijc ooc zijnder reverencie.Ga naar eind496
Men weetet al die stadt dore van sinen bedrijven
Al macht hem grijven.Ga naar eind498
Als si nu is uuter kercken ghetoghen,
500[regelnummer]
Metten oghen so gheleyt hise dan
Tot dat si is so verre - ongheloghen -
Dat hise niet meer ghesien en kan.
Dan ghaet hi knielen die allendighe man
Op die selve stede daer si sat;
505[regelnummer]
voorwaer hem dunct hi en scheyter niet van.
Die stede is emmers te beter wat,
Hi meendet plat.Ga naar eind507
Heeftse den outaer oft steen ghecust,
So doet hi ooc die sot verwaer.
510[regelnummer]
Daer na hem seer te ghane lust
Voorby der dueren zijns liefkens claer.
Siet hise, hi doet dan eere haer;
Hi gruetse ooc die bloeme vol iuechden
Om datse hem soude een gruete eenpaerGa naar eind514
515[regelnummer]
weder geven; dan is die sot in duysent vruechden,
Sijn sinnen verhuechden.
Dan ghaet hi eeten blijdelic overtallickGa naar eind517
Om dat hi haer stemme heeft ghehoort.
Hi en was in langhe niet so bevallickGa naar margenoot+Ga naar eind519
520[regelnummer]
want tegen hem selven spreect hijt dwoort
Ende segt: nu gha ic wandelen voort
Als een die blijdtste die mach leven.
Ende als hi is aldus in blijden accoort
Sendt hem minne wat troost benevenGa naar eind524
525[regelnummer]
Blijdelijck verheven.
Op dye strate uut vruechden van dezen propoosteGa naar eind526
wert hi singende, so sotten pleghen;
Elck - wie dat is, int west int ooste -
Maect hi blijde chiere onversweghen.Ga naar eind529
530[regelnummer]
Dit heeft hi bi die gruetenisse ghecregen
Ende ooc om dat hi ghemint te zijn waent.
Dus roept hi: maect vruecht in allen weghen!
| |
[pagina 63]
| |
Nochtans en was van hem niet vermaent
Maer uutgheplaent.Ga naar eind534
535[regelnummer]
Hi en blijft in dit propoost niet langhe.Ga naar eind535
Int ommesien bi avontueren
Merct hi eenen met oghen strangheGa naar eind537
Die gruet zijn lief te dier hueren.
Hem dunct dien so schoon van statueren
540[regelnummer]
Dat si hem mint ende hi haer weder.
Dies dunct hem van drucke therte schueren
Ende sit in desperacien weder neder
Door dit onweder.Ga naar eind543
Dan yerst vermaledijt hi hem selven
545[regelnummer]
Ende vloect der fortunen diet hem toesende:
Alle verdriet moet nu op mi welvenGa naar eind546
want mi minne bedrogen heeft ten ende.
Die liefste nu tot een ander wende,Ga naar margenoot+Ga naar eind548
Segt hi, om dat si een ander gruet na staet
550[regelnummer]
Ende elcken die si in duechden kende
Is si toghende een schoon ghelaet.
Hierom hi te claghen gaet.
Die bedructe minnaer seyt:
| |
[pagina 64]
| |
O Herte splijt in duyzent quartieren;Ga naar eind554
555[regelnummer]
Comt felle dyeren, wilt van manieren,
Verslindt mi als hongherighe ghieren
In dit bitter leet.
Ontdoet u speloncken barghen duwieren,Ga naar eind558
Brant tallen vieren heet int bestieren,Ga naar eind559
560[regelnummer]
Comt overvloyt mi alle rivieren
Wijdt ende breet.
Mijn bloedich zweet ben ic bereetGa naar eind562
Haer te schincken ghemengt met tranen heet;
Nemmermeer en vintse mi tot haerwarts wreet,
565[regelnummer]
Al smelt mijn lichaem ghelijc den wasse,
Non fortse, mocht icse noch eens dienen te passe.Ga naar eind566
O nacht wilt dijn duysterhedenGa naar margenoot+
Tot mijnder beden doch nu bestedenGa naar eind568
Ende laten den claren dach beneden,Ga naar eind569
570[regelnummer]
Oft mocht baten.
O bloemkens toocht dijn suete seden
Vol minnelijcheden seer net besneden,
Op dat dalder yentste schoonste van leden
uwen roecke mocht vaten.
575[regelnummer]
O suete vogelkens schoon boven maten,
uut caritaten en wilt niet aflaten
Maer singt in velden in bosschen in straten.
Ic haecke na tsoetste der honichraten.
Non fortse hoe ic druck in mi tasse,Ga naar eind579
580[regelnummer]
Mocht icse noch eens ghedienen te passe.Ga naar eind580
Mocht ic eens in haer herte gheraken
Met ghiften oft schoon minlijcke spraken
Oft ander saken, daer wildic om waken
Ter eeren van haer.
585[regelnummer]
Haer lieflijc opsien, haer bloesende caken
Mi therte doorblaecken en heel ontscaecken,Ga naar eind586
Niet wetende wat ic sal gaen maken
Duer dlijden swaer.
Haer aenschijn claer maect mi misbaer,Ga naar eind589
590[regelnummer]
Noyt grijf en ghinek mijnder herten so naerGa naar eind590
| |
[pagina 65]
| |
Als dit eenpaer, noyt sulcken vaer.
Dus liggick mat voor Venus outaerGa naar eind592
Van anxte zweetende ghelijc den dasse.Ga naar eind593
Och mocht icse noch eens ghedienen te passe.
595[regelnummer]
Princesse esse in mi verhevenGa naar margenoot+Ga naar eind595
Die mi doet leven int bitter sneven
Daer alle mijn vruecht bi is verdreven
Bi Venus rade.
Haer wetende herte gaet boven screvenGa naar eind599-600
600[regelnummer]
Haer toeghegheven, soot is beseven.Ga naar eind600
Al laetse mi dus suchten en beven
Verhardt int quade,
Nochtans so hopic op haer ghenade,
Te gheender smade icx haer en bade.Ga naar eind604
605[regelnummer]
Had icse thuys binnen der casse,Ga naar eind605:
Ic hope ic souse wel dienen te passe!
Al clagende dus totter noen den tijt besteet hy
Vol drucx int herte, alst Ialosie gheboot.
Ter tafelen sit hi maer luttel eet hy;
610[regelnummer]
Als hi soude drincken so neemt hi broot.
Op deser fantasien schootGa naar eind611
Brisselt hi broot voor hem metten handenGa naar eind612-613
In cruymen in stucxkens cleen en groot,
Als oft hi en hadde mont oft tanden
615[regelnummer]
Tot sijnder schanden.
Ten eynde, daermens niet en mercke,Ga naar eind616
Speelt hi met sinen voeten oft messe;
Die telioren, uuter fantasien wercke,
Die kartelt hi tot eender ghedenckenesse.Ga naar eind619
620[regelnummer]
Dus over maeltijt stelt hi der fantasien lesse.Ga naar eind620
Wech gaet hi sonder te segghen yet,Ga naar margenoot+Ga naar eind622
Fantaserende tot sinen ghetesse
In een vrij plaetse daer hem niemant siet
In zijn verdriet.
625[regelnummer]
Als hi hem dan alleene beseeftGa naar eind625
| |
[pagina 66]
| |
Verre van allen menschen, onbekent,
Int herte al sulcken druck hi dan heeft
Dat hi van tranen werdt al blent.
Dan verhaelt hi alle zijn torment.
630[regelnummer]
Hi roept hi claecht, zijn handen wringt hi,
Hi crijt hi karmt, hi loopt hi rent,
Hem selven met desen vernoye dwingt hi,Ga naar eind632
Dus niet en singt hi.
In deser desperacien wanckelt hi
635[regelnummer]
Ende segt hoe hi sinen last bestierdeGa naar eind635
Maer uuten rechten weghe scranckelt hi.Ga naar eind636
Twaer vrij die saghe hoe hi hem tierdeGa naar eind637
Segghende: lief die mijn herte regierde,
Heb ic u ghelochent, ic roep weder ghenade.
640[regelnummer]
Ende al dat hi oyt versierdeGa naar eind640
Dat wederroept hi vroech en spade
Sonder versmade.
Als hi aldus langhe heeft gemaect misbaer
Dat hi noch achter noch voren kan,
645[regelnummer]
Dan werdt zijn herte van drucke swaer.
Een nieuwe maniere neemt hi dan an:
Al stille so gaet hi sitten dan
In ghepeyse met eenen swijghenden gheeste,
Al waert een steen, niet als een man;Ga naar margenoot+
650[regelnummer]
Maer sonder memorie, als een beeste
Smaect hi den keeste.Ga naar eind651
Daerna vergadert hi zijn fantasien binnen
Een huere oft twee, ende corts na dien
Sprinct hi uut sijnder frenesien sinnenGa naar eind654
655[regelnummer]
Ende segt, hi wil zijn lief gaen vrijen
Ende segghen haer om zijn bedijenGa naar eind656
Al zijn meenen, ende hem daer in vercloecken;Ga naar eind657
Al soude hi sterven ende zijn siele spijen,Ga naar eind658
So sal hi troost an haer versoecken,
660[regelnummer]
Al sou hijt scrijven in boecken.
Dese arme druckighe buten keereGa naar eind661
Comt in vruechden bi die schone fiere
Ende die katijf schaemt hem so seereGa naar eind663
| |
[pagina 67]
| |
Dat hi starft van dorste biden riviere;Ga naar eind664
665[regelnummer]
Vol van vruechden menighertiere
Bi sinen medecijnen starft die katijf.
Hi en ghecrijcht vruecht in gheender maniere,
Diet niet en derre versoecken stijfGa naar eind668
An maecht an wijf.
670[regelnummer]
Hi sit bi haer so bedruct, hi en weet niet hoe,
Sonder te segghen een enckel woort.
Binnen dien comt daer yemant toe
Van haer kennisse, diese verstoort.
Dan heeft hi pijne ende gheen confoort,
675[regelnummer]
Het berout hem dat hi niet en seyde,Ga naar eind675
Hi vloect hem selven rechtevoort
Dat hi zijn woorden niet bat en beleydeGa naar eind677
Eer hi scheyde.Ga naar margenoot+
Dan neemt hi oorlof ende hennen ghaet,
680[regelnummer]
Druckich met allen int herte ende gramGa naar eind680
Ende in hem selven so overquaet
Dat hien vloecte, die hem overquamGa naar eind682
Ende die hem zijn lief te spreken benam;
want had die ghedaen, hi had gheseytGa naar eind684
685[regelnummer]
Het lijden, dat hi rechts als een lamGa naar eind685
Verdraecht in groter kettivicheyt,Ga naar eind686
Al sonder bescheyt.Ga naar eind687
Menichwerf gaet hi in desen state
Sonder te ontdecken wat hem deert.
690[regelnummer]
Dan ghaet hi weder met droeven ghelate
Ten huyse daer hi te zijn begheert.
Teghen hem comt die bloeme weert,
Die welcke heeft coudt als hijt heeft heet;
Ende si seyt: vrient, segt mi u begheert,
695[regelnummer]
wat mach u deren? dat ict doch weet
Trechte bescheet.
Al comt hi dan bi haer te spreken
Ende seghet dan zijnder herten gheschilleGa naar eind698
Ende al dat hem op haer mach ghebreken,Ga naar eind699
700[regelnummer]
- Maer hi mocht wel swijghen stille -Ga naar eind700
Sy en darf hem niet troosten, sy en wille.Ga naar eind701
| |
[pagina 68]
| |
Want een vrou vol solaes can vruecht ontknopen;Ga naar eind702
Die is wel werdt - tsy Barbara oft Hille -
Datmense ten hoochsten prijse sal copen
705[regelnummer]
En schencken den wijn met stopen.
Dan is hi weder bescaemt en gaet drupen,Ga naar margenoot+Ga naar eind706
Van scaemten en weet hi wat beghinnen;
Hi gaet fanteserende lancx der straten crupen,
Hi waent missen zijn vijf sinnen.
710[regelnummer]
Dit doet die bloetheyt zijnder herten binnen.Ga naar eind710
Dus loopt hi achter na, dul en desperaet,Ga naar eind711
want noyt bloede herten schoon vrou bekinnen.
Dus blijft hi altijt in druckighen staet
Inder minnen graet.Ga naar eind714
715[regelnummer]
Dus die minnaer sinen tijt verslijdt verquist hi,
welcken tijt een seer costelijck iuweel is.
Hi waent ghemint te zijn, maer dicwil mist hi.
Hi vergheet gods ende al dat zijnder sielen deel is,
Hi en denct niet eens wat dat hemels prieel is,
720[regelnummer]
Daer eewelijc in vruechden salt leven zijn.
Hi denct niet: storf hi so in der minnen gareel, wis
Hi soude hier in pijnen ende eewelijc in sneven zijn,
In dat bitter beven zijn.
Dactoer:Ga naar eind724
[houtsnede, voorstellend een man met baard, identiek met fol. 19r figuur links.] 725[regelnummer]
AL is hier gheseyt van venus scholieren,Ga naar eind725
Dye meeskens en vroukens hier ooc behoren;
want dye meeskens hebben veel vremde manieren,
Die op dees knechtkens vermutsen, verdoren.Ga naar eind728
Si segghen suetelic: ‘mijn lief vercoren’,
730[regelnummer]
Tot dat sy int net al heel zijn ghestrect.
Dan gaetmen helsen en cussen sonder vaer,Ga naar margenoot+
Haer hertekens werden dan totter minnen verweet;
| |
[pagina 69]
| |
Dan wert daer ooc Venus outaer ontdect.Ga naar eind733
Tis dan al ‘liefken hier, liefken daer’,
735[regelnummer]
So dat si ten laetsten worden versuft van sinnen.
So sterck worden si gewortelt in Venus minnen.
Noch hebben dees meeskens practikiger vondenGa naar eind737
Also ic hier sal ghewaghen.
Connen si haer lief niet spreken met monden,
740[regelnummer]
So ghaen sijt eender coppellersse claghen;
Die coppeltse tsamen na haer behaghen.
Dan is dat hert in sulcken vierigen haken
Dat si noch eeten noch drincken en connen verdragen;
Noch opt bedde en connen si slapen noch waken.
745[regelnummer]
Also seer zijn si in liefden verblint
Dat si alle vruecht ende blijdtscap beswijkenGa naar eind746
Ende worden door liefde dicwil gheschint
Want si dan suecken menigerley practijcken.
O Venus scolierkens, vrouwen en mans,Ga naar eind749
750[regelnummer]
Siet toe in tijts, dat soudic u raden.
Verdoet niet so lichtelijc u goet te hans,Ga naar eind751
Tsal u in u oudtheyt wel comen in staden.
Dat regiment van ontrouwen wilt versmaden.
Denct doch hierom - so sidi vroet -:
755[regelnummer]
Wildi in Venus armkens baden,
Met eenen cleenen cost neemt uwen spoet;Ga naar eind756
Leeft niet so costelijc met overmoetGa naar eind757
Dat ghi in u oudtheyt niet en wert versteken;Ga naar eind758
Houdt u ghelt, so crijchdi moetGa naar eind759
760[regelnummer]
Teghen die daghen als u oghen leeken.Ga naar margenoot+
Men seyt: int eynde wert den last ghekeeken.Ga naar eind761
| |
[pagina 70]
| |
Dat meesken, vermutst met sueten accoorden,Ga naar eind762
Seyt: den raet is goet met den woorden,
MAer contrarie der natueren ist quaet om wercken.
765[regelnummer]
Want waer liefde invliecht met vollen vlerckenGa naar eind765
Daer en mach gheen ander liefde in snerckenGa naar eind766
Noch ionstich bemercken van anderen sijden.Ga naar eind767
Natuerlijcke liefde en kans niet ghelijden,
Lief moet die weerste zijn tallen tijden
770[regelnummer]
Om sins verblijden; al ben ic nu truerlijck
Door tverlies mijns liefs, ic blijf gheduerlijc.Ga naar eind771
Niemant en weet wat cracht dat liefde geeft.
Also langhe alsmen tghebruycken heeft
Der liefden zijns liefs, so en smaectmens niet;Ga naar eind774
775[regelnummer]
Maer als tghebruycken van liefden sneeft,
Merct dan hoe rouwich dattet herte leeft,
Daermen goede liefde in haren fluer siet.
Ist anders dan een eewich verdriet?
Tis mi gheschiet, vliet trueren vliet.
780[regelnummer]
In swaren ghepeyse so leyt onrastelijcGa naar margenoot+Ga naar eind780
Hert, sinne, memorie; druckich verborghenGa naar eind781
Anxt veriaecht mijn hope vastelijc.Ga naar eind782
| |
[pagina 71]
| |
Des ic als desperaet moet sorghen.Ga naar eind783
Dontrouwe mijns int herte seer lastelijcGa naar eind784
785[regelnummer]
Heb ic in mi avont en morghen,
Al sout verworghen; dus moet ic suchten en bevenGa naar eind786
Ende clachtelijc roepen in al mijn leven:Ga naar eind787
OCh god dye alle herten kent,Ga naar eind788
In wat nooden ben ick nu ter tijt!
790[regelnummer]
Noyt vrouwe en leedt swaerder torment
Dan mijn arme herte nu en lijdt.
Gave hy mi troost, ick ware verblijdt,
Dien ic minne ende seer vrese te verliesen.Ga naar eind793
Van grooten drucke mijn herte splijdt:
795[regelnummer]
Ic en sal voor u gheen ander kiesen.
Gherechtighe liefde is in mi ghesticht.Ga naar eind796
Uut groter liefden moet ic dit scriven,
Om uwent wille heb ick dit ghedicht,
Och lief mocht mi u ionste becliven.Ga naar margenoot+Ga naar eind799
| |
[pagina 72]
| |
800[regelnummer]
Ic en weet van rouwe wat bedriven,
Van minnen sal ic mijn sinnen verliesen;
Al soudick mi selven daerom ontliven,
Ic en sal voor u gheen ander kiesen.
Ander en kiese ic nemmermee
805[regelnummer]
Al soudicker om sterven duysentich dode.
Van liefden doet mi mijn herte so wee.
Troost mi doch door die liefde van gode,
Lijf en siel staet tot uwen ghebode.
Van minnen sal ic mijn sinnen verliesen.
810[regelnummer]
Troost mi lief, ic ben in node;
Ic en sal voor u gheen ander kiesen.
Och lief mach ic teghen u niet spreken
So is mijn hopen al ghedaen;
Van liefde sal mi mijn herte breken,
815[regelnummer]
Van rouwe so en weet icx wat aenghaen.Ga naar eind815
U lieflicheyt hevet mi al ghedaen,Ga naar eind816
Van minnen sal ic mijn sinnen verliesen.
Al soudicker die doot voor ontfaen,
Voor u en sal ic gheen ander kiesen.
820[regelnummer]
Wat hebbic menigen heeten traen geweent
Daer mi natuerlijcke liefde toe dwanck.Ga naar eind821
Nochtans was u herte alsoe versteent
Dat ghi u verblijde als ic was cranck.
O god almachtich, ic neemt in danck.
825[regelnummer]
Van minnen sal ic mijn sinnen verliesen,
Laeft mi lief met troostigen dranck,
Ic en sal voor u gheen ander kiesen.
Och is dit die trouwe, is dit die duecht,Ga naar margenoot+Ga naar eind828
Is dit mijn goede vrientscap reene,
830[regelnummer]
Is dit den troost van mijnder iongher iuecht
Die was tusscen ons beyden alleene?
Ic mach wel claghen met swaren weene,
Van minnen sal ic mijn sinnen verliesen,
Troost mi lief ende latet u ghaen te beene,Ga naar eind834
835[regelnummer]
Voor u en sal ic gheen ander kiesen.
| |
[pagina 73]
| |
Prince
Daerom, princesse, alle ghi amoreuse sinnen,
Als ghi wilt minnen, mint al met mate
Ende laet u liefde aldus niet volkinnen.Ga naar eind839
840[regelnummer]
Ic hebber bi gheleden grote achterbate,
Ic lope ghelijc een hont lancx ter strate,Ga naar eind841
Van minnen sal ic mijn sinnen verliesen.
Gheeft mi troost dien ic niet en verlate,Ga naar eind843
Want voor u en sal ic gheen ander kiesen.
845[regelnummer]
Een remedie ende raet tegen die mutseGa naar margenoot+Ga naar eind845
GHi iongers die metter mutsen sijt gequelt,
Ghi verslijt deerlijc hier uwen tijt.
Ghi en kunt eeten noch drincken, so sidi ontstelt,
Slapen noch waken, tis cleen profijt.Ga naar eind849
850[regelnummer]
Maer ghi die metter mutsen beladen sijt
Doet altijt vrij na Ovidius leeren:
Gheen beter remedie ter werelt wijt
Dan met veel ander vrouwen te verkeeren
En goede chiere maken - om drucx verneeren -Ga naar eind854
855[regelnummer]
Met goet gheselscap na elcx behaghen
Daer men alle vruecht bi mach vermeeren.
| |
[pagina 74]
| |
Dus doende suldy seer die mutse veriaghen
Die ghi muecht hittelijc int herte draghen.
WIldi die mutse gheestelijc wederstaenGa naar margenoot+
860[regelnummer]
Om uwer sielen profijt te beiaghen
En dat ghi muecht den oppersten loon ontfaen
- Die ghebeten is, hoort doch na mijn vermaen! -Ga naar eind862
Hier in dees werelts wilde woestijne,
Wildi der mutsen gheheelijck vry ontghaen
865[regelnummer]
Wacht u voor Scorpio met sinen fenijne;
Tserpent het biedt u wel vrientscap, mer ten fijneGa naar eind866
Met sinen sterte soudt u seer steken.
So is die mutse oock van mijneGa naar eind868
Voer ghenuechlijc, achter vol ghebreken.
870[regelnummer]
Ten laetsten so brengtse u in die helsche beken
En u siele moeter eewelijck voor blaken.
Dan loopt ten serpente - hoort mi nu spreken -
Dat Moyses van metale de makenGa naar eind873
| |
[pagina 75]
| |
Waer bi dat ghenasen voor alle saken
875[regelnummer]
Die van den serpenten waren ghebeten.
So moeti ooc u pijnen te gherakenGa naar eind876
Biden gecruysten Ihesum, en hem niet vergheten
Die ghecruyst ghepassijt is onghemetenGa naar eind878
Duergheeselt duerwont ende seer mismaect.
880[regelnummer]
Om onsent wille is zijn herte doorreten,
Als Moyses serpent ghehangen aent cruce naect.
Ghi die vander felder mutsen sijt gheraect
Denct op Cristus passie, zijn dierber wonden,
Vander vleeslijker mutsen wordi ontbonden.
885[regelnummer]
Alle minnaers wilt hier op dincken nu,
Ihesus sal zijn rijcke daer vuer schincken u.
Amen
Gheprent bi mi Ian van DoesborchGa naar margenoot+
Anno .M.CCCCC.xvi. int be-
ghin van Iunio der maent
[houtsnede van het drukkersmerk] | |
[pagina 76]
| |
|