Gezelliana. Jaargang 1
(1970)– [tijdschrift] Gezelliana (1970-1986)– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Boets
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
basis heeft gelegen van de versie uit de GvK. (De versie van RdH. dateert van 18 juli; die van de Vl.Vl. verscheen in het paasnummer van dat ts., blz. 76; beide zijn dus van latere datum.) Onder de tekst staat, evenals in RdH., de aankondiging: ‘Die begeerig zouden zijn als gedenkenisse die verzen te bezitten, kunnen ze bekomen, net gedrukt en op vast papier ten prijze van 15 centimen.’ In de SBK is zulke plano bewaard (Gezellearchief, doos 1, map: Gedichten en publikaties). Op die plano, gedrukt bij Eug. Beyaert, komt, evenals in de Vl.Vl., onder de tekst de datering voor: ‘Kortrijk, den 9 Maarte 1882’.
Op 9 maart las de dichter de tekst dus tijdens een receptie waarop de onderpastoors waren uitgenodigd. De aantekeningen die P. Allossery aan dit gedicht wijdt in Jub. LER, blz. 240, bevatten derhalve enkele onnauwkeurigheden. Een bewering of veronderstelling van Walgrave (Het leven van GG, dl. II, blz. 84) overnemendGa naar eind(1) en het Jaarboek van het Davidsfonds voor 1883 (blz. XXXVI) ten onrechte als getuige inroepend, besluit P. Allossery dat Gezelle het gedicht zou voorgelezen hebben op de eerste vergadering van de Davidsfondsafdeling van Kortrijk waarop de deken aanwezig was en hij voegt erbij dat die vergadering plaats vond op 9 maart. Welnu, uit het bovengenoemd uittreksel uit de GvK. blijkt dat Gezelle zijn gedicht las op 9 maart tijdens een vergadering van de onderpastoors. Uit dezelfde GvK. van 8 en 22 juli (VII, nr. 27, blz. 2, b en VII, nr. 29, blz. 2, b-c) vernemen we dat het Davidsfonds te Kortrijk op 18 juli en niet op 9 maart hulde bracht aan de nieuwe deken. Het verslag van 22 juli is expliciet op dit punt: het was de eerste keer dat de deken op een Davidsfondsvergadering aanwezig was. We laten hier enkele uittreksels uit dit door Th. Sevens gemaakt verslag volgen omdat het ook om andere redenen voor de Gezellestudie van nut kan zijn:
‘Het feest, ingericht door de Kortrijksche afdeeling van het Davidsfonds, ter gelegenheid van het eerste bezoek van den Z.E.H. Roets, pastoor-deken, is onder alle opzichten allerbest gelukt.
Een talrijk en uitgelezen publiek vulde heel de groote zaal der Sint-Maartensschool. Het muzikaal gedeelte was goed samengesteld en verwekte de geestdriftigste toejuichingen. Intusschen hebben wij dikwijls bemerkt, dat de vaderlandsche stukken het best verstaan en genoten worden. Dit was ook het geval met Kerlingaland. Dank aan de HH. Deblock, Vermander, Pringiers en De Bo, voor hunnen hooggewaardeerde medehulp! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Heer Verriest wenschte in eene korte, gespierde aanspraak den nieuwen eerevoorzitter welkom, en drukte tevens op het doel van het Vlaamsch-Katholijke Davidsfonds, tegenover het Vlaamsch-Geusche Willemsfonds.
Den Eerw. Heer Gezelle gaf eene van die door en door vlaamsche voordrachten, waarvoor hij alleen het talent bezit. De geleerde redenaar handelde over onze spreekwoorden. Hij deed verstaan, dat er verschil is tusschen woorden en spreekwoorden, gelijk er verschil is tusschen zeggen en spreken. Er zijn spreuken, doch alle spreuken zijn geene spreekwoorden. De spreuk kan waar zijn of niet; het spreekwoord is eene kunstige wending, die altijd eene waarheid verbergt. Soms zijn die waarheden zelfs onbermhertig. Dit alles was doorvlochten met lachwekkende vertellingen, met geestige en puntige gezegden. Wij hopen, dat de befaamde dichter nog meermaals de leden van het Davidsfonds op zulke voordrachten zal vergasten; de goede zaak kan er slechts bij winnen!’
Tenslotte hield de deken zelf een vlaamsgezinde toespraak, waarin hij o.m. zei dat hij gaarne het erevoorzitterschap van de Davidsfondsafdeling aanvaardde ‘dewijl het Davidsfonds den Franschen zin bestrijdt’. Met de zang van De Vlaamse Leeuw werd de vergadering besloten.
In het verslag is er dus geen spraak van het gedicht Een dapper man was hij; aangezien het de eerste keer was dat deken Roets de vergadering bijwoonde en dat die vergadering op 18 juli, dus vijf maanden na zijn benoeming en derhalve na de dood van Van de Putte, plaats vond, mogen we wel besluiten dat de versie van de GvK. niet alleen een juiste, maar ook de enig juiste moet zijn. Dit is des te waarschijnlijker als we in het hierboven reeds vermelde en door P. Allossery als bewijsplaats aangevoerde Algemeen verslag over de werkzaamheden van het Davidsfonds (1881-1882) door Fr. De Potter, Algemeen Secretaris, wat Kortrijk betreft i.v.m. het aanstellingsfeest van de nieuwe erevoorzitter, enkel het volgende lezen: ‘Te dier gelegenheid spraken de heer voorzitter Verriest en de eerw. heer Guido Gezelle.’ (Jaarboek van het Davidsfonds voor 1883, blz. XXXVI). Op 9 maart las de dichter dus het gedicht Een dapper man... tijdens de vergadering van de onderpastoors; tijdens de Davidsfondsvergadering waarop Roets tot erevoorzitter werd benoemd, hield de taalkundige een lezing.
Maar Gezelle heeft nog andere gedichten gemaakt ter gelegenheid van de aanstelling van Roets tot deken van Kortrijk. En wel een viertal. Drie ervan werden door Baur gebundeld, maar geen enkel werd door hem met deken Roets in verband gebracht; een ervan is bij mijn weten tot op heden onbekend gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op zat. 25 maart 1882 lezen we in de GvK. (VII, nr. 12, blz. 2, d): ‘Zondag 26 dezer begroet men den zeer eerweerden Heer Roets, onzen nieuwen deken, met het volgend liedtje, op den voois van Haydn, no 6, in 't Boekske van Sint Franciscus, gezeid de Bosse:’. Volgt dan het gedicht dat Baur ongedateerd en met als titel Deken Roels in ‘De Bosse’ (Roels met een l), heeft gebundel (dd. III, blz. 732 v.). We laten het hier volgen en doen het vergezeld gaan van de regels uit de dd. die een variante bevatten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit lied werd dus gezongen op een bekende wijze tijdens het eerste bezoek van de nieuwe deken aan de vereniging der - zoals we in de GvK. van 1 april lezen - ‘deugdzame werklieden’ in ‘het lokaal der Societeit van de H. Franciscus Xaverius’, ook de Bosseniers genoemd. ‘Rond de 200 leden van die treffelijke en christelijke huisvaders... waren... in hunne prachtige en rijk versierde zaal vergaderd’. ‘Gezangen en redevoeringen, opschriften en versieringen, alles sprak op eene treffende wijze; alles deed met recht peizen: Mochten alle werklieden gelijk zijn aan die brave Bosseniers, Kortrijk zou een aardsch Paradijs zijn’. M.P. Christiaens, ‘prefekt van de Societeit’, en de deken spreken de vergadering toe en het feest eindigt met ‘nog een tweede koorgezang’ (GvK. VII, nr. 13, zat. 1 april, blz. 2, a-b). Het eerste ‘koorgezang’ was wel het lied dat Gezelle maakte, maar daarover wordt in het verslag niet meer gesproken, het was immers de week voordien verschenen; wie het tweede maakte, wordt niet gezegd, en de tekst ervan wordt niet meegedeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een maand later, nl. op zondag 7 mei, bezoekt de deken de patronaten van de H. Germana en van de H. Katharina. In beide vergaderingen wordt een aangepast lied gezongen. In het verslag dat op zat. 13 mei in de GvK. verschijnt, worden ze zonder auteursnaam opgenomen. Het eerste, gezongen in de vergadering van de Germeintjes, nl. Welkom! klonk het klokmetaal, werd door Baur niet gebundeld, wel het tweede, De Meimaand wordt geprezen, dat waarschijnlijk, zoals we hieronder zullen zien, door de Kathrientjes werd gezongen. Daarenboven laat Baur in zijn dundruk bij De Meimaand... een ander ‘onvoltooid’ gedicht aansluiten, nl. Wees welkom met de Meimaand (dd. III, blz. 179). Boven dit laatste plaatste de tekstbezorger de titel Hetzelfde, wat wil zeggen dat het zoals het voorgaande betrekking heeft op de Inhaling van een deken, titel die boven De Meimaand... staat. Het gedicht Wees welkom werd zonder enige twijfel ook door de werkmeisjes gezongen, of was althans bestemd om door hen gezongen te worden (zie 2de strofe, rr. 1-3) tijdens de meimaand (zie r. 1) ter gelegenheid van de inhaling van een deken (zie r. 8).
Nu zou men de vraag kunnen stellen, waarom Baur het eerste gedicht Welkom! klonk het klokmetaal niet opgenomen heeft, terwijl hij De Meimaand wordt geprezen wel bundelde. Het is nochtans duidelijk gezelliaans van allure en regel 5 uit de 2de strofe (‘Brugge en Iper’) verwijst onmiskenbaar naar de maker van de 3de regel uit de 3de strofe van Deken, gegroetGa naar eind(2). In geen geval kan men uit die leemte in de dundruk besluiten dat het volgens Baur niet van Gezelles hand zou zijn. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij het niet eens onder ogen gehad. Hij heeft alleszins geen inzage gehad van het hier besproken verslag uit de GvK., waar de twee liederen samen voorkomen, anders zou hij geweten hebben voor welke deken De Meimaand wordt geprezen werd gemaakt, en zeker zou hij dan niet nagelaten hebben het te dateren. - Ik zou willen veronderstellen dat Baur ergens de hss. heeft aangetroffen van De Meimaand.... en van het onvoltooide Wees welkom, en vervolgens dat dit laatste door Gezelle niet voltooid werd, maar vervangen door Welkom! klonk het klokmetaal, waarvan dan het hs. niet samen met de andere twee bewaard bleef. Omdat hij ook licht kan werpen op de avondscholen te Kortrijk, en meer in het bijzonder op de Kathrientjes, het patronaat waarin Gezelle zo bedrijvig is geweest, laten we de tekst van het verslag uit de GvK. van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13 mei (VII, nr. 19, blz. 2, b-c) hier bijna in extenso volgen. Zodoende wordt tevens niet alleen het gedicht dat hier voor het eerst wordt meegedeeld, maar ook een reeds gekend in zijn ‘natuurlijk milieu’ geplaatst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Avondscholen.Zondag laatst heeft de zeer eerweerde Heer Deken de twee Patronagen of Avondscholen bezocht, te weten van Sinte Germane, in de oude Capucinen kerke, en van Sinte Kathrine, in Bersaques Poorte. In beide avondscholen was de zeer eerweerde Heer Deken verwacht door de eerweerde Heeren Directeurs, de Meesteressen, en van twee tot drie honderd Kortrijksche werkmeiskes, uit de spinderijen van Mijnheer Goethals, aan de Gentsche poorte, van Mijnheer Bautry, aan de Gaze, en van verschillige andere fabrijkheeren. De woorden die de zeer eerweerde Heer Deken aldaar gesproken heeft en kunnen maar zoo wel gepast zijn, 't zij om de nuttigheid van de avondscholen te doen verstaan, 't zij om de werkverleenende Heeren fabricanten te loven, 't zij om de Bestierders en de Meesteressen goed te keuren en aan te moedigen, 't zij om de kinders tot oppassende dankbaarheid en treffelijk gedrag te vermanen en te bewilligen. De kinders van de twee avondscholen hadden natuurlijk blommen, aanspraken en gezangen gereed, om hunnen zeer eerweerden Bezoeker te verwellekomen. De gegroeide en de gebloeide blommen zullen allichte geslokerd en vergaan zijn; de dicht- en taalblommen mogen hier bewaard blijven, om die 't leest de schoone feeste en de beteekenisse ervan nog lang nadien indachtig te maken. De zeer eerweerde Heer Pastor van O.L. Vrouwkerke vereerde beide bezoeken met zijne tegenwoordigheid. De aansprake was als volgt:
Zeer eerweerde Heer Deken.
Ik ben belast, in den name van de avondschole, aan uwe Eerweerdigheid deze blommen op te dragen, en U daarbij te zeggen dat Gij hier hertelijk welgekomen zijt. De blommen, die dezen wellekom beteekenen, en zijn geen kostelijke, maar 't zijn ware; de woorden, die dezen wellekom uitspreken, en zijn geen schoone, maar 't zijn rechtzinnige: aanveerd ze dan, zeer eerweerde Heer Deken, is 't dat Gij ons wilt veel eere aandoen en tot groote dankbaarheid verplichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste liedtje: Welkom! klonk het klokmetaal,
uit den torre al in de verte,
en 't weêrklonk uit ieder herte:
Welkom, welkom, honderdmaal!
zonder iemand uitgenomen,
ieder wenscht u welgekomen,
iedereen is hier verblijd
omdat ge onze Deken zijt.
't Wordt gezeid, Eerweerde man,
dat wij, arme werkmanskinderen,
in U eenen Vader vinden,
en de preuven zijn daar van:
Brugge en Iper brengen 't uit en
Kortrijk zegt het overluide,
en daarom, Eerweerde Heer,
welkom, welkom, nog nen keer!
God beware u langen tijd,
God beware u lange jaren,
vrij van ziekten en gevaren,
frisch en kloek, lijk gij nu zijt,
voor 't geluk van deze stede,
voor Germana's welzijn mede:
oh! wij wenschen 't al te gaâr
blijf te Kortrijk honderd jaar!
Het andere:...’
Volgt dan, met enkele minieme varianten, het gedicht De Meimaand wordt geprezen zoals Baur het in zijn dundruk heeft opgenomen (III, blz. 178 v.; varianten zijn: I, 7: spreken,; II, 4: al waar; III, 2: onthouden 't geen wij zien; IV, 2: uw; IV, 4: mêe:). Dit tweede gedicht (of het geheel?) wordt dan als volgt besloten: ‘Handgeklak, geroep van: Leve onze Deken! Viva Sente Cathrine! en bleef er niet te kort. Mogen de wenschen van de kortrijksche werkmeiskes verwezentlijkt en verhoord worden!’ De aanwezigheid van de H. Katharina na het tweede en die van de H. Germana in het eerste gedicht, wijst wel naar de respectievelijke patronaten waar de gedichten thuishoren: de Germeintjes en de Kathrientjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SamenvattingTijdens deze exploratie van enkele nummers van de GvK. hebben we
1o vijf gelegenheidsgedichten van Gezelle met de inhaling van deken Roets in verband kunnen brengen, terwijl er tot op heden slechts een enkel als dusdanig bekend was. Vervolgens hebben we
2o i.v.m. het bekende gedicht Een dapper man was hij... (Jub. LER, blz. 141) iets nieuws kunnen meedelen en enkele onnauwkeurigheden rechtzetten: het werd gelezen op 9 maart tijdens een receptie van de onderpastoors, en tijdens de vergadering van de Kortrijkse Davidsfondsafdeling op 18 juli hield Gezelle een lezing over spreekwoorden. De publikatie in de GvK. was de eerste na de plano, ze ging een hele tijd aan de twee bekende (RdH. en Vl.Vl.) vooraf.
3o Het gedicht Deken, gegroet (dd. III, blz. 732) hebben we kunnen dateren, aan deken Roets i.p.v. deken Roels toekennen (wat met de datering verband houdt), en enkele belangrijke, blijkbaar latere varianten kunnen meedelen.
4o Het gedicht De Meimaand wordt geprezen (dd. III, blz. 178 v.) hebben we aan deken Roets kunnen toekennen en dateren.
5o Het onvoltooide Wees welkom met de Meimaand (dd. III, blz. 179) hebben we eveneens aan deken Roets kunnen toekennen en dateren.
6o Het gedicht Welkom! klonk het klokmetaal hebben we kunnen identificeren en bekend maken. |