[Inleiding]
Literatuur laat sporen na, op het papier en in de geest. Die sporen komen dikwijls opnieuw terecht in literaire werken, vormen een echo die zich voortzet en teksten beïnvloedt. De echo van Guido Gezelle valt nog steeds te horen.
Grote namen uit de Vlaamse literatuur noemden Gezelle als voorbeeld en inspiratiebron: Karel Van de Woestijne, Paul van Ostaijen, Hugo Claus. Van Ostaijens Gezelle-receptie kwam in Gezelliana al uitgebreid aan bod, in dit nummer bekijkt Peter Theunynck Van de Woestijnes affiniteiten met Gezelle en Paul Claes onderzoekt die van Claus, telkens aan de hand van één gedicht. Ook in het Noorden vallen echo's te horen, zij het dikwijls minder ostentatief. Gillis Dorleijn ziet overeenkomsten met Kees Ouwens, Geert Buelens bekijkt de landelijke poëzie van H.H. Ter Balkt en Dietlinde Willockx leest de natuurpoëzie van Huub Beurskens met Gezelle in het achterhoofd. Odile Heynders kijkt over de taalgrenzen heen naar Rilke en Erik Spinoy keert terug naar Vlaanderen met een weinig voor de hand liggende keuze: Herman De Coninck.
Ook in recente poëzie en proza blijkt Gezelle aanwezig. We selecteerden een aantal gedichten en prozafragmenten waarin hij een rol speelt of waarin allusies zijn te vinden op zijn poëzie. Pol Hoste en Huub Beurskens waren zo vriendelijk ons nieuw werk te bezorgen, dat hier wordt voorgepubliceerd.