| |
| |
| |
Bibliografie 1997
1. Zelfstandige publicaties
C. D'haen, Het Schrijverke. Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1997, 219 blz.
Christine D'haen verzamelde de resultaten van haar jarenlange studie van het corpus poëziehandschriften van Gezelle. Zij presenteert de transcriptie en analyse van 16 gedichten. Daar zijn ook een aantal nog niet gereconstrueerde gedichten bij. Soms herziet D'haen een datering en meestal onderzoekt ze ook thematische en esthetische aspecten. In alle gevallen verkent ze de psychogenese van de behandelde gedichten.
G. Gezelle, Bloemlezing uit de poëzie van Guido Gezelle. (sam.) P. Couttenier. Gent, Poëziecentrum, 5e druk, 1997, 301 blz.
Herziene druk van de bloemlezing Mijn dichten, mijn geliefde door Piet Couttenier in de reeks Dichters van nu van het Poëziecentrum.
R. Lagrain, Nog twee Gezelliana: een identificatie en een zelfstandige publicatie. Brugge, Eigen beheer, 1997, 24 blz.
Lagrain heeft de verso-zijde gevonden van het bidprentje met het zielgedichtje ‘Het lag gebundseld en gebonden door de dood’, geschreven voor de koorknaap Karel De Muynck (1867-1878). Zich baserend op archiefmateriaal, verschaft hij uitleg bij het gedicht en bij het leven van De Muynck. Ter gelegenheid van het vijfentwintigjarige priesterschap van kapelaan Ludovicus Gentilis van Saceghem. werd een gedachteniskaart uitgegeven waarvoor Gezelle het gedicht ‘Caplaan van 't Heilig Bloed’ schreef. Lagrain duidt aan waar het gedicht te vinden is. In de appendix verduidelijkt hij de kerkelijke gebruiken in het koor.
J. Vanhecke, De flandriens van Hugo Verriest: van Gezelle tot Streuvels. Antwerpen, Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, 1997, 81 blz.
Deze catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het amvc schetst de West-Vlaamse beweging aan het einde van de negentiende eeuw. Er wordt gefocust op Hugo Verriest maar er is ook veel aandacht voor Ge- | |
| |
zelle en Rodenbach. Ook voor minder belangrijke figuren wordt plaats gemaakt.
A. De Vos, Gezelles ‘Gouden eeuw’: de Zuidnederlandse zeventiende-eeuwse literatuur in het werk van Guido Gezelle. Leuven, Peeters, 1997,485 blz.
Zie de bespreking door J.J.M. Westenbroek in Gezelliana 9 (1997), 106-114.
| |
2. Bijdragen in tijdschriften, handboeken en bundels
N. Bakker, ‘Bezig met taal: Guido Gezelles Woordentas en een proeve van bewerking’, in: Gezelliana 9 (1997) 1-2, 82-91.
Nienke Bakker brengt verslag uit van haar werk met de Woordentas. Ze heeft het daarbij onder andere over Gezelles ordeningsprincipes en over de bronnen die zij zelf heeft gebruikt. Ze benadrukt de waarde van de Woordentas voor lexicografisch onderzoek en dialectstudie. Ze vult haar uiteenzetting aan met enkele lemmata die ze uit de Woordentas distilleerde.
P. Couttenier en A. De Vos, ‘Bibliografie 1996’, in: Gezelliana 9 (1997) 1-2, 117-123.
C. D'haen, ‘Gezelles striptease’, in: Restant 23 (1996-1997) 3-4 (1997), 57-60.
De auteur onderzoekt de beeldspraak rond bedekken en ontbloten die ze terugvindt in een aantal gedichten over bomen uit Gezelles late poëzie. (Er is telkens sprake van versiering met bloemen of juwelen en vervolgens van ontbloting). D'haen gaat ook in op het geslacht van de bomen, in het Nederlands zijn die veelal mannelijk maar in het Latijn meestal vrouwelijk, bij Gezelle worden ze androgyn.
J. Gerits, ‘Dichtwerken van Guido Gezelle over St. Lutgart’, in: St. Lutgart 39 (1997) 3, 76-83.
Volgens verschillende bronnen was Gezelle een vereerder van St. Lutgart. Toch zijn er van zijn hand slechts twee gedichten over de heilige: in zijn literaire nalatenschap bevindt zich een kort gedicht over St. Lutgart en ter gelegenheid van de eerste communie van Lutgart Maelfait schreef hij een gedicht waarin hij naar de heilige verwijst. Het artikel geeft uitleg bij Gezelles Lutgartverering en bij de gedichten.
| |
| |
R. Lagrain, ‘Nog meer herinneringen aan Guido Gezelle in Gullegem’, in: Rijmtijd 23 (1997) (januari), 7-11 en 24 (april), 10-13.
Lagrain geeft in het eerste deel een overzicht van de banden van de familie Gezelle met de gemeenten Gullegem, St.-Eloois-Winkel, Heule, Bissegem, Wevelgem en Moorsele. In het tweede deel gaat hij op zoek naar Gezelles relatie tot die gemeenten en naar sporen daarvan in zijn poëzie.
R. Lagrain, ‘Iets meer over Hendrik Persyn’, in: Rijmtijd 25 (1997) (augustus), 19-22.
Een overzicht van de contacten tussen Gezelle en Hendrik Persyn, één van de Blauwvoeten rond Hugo Verriest.
R. Lagrain, ‘Een drietal Streuveliana’, in: Zoals ik u schreef. (red.) P. Thomas. Tielt, Lannoo, 1997, 307-323, 366. Jaarboek Stijn Streuvelsgenootschap 3.
Twee van de Streuveliana behandelen de relatie tussen Streuvels en leden van de familie Gezelle, één gaat over een luxe-exemplaar van de Verzen (nr. 88 met het handschrift van ‘Heere, komt, ik ben ellendig’) waarin Streuvels een opdracht heeft geschreven. Tijdens een doopplechtigheid, waarbij hij peter was, schonk hij het boek aan de meter (Ernestine Van Mullem).
R. Vanlandschoot, ‘Verschaeve en Gezelle. Rondom het essay van 2 mei 1930’, in: Gezelliana 9 (1997) 1-2, 92-105.
De auteur geeft een overzicht en een analyse van de bronnen over de visie van Cyriel Verschaeve op Guido Gezelle. Naast enkele brieven aan A. Vander Plaetse, korte verwijzingen in geschriften en lezingen, zijn vooral twee opstellen belangrijk: ‘In Memoriam Guido Gezelle’ uit 1924 en ‘Guido Gezelle kind van West-Vlaanderen’ uit 1930.
A. De Vos, ‘De “zinnebeeldsprake” in Gezelles Uitstap in de Warande (1865-1870/1882)’, in: Gezelliana 9 (1997) 1-2, 1-63.
Deze studie opent met een vergelijking tussen Gezelles Warande-opstellen uit Rond den Heerd en de uitgave in boekvorm die vaak onduidelijk is omdat de begeleidende prenten ontbreken. Vervolgens geeft An De Vos een overzicht van de bronnen die Gezelle gebruikte bij het samenstellen van zijn natuurkundige teksten en analyseert ze enkele pa- | |
| |
ragrafen uit een nieuw ontdekte bron (Spicilegium Solesmense (1852-1858) van J.B. Pitra). Dat alles mondt uit in een studie van Gezelles symbooltheorie en van de natuursymboliek in de Warande-opstellen en in enkele gedichten.
J.J.M. Westenbroek, ‘Morgenstond: Gezelle en Schubert. Schuberts Du bist die Ruh als bron van inspiratie voor Gezelles Morgenstond’, in: Gezelliana 9 (1997) 1-2, 64-81.
Na een onderzoek naar de tekstgeschiedenis van ‘Morgenstond’, een analyse van Schuberts ‘Du bist die Ruh’ en een vergelijking ervan met het originele gedicht (‘Kehr ein bei mir’) van Rückert, behandelt de auteur de relatie tussen Gezelles gedicht en Schuberts lied. De overeenkomsten zijn grotendeels van formele aard al is er ook een emotionele verwantschap. Ten slotte suggereert Westenbroek een relatie met het breviergebed.
| |
3. Proefschriften
R. Beijert, Van tachtiger tot modernist: het Gezellebeeld in de Nederlandse kritiek 1897-1940. Groningen, Passage, 1997, 270 blz.
In dit proefschrift onderzoekt Ruth Beijert de receptie van Gezelle in Nederlandse tijdschriften tussen 1897 en 1940. Ze deelt de periode op in drie delen en maakt ook een onderscheid tussen katholieke en protestantse tijdschriften. Ze schenkt zowel aandacht aan de literatuuropvatting van elk tijdschrift als aan het Gezellebeeld. Daarnaast last ze intermezzo's in waarin ze nagaat in hoeverre de twee dominante literatuuropvattingen, die van Kloos (de Tachtigers) enerzijds en die van Verwey en Van Eeden (gemeenschapskunst) anderzijds, de Gezelle-receptie hebben beïnvloed. Ook wordt gepeild naar de functie van de beeldvorming rond Gezelle in de evolutie van de Nederlandse kritiek en het poëticale debat.
| |
4. Licentieverhandelingen
C. Van Gheluwe, Het Vraagveisterke (juli 1883-febr. 1884). Onderzoek van een lexicografische rubriek van Guido Gezelle. Leuven, 1997, 213 + xii blz.
Deze studie bevat een situering, karakterisering en uitgave van de rubriek. Ook de werking en de briefwisseling met de rubriekcorrespondenten komt aan bod.
| |
| |
| |
5. Varia
D. Callewaert, Biekorf 1961-1995. Schilde, Centrum voor Studie en Documentatie, 1997, 285 blz.
Register voor het tijdschrift Biekorf.
M. Huygh, ‘Register Rijmtijd’, in: Rijmtijd 25 (1997) (augustus), bijlage, 16 blz.
Register voor het tijdschrift Rijmtijd.
J. Huygebaert, ‘Pier-Jan Gezelle aan de slag’, in: Biekorf 97 (1997), 354-360.
Het artikel vraagt aandacht voor de rubriek ‘Pier Jan die geen fransch en kan’ die verscheen in 't Jaer 30 vanaf 13 november 1864 en die, met de nodige redactionele ingrepen, werd verzorgd door Pieter Jan Gezelle.
R. van de Perre, ‘Gedichten voor Gezelle’, in: Rijmtijd 25 (1997) (augustus), 16-17.
Samenvatting door Jules Deroo van de lezing, gehouden op de Gezelledag op 19 april 1997 te Tongerlo.
K. Rotsaert, ‘De Brugse pers en de mysteriën van Sint-Denijs’, in: Brugs Ommeland 37 (1997), 131-142.
Kort overzicht van de affaire Sint-Denijs (1868) en de rol hierin door 't Jaer 30 (en Gezelle) gespeeld.
M. Scheck, ‘De handen van Guido’, in: Muziek en woord 23 (1997) 272 (mei), 6.
Over het programma ‘De hand van Guido’, op tekst van Guido Gezelle en met muziek van Frank Agsteribbe en Boudewijn Buckinx, in het kader van ‘Radio 3 in Roeselare’ uitgezonden op 17 mei 1997.
P. Thiers, De Eikelaar. Wildert, De Carbolineum Pers, 1997.
Dit boek geeft een overzicht van de activiteiten van Drukkerij-Uitgeverij De Eikelaar uit Kortrijk, eigendom van de gebroeders Jozef en Adolf De
| |
| |
Coene. In de drukkerij gingen onder andere enkele werken van Streuvels ter perse, een thematische bloemlezing van gedichten van Gezelle (Guido Gezelles Boomen) en een herdruk van een bloemlezing van Italiaanse poëzie die Gezelle had samengesteld. In de inleiding wordt nog verteld dat Jozef De Coene tijdens zijn jeugd in contact kwam met Gezelle.
R. Vanlandschoot, ‘De briefwisseling Cyriel Verschaeve - Stijn Streuvels 1925-1941’, in: Zoals ik u schreef. (red.) P. Thomas. Tielt, Lannoo, 1997, 147-175, 345-347. Jaarboek Stijn Streuvelsgenootschap 3.
Vanlandschoot behandelt, vanuit hun correspondentie, de relatie tussen Verschaeve en Streuvels en schenkt daarbij onder andere aandacht aan hun sterke meningsverschillen over Gezelle en over Hugo Verriest.
R. Willemyns, ‘Een 19de-eeuws taalconflict in West-Vlaanderen: religieus fundamentalisme en particularisme’, in: Recente studies in Contactlinguistiek. (red.) W. de Geest. Bonn, Dummler, 1997, 151-161.
In het kader van een onderzoek op het departement Nederlandse Taalkunde van de vub over het geschreven Nederlands te Brugge op het einde van de 19e eeuw geeft de auteur een beeld van de particularistische beweging. Hij peilt naar een onderliggende ideologisch-religieuze motivatie van de ‘particularisten’ en de positie van Gezelle hiertegenover.
|
|