Inleiding
Met dit nummer worden twee jaargangen van Gezelliana in één nummer gepubliceerd. Het laat ons toe een achterstand te overbruggen die veel te maken heeft met het Gezellejaar en alles wat dit jaar heeft teweeggebracht. In de afgelopen drie jaar - de hier opgenomen bibliografie is hiervan een duidelijk bewijs - is er zeer veel over Gezelle gepubliceerd. Gezelleonderzoekers en -publicisten zijn in die mate op diverse domeinen en via diverse kanalen actief geweest dat Gezelliana in al die drukte is verstild. Met dit nummer worden de jaargangen 10 en 11 afgesloten en wordt meteen een tweede decennium van het tijdschrift geactiveerd.
Erik Spinoy (ul) blikt terug op het Gezellejaar en opent perspectieven voor een onvermoede lectuur van Gezelle. Drie bijdragen hebben betrekking op de nawerking van Gezelle: Michel Bastiaensen (ulb) stelt een Italiaanse bewonderaar van Gezelle voor, Mario Mazzolani, Koen Rymenants bespreekt de receptie van Gezelle in het Vlaamse en jong-katholiek tijdschrift Vlaamsche Arbeid (1905-1914) en Romain Vanlandschoot gaat de spanningen na die ontstonden naar aanleiding van dit andere Gezellejaar 1930. We nemen ook drie analyses van afzonderlijke gedichten: Jan Westenbroek analyseert de gedichten Velut umbra en Chrysanthemen, Dietlinde Willockx leest O 'k sta mij zoo geren.
In de rubriek Archivalia vindt de lezer de publicatie en korte bespreking van een onbekend Latijns dankvers van Gezelle door onze betreurde Robert Lagrain. Els Depuydt, medewerkster bij het Historisch Fonds van de Openbare Bibliotheek te Brugge, geeft een inventaris van de recente aanwinsten van het Guido Gezellearchief.
Het Guido Gezellegenootschap zag in de jaren 1998-1999 drie markante leden heengaan. Hun In Memoriam wordt hier gepubliceerd.
Het nummer wordt afgesloten met de Bibliografie van de jaren 1997, 1998 en 1999 door Dietlinde Willockx (cnl, ufsia) en de inhoudsopgave van de jaargangen 1989-1999 (1-11) van Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie.
De Redactie