2.
Op het gebied van de publikaties en de weerklank ervan in de pers, vermelden we dat de bloemlezing Mijn gedichten, mijn geliefde (samenst. P. Couttenier), die het Poëziecentrum uit de poëzie van Gezelle in 1989 (samen met K. van de Woestijne en P. van Ostaijen) publiceerde, in 1990 aanleiding gaf tot enkele boeiende kommentaren in kranten en tijdschriften: we vermelden o.a. die van Filip Rogiers in Knack (7.2.90), Herman De Coninck in De Morgen (16.2.90), R. Ekkers in Poëziekrant (sept.-okt. 90) en vooral van K. Fens onder de titel ‘Leegte’ in De Volkskrant (13.4.90). Het is voor Fens een aanleiding om een korte, maar mooie analyse van het uit 1897 daterende gedicht Goevrijdag te schrijven.
Toevallig is ditzelfde gedicht een van de reeks die in het speciale nummer van Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie behandeld wordt, waarin zestien bekende poëziecritici uit Vlaanderen en Nederland zich buigen over een zelf gekozen gedicht van Gezelle. Wat ze hierover vanuit hun eigen visie en verwachtingen t.o.v. poëzie schrijven, is boeiend genoeg om zeker al in Nederland tot perskommentaar aanleiding gegeven te hebben. Eind 1990 is Gezelle overigens nog meer ter sprake gekomen, en dit naar aanleiding van de lijvige biografie Mijnheer Gezelle, die Michel van der Plas, bij de Vlaamse uitgeverij Lannoo heeft gepubliceerd. Christine D'haen, zelf auteur van een dichtersbiografie bij dezelfde uitgeverij in 1987 en die o.a. nog in een interview met F. Deschoemaker in Poëziekrant (juli-augustus 1990) terugkomt op haar Gezelleboek en verbanden legt met ander