Over de auteurs
Martien J.G. de Jong (1929) publiceert sinds 1956 poëzie-interpretaties in verschillende tijdschriften en was van 1961 tot 1972 poëziechroniqueur voor de Elseviers-weekbladen. Van hem verschenen o.m. de bundels Twintig poëziekritieken (1966), Van Bilderdijk tot Lucebert. Tekst en context van Nederlandse gedichten (1967), De verlossing van Venus (1979) en afzonderlijke essays over het werk van Leopold, Achterberg en Gilliams. In 1985 publiceerde hij de bundel Honderd Jaar later. Essays over schrijvers en geschriften uit de Beweging van Tachtig.
Anneke Reitsma (1949) studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zij was werkzaam in diverse geledingen van het reguliere onderwijs en is sinds 1988 directeur van de Stichting Taal en Letteren. Zij publiceert regelmatig kritieken en beschouwingen op het gebied van de hedendaagse Nederlandse letterkunde en is vast medewerker van Ons Erfdeel. In 1983 publiceerde zij de dichtbundel Wadlopen en In de taal zelfverscholen, een studie over de poëzie van Ida Gerhardt. Najaar 1990 verschijnt haar dichtbundel Overtocht. Een proefschrift over de poëzie van Ida Gerhard is zojuist voltooid en zal te zijner tijd verschijnen onder de titel Slechts een naam en ster als boegbeeld.
Hans Vandevoorde (1960) is redacteur van het literaire tijdschrift Yang en schrijft poëziekritieken voor het weekblad Knack. Hij werkt aan een doctorale scriptie over de allegorie in het late werk van Karel van de Woestijne.
Kees Verheul (1940), part-time docent Russische literatuur aan de Rijksuniversiteit te Groningen, woont in Amsterdam en Rome. Publiceerde autobiografisch proza (Kontakt met de vijand, Een jongen met vier benen, Rusland begint bij de IJssel), essays (Verlaat debuut, Antwoord van een buitenstaander, Een volmaakt overwoekerde tuin) en vertalingen.