| |
| |
| |
Bibliografie 1989
1. Zelfstandige publikaties
Guido Gezelle, The Evening and the Rose. 30 Poems translated from the Flemish by Paul Claes & Christine D'haen, Guido Gezellegenootschap, Antwerpen, (1989), 115 blz.
Vierde editie van de fraaie en goed onthaalde Engelse vertaling van Gezellegedichten (met juxtapositie van de originele tekst) die Christine D'haen in 1971 (met een inleiding van B.F. Van Vlierden) bij Colibrant, Deurle liet verschijnen. Een uitgave van het Guido Gezellegenootschap, uitgebreid met nieuwe vertalingen, o.a. Swifts, hier opgenomen in het nummer van 1981, 1, en verder grondig herzien in samenwerking met P. Claes. Het werk van het vertaalduo is van uitzonderlijk niveau.
Guido Gezelle, Mijn dichten, mijn geliefde. Een keuze uit de poëzie van Guido Gezelle, samengesteld en ingeleid door Piet Couttenier, Poëziecentrum, Gent, 1989.
Een representatieve keuze uit de poëzie van Gezelle, met inleiding, verantwoording, woordverklaring, chronologie en uitgebreide bibliografie.
| |
2. Bijdragen in tijdschriften
P. Claes & C. D'haen, ‘De eerste experimentele bundel in de Nederlanden: Gedichten, Gezangen en Gebeden (1862)’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1 (1989), 2, 1-20.
Met de theoretische begrippen verwachtingshorizon en code als uitgangspunt wordt op systematische manier aangetoond hoe de bundel Gedichten, Gezangen en Gebeden op experimentele wijze breekt met de voorschriften van de classicistische prosodie.
P. Couttenier, ‘Een nieuw Gezelle-forum’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1 (1989), 1, 3-5.
In deze programmatische bijdrage wijst de auteur op de noodzaak voor de Gezellestudie om aansluiting te vinden bij het hedendaagse literaire onderzoek. Hij pleit er vooral voor Gezelles oeuvre in een historisch perspectief te plaatsen, met aandacht voor zowel de literaire, sociale, culturele als geesteshistorische context ervan.
| |
| |
P. Couttenier & A. De Vos, ‘De Guido-Gezellebibliotheek in het Gezelle-Archief te Brugge’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1 (1989), 2, 21-68.
De bijdrage biedt een repertorium op de verzameling van onbetwistbare handexemplaren uit de zgn. bibliotheek van Gezelle, zoals die wordt bewaard in het Gezelle-archief in de Stedelijke Openbare Bibliotheek te Brugge. Voorafgegaan door een inleiding over de geschiedenis van de volledige boekencollectie.
P. Daled, ‘Noch slak, noch vis. Beschouwingen bij een Gezellebiografie’, in: De Leiegouw 31 (1989), 4 (december), 327-350.
In dit uitgebreide maar weinig genuanceerde en niet zelden subjectieve stuk veroordeelt de auteur Christine D'haens dichtersbiografie van Guido Gezelle volkomen. Zijn voornaamste bezwaar tegen dit werk van D'haen, die hij trouwens als vrouw van Oostvlaamse afkomst al principieel onbevoegd verklaart om een Gezellebiografie te schrijven, luidt dat haar relaas over de dichter verwrongen wordt door haar belgicistische en particularistische voorkeur.
A. De Vos en J.J.M. Westenbroek, ‘Bibliografie 1981-1987’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1(1989) 1, 86-104.
Chr. D'haen en P. Claes, ‘Swifts’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1(1989), 58-59.
A. Keersmaekers, ‘Guido Gezelle: De doodendans’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1(1989), 1, 38-57.
Tussen november 1868 en maart 1869 reproduceerde Gezelle, met enkele onderbrekingen, in Rond den Heerd twaalf houtsneden met Dodendans-afbeeldingen, die hij telkens van een korte commentaar voorzag. Keersmaekers beschrijft en analyseert dit stukje kennelijk gehaast en slordig uitgevoerde journalistieke arbeid van Gezelle nauwgezet en brengt de zeer matige kwaliteit ervan in verband met de moedeloosheid en overspanning waaronder de dichter in die periode leed.
D. Sacré, ‘Gezelle in het Latijn’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1(1989) 1, 60-78.
De auteur biedt een kritisch en goed gestoffeerd overzicht van de Latijnse vertalingen van Gezellegedichten.
| |
| |
L. Van Biervliet, ‘Geen beeld van Jespers voor Gezelle in Brugge 1930’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1(1989) 1, 79-85.
Een archivalische bijdrage over de controverse die voorafging aan de inhuldiging van het Gezellebeeld van Jules Lagae op 4 mei 1930 te Brugge. De afwijzing van het abstracte beeld dat de expressionist Oscar Jespers van de dichter maakte wordt gezien in het kader van de strijd tussen romantische en moderne kunstopvattingen.
R. Van de Perre, ‘Honderd jaar geleden. Guido Gezelle in Onze nationale Letterkunde te Ninove’, in: Het Land van Aalst XLI (1989), nr. 5-6, 277-285.
In 1889 bezorgde Pol De Mont de eerste zelfstandige bloemlezing uit het werk van Gezelle, die onder de titel Westvlaamse Gedichten van Guido Gezelle opgenomen werd in de te Ninove uitgegeven reeks Onze nationale Letterkunde. Honderd jaar na dato blikt Van de Perre uitvoerig terug op de ontstaansgeschiedenis van deze bundel. In een appendix worden enkele nieuwe biografische gegevens bezorgd bij het gelegenheidsgedicht Felicitas, (VD 6, G 13) dat nu ook met Ninove kan verbonden worden.
J. Van Iseghem, ‘Een bouwheer en zijn tekst. Over inhoud en structuur van Gezelles “Pachthofschilderinge”’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1 (1989), 2, 69-83.
Korte analyse van de biologische inhoud, de religieuze zingeving en (vooral) de poëtisch-retoricale vormgeving van het gedicht Pachthofschilderinge, die als exemplarisch wordt beschouwd voor de verhouding van Gezelles debuutbundel met de historische context waarin die ontstond.
J. Van Meensel, ‘En toch nog Gezelle?’, in: Werkblad voor Nederlandse Didactiek 17, nr. 2, maart 1989, 14-22.
In deze bijdrage pleit de auteur ervoor in het middelbaar onderwijs ook gedichten van Gezelle te behandelen, waarbij de aandacht dan zowel moet uitgaan naar de artistieke waarde van de teksten als naar hun literairhistorische context. Een dergelijke lectuur kan volgens Van Meensel echter alleen zinvol zijn wanneer het gedicht in kwestie in voldoende mate aansluit bij de leefwereld van de leerlingen. Voorbeelden worden gegeven uit o.a. de natuurpoëzie en de gelegenheidsgedichten.
H. Werkman, ‘Een gereformeerd bidprentje’, in: Hans Werkman, Gerommel van Büch tot Bommel, W. Kok, Kampen, 1989, 135-144.
| |
| |
H. Werkman blikt terug op de curieuze ‘wereldreis’ van een versje (‘Op aarde was als ijdel glas...’) dat in kringen van de Gereformeerdevrijgemaakte kerk in Nederland jarenlang populair is geweest. Tot 1976 ongeveer, het jaar waarin de auteur onthulde dat de zes regeltjes niet door een theoloog waren bedacht die een vooraanstaande rol heeft gespeeld in het ontstaan van de kerkscheuring binnen de Gereformeerde kerken, met name Prof. K. Schilder (1890-1952), maar door hem gesprokkeld uit de collectie bidprentjes (Kerkhofblommen, kz cxvii) van de roomse dichter G. Gezelle en in een van zijn bekendste werken geplaatst, Wat is de hemel? (1935). Het gelegenheidsgedicht onderging hierbij een interessante functiewijziging.
J.J.M. Westenbroek, ‘Ego Flos. Op zoek naar de bronnen van Gezelles Hooglied’, in: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie 1(1989), 1, 6-37.
Het reeds omvangrijke discours over Gezelles Ego Flos, waaraan o.a.A. Walgrave, L. Reypens, A. Westerlinck en M. Kersten deel namen, wordt in deze bijdrage opnieuw opgenomen en van substantiële aanvullingen voorzien. Westenbroek situeert het gedicht namelijk in een complexe literaire en spirituele traditie, waarin een neothomistische theologie en een mystiek gericht christocentrisme sleutelelementen blijken te zijn. In concreto hebben o.a. Ruusbroecs Die Chierheit der Gheesteleker Brulocht, de Collationes Brugenses en Waffelaerts Meditationes Theologicae bij het onstaan van Ego Flos een belangrijke rol gespeeld.
| |
Varia
- In Rollariensia 17, 1987-1988, blz. 135-144 (Roeselare, 1989) verscheen van Michiel De Bruyne een ‘In memoriam: André Demeulemeester (1933-1988), ontwikkelingshelper, historicus en Gezelle-kenner’. Bij het portret is ook een ‘Bibliografie A. Demeulemeester’ gevoegd. Van A.D. verschenen talrijke korte historisch-archivalische bijdragen in Gezellekroniek.
- In Rijmtijd 5 (augustus 1989) verscheen een bijdrage van Cyriel Moeyaert over ‘Guido Gezelle en Frans-Vlaanderen’.
- J. de Mûelenaere schenkt in Avond. Contactblad van de associatio Sacerdotum emeritorum (19, nrs. 1, 2 en 3, ‘van roken gesproken’) uitgebreid aandacht aan de biografische achtergrond van het gedicht Op De Bo's smoorkamer (door F. Baur gepubliceerd in zijn dundrukeditie, dl. 3, 19503, blz. 345 e.v.); met publicatie van het Franse origineel waarop de improvisatie is gebaseerd.
P.C. en A.D.V.
|
|