Gezellekroniek. Jaargang 17
(1983)– [tijdschrift] Gezellekroniek– Auteursrechtelijk beschermdEen keerpunt in Gezelles Roeselaarse tijd: het heengaan van Superior Faict: 24 oktober 1856Op woensdag 15 oktober 1856 werd Jan Faict, superior van het Klein Seminarie sinds juli 1849, naar het bisdom te Brugge ontboden en door Mgr. Malou benoemd tot grootvikaris, plaats vakant gekomen door het afsterven, op zaterdag 28 juni 1856, van de grootvikaris BroutynGa naar voetnoot1. In de zaterdageditie van zaterdag 18 oktober 1856 maakte de Brugse uitgever Amand Neut, in zijn bekende krant met dichte lezerskring ‘La Patrie’, deze benoeming bekend. In de schriftelijke nalatenschap van ekonoom Félix Béthune duiken de eerste toespelingen op deze promotie van de Roeselaarse superior op vanaf begin juli 1856 dus in elk geval nog voor 31 juli 1856, de dag dat superior Faict zijn laatste leraarsverslag neerschreefGa naar voetnoot2. Het ontroerend afscheid van het Roeselaars priesterlerarenkorps greep plaats donderdagavond 23 oktober 1856. In de vroege morgen van vrijdag 24 oktober 1856 schreef ekonoom Félix Béthune aan zijn vader te Kortrijk o.m. het volgende: ‘C'est aujourd'hui même que Monsieur le Grand-Vicaire nous quitte; hier au soir, en corps, nous avons été lui faire nos adieux et lui adresser nos remerciments. C'étaient, comme vous pouvez le supposer, des remerciments réciproques mais aussi des encouragements et | |
[pagina 87]
| |
il me semble que maintenant j'aurai plus de forces pour le moment de la séparation’Ga naar voetnoot3. Met ‘en corps’ bedoelt de ekonoom het inwonend priesterlerarenkorps dat, op dat ogenblik, bestond uit: Félix Béthune, Edward Huys, Louis Van Heule, Bruno Van Hove, Henri Castel, Louis Messiaen, Désiré Bierre, Bruno Roose, August Lefèvre, Jan De Leu, Jan Minne, Jan Schipman, Viktor Huys en Guido Gezelle plus de inwonende engelse lekenleraar zonder wedde Jozef Algar, Het was met grote pijn dat Faict Roeselare verlietGa naar voetnoot4. De jonge Gezelle had met de vaderlijkeGa naar voetnoot5 Faict, die een begrijpende vader was, enkele gelukkige jaren beleefd. Gezelle trof in Faict een beleidsmens die de jonge begaafde dichter zichzelf liet zijn en waarmede hij zich kon uitleven. Méér dan tot nogtoe werd onderlijnd dient de aandacht gevestigd op het feit dat superior Faict de klemtoon legde op een gezond gezelschapsleven onder de leraars met regelmatige korpsfeestjes want Faict was een gul reftersuperiorGa naar voetnoot6. Gezelle had enkele gelukkige jaren achter de rug. Het heengaan van de superior betekende dan ook - en dit kan niet geloochend worden, een psychische ommekeer. De dichter zou de begrijpende superior-vader missen zoals hij zelf, 8 jaren later, zal bekennen: ‘Ever since your Lordship left Roulers, I have been lettle accustomed to meet with encouraging approbation from any one but yourself and His Eminence Cardinal Wisman (sic), not only in my poëtical, but also in other attempts...Ga naar voetnoot7. Nog bij andere leraars zou dit heengaan psychische | |
[pagina 88]
| |
wonden nalaten. Zo bv. voor Jozef AlgarGa naar voetnoot8 wat Mgr. Malou wistGa naar voetnoot9. Reeds midden 1857 duikt bij Félix Béthune het verlangen op uit Roeselare weg te gerakenGa naar voetnoot10. Ook surveillant Jan De Leu begon te verlangen naar een benoemingGa naar voetnoot11 evenals de verbitterde wiskunde-leraar Louis Vanheule, een bijzonder moeilijk geval in kommunauteitGa naar voetnoot12. Poësisleraar Castel reikhalsde sinds geruime tijdGa naar voetnoot13 naar zijn pastorij. Met het einde van dit superioraat Faict was voor het Klein Seminarie een mooie tijd voorbij. Zaterdag 25 oktober 1856 arriveerde reeds te Roeselare de nieuwe superior Augustin FrutsaertGa naar voetnoot14. Deze werd plechtig bij de leraars, waaronder Gezelle, geïnstalleerd op zondag 26 oktober 1856Ga naar voetnoot15. ‘On dit le plus grand bien du nouveau Supérieur: fin, habile et fort bon soeur’ aldus Félix BéthuneGa naar voetnoot16. |
|