Leuven (hij studeerde er van 1920 tot 1922: een vlugge geest is snel gereed!) optrad als mede-oprichter van de ‘Vlaamse Geschiedkundige Kring’ te Leuven, samen met de latere professor Van der Essen, Hendrik Elias, en Jan-Albert Goris, - een gezelschap waar men zijn hoed voor afzet.
In wat genoemd wordt het explosieve, door intriges gekenmerkte tijdsklimaat van 1927 werd de poesisleraar en geschiedvorser De Cuyper ‘bruusk’ verwijderd uit Brugge, - en dat is dan weer een reden om zijn pet af te zetten: het zijn de slechtste vruchten niet waaraan de wespen knagen.
Maar kort daarop: een zware erkenning: medewerker aan de Jubileumuitgave van Guido Gezelle in 1931, en wel voor een tekstkritische uitgaaf van Gezelles Tijdkrans: een van de allerhoogste bergtoppen in het landschap van de Nederlandse letterkunde.
De banden van De Cuyper met Kortrijk zijn ‘belegen’: hij studeerde aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk van 1908 tot 1913, wordt er in 1937 onder-pastoor, dan - na pastoraten te Pervijze 1946 (nog altijd heet hij daar: Jan de Cupere, paster van Pervieze) en Ieper 1952 - pastoor te Kortrijk in 1956. Hij zetelt daarmee voor goed in het hart van de Leiegouw, die de naam gaf aan de aldus geheten vereniging met haar aldus geheten tijdschrift. Pastoor bleef hij tot 1972, Kortrijkzaan tot op de dag van vandaag. Hij hoort dan ook helemaal tot de ‘innewaardsche mannen’, zoals Gezelle de mensen van Kortrijk noemt.
De tot 1976 bijgehouden bibliografie van zijn geschriften telt 163 titels. En dan nog, de tachtig gepasseerd zijnde, still going strong. In het juist verschenen nummer figureren nog maar weer eens een kleine vijftig pagina's van zijn hand. Ook met betrekking tot Guido Gezelle. Hij is vanaf 1961 - jaar van oprichting - lid van het Gezellegenootschap; hij volgt in 1964 Antoon Viaene op als voorzitter. De toenmalige statuten verordonneerden een aftreden na drie jaar. Wie echter denken mocht dat het excellent en hoogeerwaard lid van het Gezellegenootschap zich daarna niet meer liet zien vergist zich. Kwiek en vief rijst zijn hoge gestalte op in Kapellen als daar een vergadering van het genootschap gehouden wordt. Duidelijk heeft hij een deel van zijn hart aan dit Genootschap verpand.
Voor de trouw aan het aloude ideaal: de betere kennis van en waardering voor Gezelle en vooral het werk van Gezelle, willen wij hem graag op deze ietwat plechtige bijeenkomst een warm