Aan Ameet Vyncke
Aan Ameet Vyncke heet een gelegenheidsgedicht van Gezelle, opgenomen in Guido Gezelle's Dichtwerken, bezorgd door Prof. Dr. Fr. Baur, 1e deel bl. 451. Op het bidprentje dat naar aanleiding van Vynckes priesterwijding gedrukt werd staat een tekst, die enigszins van de gepubliceerde variante afwijkt. Het voornaamste verschil komt in de 13e versregel voor, waar de oorspronkelijke versie ‘rampe en kwaal’ heeft, wat het rijm eerbiedigt en niet ‘zerp en zeer’. Als datering is in het boek mei 1876 opgegeven; op het prentje staat dat Vynckes ‘eerste misse den Heere opgedregen werd op H. Drijvuldigheid-Zondag 1876, in de kerke van 't Groot Seminarie te Brugge’. Op de keerzijde is vermeld: ‘xj van H. Hertemaand MDCCCLXXVJ’. H. Drievuldigheidszondag viel dat jaar inderdaad op de 11e juni. Wij schrijven het gedicht over, zoals het staat op het bidprentje:
Sint Pieter, op 't lest avondmaal,
Met hand aan 't zweerd geslagen,
Zei: ‘Meester, moet de macht van 't staal
Niet schermen voor uw' dagen?’
En: ‘zal des degens scherp onthaal
Dit krijgsvolk niet verjagen?’ -
Zei: ‘Neen!’ des Meesters liefdentaal,
‘'k Zal kroone en kruis verdragen;
Steek weêr op schee; aan 't oorlogsstraal
En moet ge ooit hulpe vragen.
Wordt menschenmeesters, altemaal
Geen menschenmoorders. Dragen
Veel liever zult gij rampe en kwaal
Van zonde, zonder klagen.
Staat op! 't Is gang! Het kruis! Geen staal;
Dat zou den treed vertragen
Van 's Vredenkonings zegenpraal
Op 's werelds wreedste lagen.
Wordt priesters!; En uw tongentaal
Zij 't zweerd, op welleks slagen,
Door mij gesterkt, geen steen och staal
Ooit weêrstand zullen wagen!’