Gewoonten, vryheden en privilegien der stad Sint-Truyen (XIVe eeuw)
(1846?)–Anoniem Gewoonten, vryheden en privilegien der stad Sint-Truyen– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |
[Woord vooraf]By de nederduitsche volkeren zyn geene overblyfselen van romeinsche municipien blyven bestaen; de latynsche sprake en latynsche zeden gingen hier reeds vroeg, zelfs in de romeinsche colonien te grondeGa naar voetnoot(1). De middeleeuwsche machtige Gemeenten en derzelver vrye verordeningen hadden tot grondlage hunner rechten de oude Dietsche gouw-inrichting, het gilderechtGa naar voetnoot(2) of de privilegien en vryheden door geestelyke en | |
[pagina II]
| |
wereldlyke vorsten aen onderhoorige ommezaten verleend. De dietsche bevolking, aen akkerbouw, jagt en het open veld gewoon, hield zich ongaern in steden op, en eerst sinds de herhaelde verwoestingen der Normannen ontstonden eenige dorpen rond de burchten, de versterkte hoven der grooten, de koningshoeven (villae regiae) en de abdyen, Serkinge (Sarchinium) aen de beke Cisinder gelegen, later Sint-Truyen genaemd, was ongetwyfeld slechts eene groote landhoeve, met eenige kortwoonsten voor de onderhoorige ommezaten, wanneer S. TrudoGa naar voetnoot(1) in de VIIe eeuw (ten j. 660) aldaer een klooster stichtteGa naar voetnoot(2). Door gebrek aen oorkonden uit dit vroege | |
[pagina III]
| |
tydvak kan men niet aenwyzen of de gemeente-wetten en stedelyke vryheden van Sint-Truyen aen de over blyfselen eens gouw-gerechts of aen vergunde privilegien van bisschoppen en abten haer bestaen verschuldigd zyn. In de vroegste documenten harer rechten, welke wy hier uitgeven, zien wy deze gemeente reeds met den abt van 't klooster en den bisschop van Luik in oneenigheid, daer deze de toenemende macht der stad niet zelden tegenwerkten en onder hun gezag trachtten te behouden. Reeds in 't jaer 1254 waren beroerten te Sint-Truyen ontstaen ten zelfden tyde als te Luik, wanneer de burgery dezer laetste stad, door Hendrik van Dinant geleid, zich krachtdadig tegen de aenmatigingen des vorsten verzette. Door zyn toedoen bekwamen de burgers van Luik het recht van de jaerlyksche burgemeesters te kiezen buiten de schepenen, welke hun leven lang aen 't bestuer bleven, en zoo zeer als de vorst tegen de wassende macht der gemeente gezet waren. Maer Hendrik van Gelderen weigerde deze regeringsvorm | |
[pagina IV]
| |
goed te keuren; aen het hoofd zyner leenmannen verscheen hy te velde. Hendrik van Dinant had een verbond gesloten met al de gemeenten van Luikerland, met Borchworm (Waremme), Sint-Truyen, Tongeren, Hoei, enz. en leidde de gewapende burgery tegen de heirkracht der leenheeren. De kryg duerde een tyd lang met wisselende kansen voort; maer eindelyk behield de vorst de overhand, en by den vrede door de stad Luik te Bierset getroffen, keerde alles op den ouden voet terug, uitgezonderd de vrye keus der burgemeesters. Hoei, door den graef van Gulik bedwongen, had reeds vroeger eene overeenkomst moeten sluiten, en Sint-Truyen, door den bisschop zelven overvallen, had de haer opgelegde voorwaerden van vrede moeten aenvaerden. De opryzende macht der gemeenten, dit krachtige element, dat welhaest in deze landen zoo ontzaggelyk aenwies ten behoude van innerlyke vryheid en afwering van buitenlandsche overheersching, werd alsnu nog in Luikerland bedwongen. Men denke echter niet dat deze beweging alleen in Luik plaets greep: door gansch Duitschland en deze Nederlanden blies de zelfde geest, ontwikkelde zich het zelfde element, dat zich onder allerlei vormen vertoonde. Doch de poogingen te Luik aengewend, bleven niet zonder vruchten voor latere tyden: zeventig jaren na den vrede van Bierset, in 1328, hieven de Luikenaers, door de stem van Pieter Andricas aengemoedigd, den vryheidsstandaerd weder op tegen | |
[pagina V]
| |
de onderdrukkers hunner rechten. Dan nogmaels sloten de kleinere gemeenten zich aen die van Luik, en de kryg herbegon tusschen de gemeenten en den leenadel. Was de uitgang des krygs niet gansch ten voordeele der gemeenten, zy bekwamen echter door overeenkomsten alsdan gesloten eenige vroeger nog onerkende vryheden. De stad Sint-Truyen, welke deel genomen had aen deze beweging, sloot, na het verlies van den slag te Alken, den 20 november 1329, te Nieuwenhove, eene overeenkomst, waerby de rechten welke zy sinds eeuwen bezeten had door den bisschop van Luik, Adolf van der Mark, en den abt van het klooster te Sint-Truyen werden erkend en goedgekeurd; deze vrede van Nieuwenhove is de oorkonde, welke wy hiernevens onder Nr 1 uitgeven. Aldaer wordt de regeringsvorm der stad op de volgende wys vastgesteld: Veertien schepenen, naer aloud gebruik, werden belast met het stichten der rechterlyke zaken; zy stonden ter vermaning der schoutheeten. Een raed, uit twaelf wyze mannen bestaende, had het bestuer der stad in handen. De schepenen werden door de heeren: den bisschop van Luik en den abt van Sint-Truyen, voor hun leven aengesteld, en wanneer een lid van den raed stierf werd een ander ter zyner vervanging door schoutheeten en schepenen benoemd. Verder mocht het bestuer der stad geene assysen of gabellen heffen, noch met andere steden verbonden aengaen, zonder toestemming des bisschops en des abts. | |
[pagina VI]
| |
In 't jaer 1348, na innige beroerte en tweespalt gelukte het den bisschop en den abt den vrede op dezelfde gronden als die te Nieuwenhove gesloten te behouden. Deze oorkonde draegt ten opschrifte: Regiment verleent der stadt by den Heeren (zie bl. 6). Breedvoeriger dan in het vorige stuk worden de stadsrechten aldaer beschreven; maer de grondslagen zyn gansch dezelfde: de aristokratische vorm is voorheerschend, en de benoeming van schepenen en raedsleden komen schier rechtstreeks nog aen den bisschop en den abt toe. Hier in ziet men dat de XIIII schepenen eenigzins twee gerechten vormden, daer §. 12 gezegd wordt ‘dat d'een schepene in d'anders stede sal vonnyssen, wy wale onse jurisdictien van den bisschop en den abt in der voerseider stadt in sekeren terminen ghedeylt sijn.’ Als schepenen over zekere besluitneming tweedrachtig waren, mocht de minderheid zich beroepen by de schepenhank van Aken, 't geen als hoofd dezer landen werd gehouden, Aldaer ook voorzagen de bisschop en de abt zich in beroep, wanneer de schepenen een vonnis tegen de rechten hunner heerlykheid gestreken hadden (bI. 8). De raed werd ook door bisschop en abt of hunne schoutheeten aengesteld: zes leden werden genomen uit de begoede borgers, elders geslachten, poorters, erfachtige mannen genaemd, en hier met den naem van ledige luiden bestempeld: de zes andere leden des raeds werden uit de ambachtsliuden gekozen. - De vereenigde schepenen en | |
[pagina VII]
| |
raedsleden hadden de macht om verordeningen te maken en te ordineeren statuten, die men ghemeenlijck noemt kooren. Aen het hoofd van het wevers-ambacht (officie van den drapperien) stond een merktgraef en acht raedsluiden. - Keizer Karel IV keurde een jaer later dit reglement goed door brieven, gedagteekend uit Aken, den 8 der kalenden van oogst 1349Ga naar voetnoot(1). Gelukkiger uitgang voor de gemeente Sint-Truyen had de wapening onder Jan van Arkel in 1366, en voordeeliger waren de voorwaerden welke zy alsdan bekwam. De kiezingswys der raedslieden verkreeg eenen vryzinnigeren grondslag. ‘(Het nuwe regiment, bI. 18):’ De ambachten welke hier op twaelf werden vastgesteld, hadden het recht van vier-en-twintig personen onder zich te kiezen, waervan twaelf als raedsmannen en twaelf als dekenen door bisschop en abt werden aengewezen. De leegluiden kozen eenen raed van acht wyze mannen, en den zelfden dage onder hen of onder andere leegluiden eenen meester, die yn 't gemeyn, na der conynclyker stadt ende des hoefts-stoels van Aken, borgemeester genaemd werd. Gelykerwys kozen de 12 ambachten ook eenen burgemeester. - De benoeming van schoutheeten en schepenen bleven aen bisschop en abt, en deze waren voornamenlyk met het tracteren, bekennen ende vonnyssen van | |
[pagina VIII]
| |
den gherichtelijcken saken belast, als nauwkeurig staet aengestipt ten §. 34. - De jaerlyksche rekening geschiedde in 't publiek met open deuren, in de tegenwordigheid alre personen van der stat, so van wat conditien oft officien sy waren (§. 34). - By vyandlyke aenvallen werd de banklokke geluid om dat volck te vergaren totten wapen om te weren ende wederstaen. - Verder behelst dit stuk bepalingen over onderhoud der stads grachten en muren (§. 45); over het maken van reglementen, koeren genaemd, verdragen en kwytscheldingen (§. 39, 40, 41); over het ontvangen van vreemden tot burgers (§. 46) enz. enz. Deze drie belangryke documenten voor de geschiedenis der stad Sint-Truyen waren tot dus verre onuitgegeven, en naer de aenteekeningen welke Mr L. Polain, bewaerder der provintiale archiven te Luik, de goedheid had my over te maken, zouden er andere afschriften dezer nederduitsche oorkonden niet bestaen. De acten echter van 9 april 1348 en 25 augustus 1366 trof hy in 't latyn aen in een oud cartularium herkomstig van de abdy van Sint-Truyen en toebeboorende nu aen de bibliotheek der Hoogeschool te Luik. Het handschrift, waer naer wy deze stukken hebben uitgegeven, berust ter nationale boekzael te Brussel. Hetzelve is op parkement in - 4o met eene schoone letter der XVIe eeuw geschreven. Aen het einde staet een teeken in blauwen inkt, zynde eene Lag of runische L boven den druidenvoet. Het Handschrift was uit den band en | |
[pagina IX]
| |
op het schutsblad las men: Ik heb goet, vrienden, gelt ende moet! De nederduitsche tael waerin deze statuten vervat zyn, heeft eenige hoogduitsche woordvormingen, ongetwyfeld naer het taelgebruik dezes landschaps gevolgd, welk een weinig naer het nederrhynsch dialect zweemt. Enkele malen treft men aldaer de mannelyke onverhogen artikel der aen, als der koer(de keur), der vesticheit, der peys; - wy (Hd. wie, Eng. why. Go. hve) in den zin van hoe: wy wale, hoe wel, wat en wy, wat en hoe; de vormen alt, ghehalden, voor oud, gehouden, en solde, wolde, enz. voor zoude, woude; het voorwoordjen ge in het verleden deelwoord wordt soms weggelaten: bracht voor gebracht; destitueert voor gedestitueert; attempteert voor geattempteert. Ph. Blommaert. |
|