Geuse lietboeck, waer in begrepen is den oorspronk van de troublen der Nederlantsche oorlogen, en het gene daer op gevolght is
(1683)–Anoniem Geuzenliedboek– AuteursrechtvrijOp de wijse, de Boeren met groot gewelt al uyt, &c.
HOe seer sietmen nu dalen
Ons Pauselijck Roomsche rijck,
Bisschoppen en Cardinalen,
Papen en monicken allegelijck
Wy vallen tot de ooren in 't slijck,
Wie sal ons weder oprechten?
Want onse knechten nu nemen de wijck.
Des mogen wy wel krijten
Suchten ende klagen seer,
Ons Kerck met haer profijten
Willen zy nu trecken ter neer,
Sy vallen vast aen hoe langer hoe meer
Die nu de Nappen dragen
Sonder vertragen trecken om veer.
Aen onse heylige Santen,
Sy als nu de handen slaen,
En achtense als onnutte planten
Die lang geen mirakelen hebben gedaen,
Dus moeten zy nu te water gaen,
Sy willense oock wel vyeren
| |
[Folio 8r]
| |
En vercieren met roode Tabbaerden aen.
Wonder zietmen bedrijven
Van de geusen menighfout,
Sy willen ons verdrijven
Wt alle Cloosters lustigh gebouwt,
Och als sy 't aldus hebben ghebrouwt,
Waer willen wy dan loopen?
Spanceren met hoopen in 't groene wout.
De ghestichten ende wercken
Van onsen vader den H. Heldt
Sijn nu in alle Kercken
Meest al te samen qualijck gestelt,
Ons Misse heeft haer te bedde geveldt
Zy soeckt veel Medecijnen
Zy wil verdwijnen in gebreck van gelt.
Zy zijn in groot benouwen
Ons aflaten al inder kist,
Om datse niet moghen aenschouwen
Het vagevyer dat ons seer mist,
Rotten en Muysen hebben 't uyt gepist,
Sijn dit niet groote plagen,
By vlagen, bedrijvense sulcken list.
Hoe haest zietmen 't verkeeren,
In korten tijen soo men mach zien,
Om datmen ons niet meer wil eeren,
Stuypen, nijgen en buygen de knien,
De biecht is doof gheworden by dien,
Sy en kan niet meer gheweten
De secreten al vande Lien.
Princelijcke Vader ghepresen,
Geresen te Romen groot,
Wilt onse Voorstander wesen,
In desen want nu wilt treffen de kloot,
Uwen schat wilt nu ontdecken bloot,
Ende wilt hem lustigh uytten
En ontsluyten, want het is noot.
|
|