Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend252.
| |
[pagina 314]
| |
15[regelnummer]
Sijn Ziel die sal in vreughde leven
Sijn Lichaem hier in 't aertsche dal
By sijn Heer Vader Hoogh verheven,
En sijn Heer Broeder rusten sal,
Daer heen het nou,, met grooten rou,
20[regelnummer]
Met grooter eer, en weerdigheyt,
Maer met veel tranen is begleyt.
Den rou en is niet te beschrijven,
Van ons droevige vaderlant,
Diemen by elck siet bedrijven,
25[regelnummer]
Over desen Heldt seer Triumphant
Wiens Manbaerheyt, en goed beleyt,
En al sijn daden wonder groot
Bekent om 's werelts ronden kloot.
Och hoe Bedroeft d'Edel Princesse,
30[regelnummer]
Och hoe Bedroeft dien Jongen Helt,
Die om volgen sijn Vaders lesse,
Sijn voet in 's Vaders plaets gestelt,
Och hoe Bedroeft,, alst wel behoeft,
Zijn ons Princessen hoogh van stam,
35[regelnummer]
En al wat Oranjen oyt gewan.
Hoe sou des menschen Hart bedencken,
Het lof dat dees Prins Hoogh ge-eert,
Daer sijn uytvaert met te beschencken,
Om 't geen sijn lof wel meriteert,
40[regelnummer]
Geen mensch hoe wijs,, die naer sijn Prijs,
Sijn Lof so hoogh verheffen kan
Als wel verdient den Oranjen stam.
Doch vereert hem ghy Batavieren,
En help vereeren sijn hooge lof,
45[regelnummer]
Volght oock het Lijck in goe manieren,
O 'sGraven Hagh'! O Hooge Hof!
Voor 't lest geleyt,, doch sijn Hoogheyt,
Hoe wel sijn Ziel rust inden Heer,
Sijn roem en Lof sterft nimmermeer.
50[regelnummer]
Op 't Binnen Hof in 's Graven Hage,
Met een Tomb in 't Caros geleyt,
Met swart fluweel gants overtogen,
En oock acht Paerden also bekleyt,
Daer mede schoon, dat sijn Persoon,
55[regelnummer]
Seer droeffelijcke wert gevoert,
En noch daer mede so dat behoort.
De gantsche Borgery seer trouwe,
Van 's Graven-Hage sterck gemant,
Alle seer deftigh inden rouwe,
60[regelnummer]
Met haer geweer seer triumphant,
| |
[pagina 315]
| |
Sijn mee gegaen,, ter halver baen,
Daer de Borgery van Delft quam,
Mede ontmoeten den Oranjen stam.
Daer wiert met seer goede intency,
65[regelnummer]
Tot drie reyse soo vereert
Salvo geschoten met reverency:
Die vanden Haegh sijn weer gekeert,
De Borgery,, van Delft vry,
Oock al te samen inden rouw,
70[regelnummer]
Toonden haer daer oock seer getrouw.
Om nu sijn Lof hoogh te vermeeren,
Die eeuwigh in gedachten blijft,
Veel Koninghen, Princen en Heeren,
Met Ambassaden naer den eysch,
75[regelnummer]
Sijn uyt-vaert schoon,, vereeren doen,
Om te betoonen d'affectie schoon,
Die sy dragen tot sijn Persoon.
Voor uyt saghmen seer fraey ten toone,
Negen-thien Paerden, alle in 't swart,
80[regelnummer]
Met Fluweel seer fraey en schoone,
Dat mocht verheugen 's menschen hart,
Die droegen daer,, wel allegaer,
De wapens van ons Steden schoon,
Tot Roem en Lof van sijn Persoon.
85[regelnummer]
Voor 't Lijck so heeftmen noch gaen leyen,
Een paert naer den ouden Roomschen sin,
Gewapent, en al van verscheyen
Couleuren, en Pluymagie niet min,
Seer triumphant,, aen allen kant,
90[regelnummer]
De Faem sijn lof verkonden sal,
Tot aen des werelts enden al.
Achter het Lijck in grooten rouwe.
Wilhelmus van Oranjen quam,
Een jonge bloem van 't huys Nassouwe,
95[regelnummer]
Een spruyt vanden Oranjen stam,
Voorts alsoo naer,, elck paer en paer,
Na d'Edele heeren naest van den Bloedt,
Ons Heeren State, seer wijs en vroedt.
Nu laet ons al met herten trouwe,
100[regelnummer]
Den Heer der Heeren vallen te voet,
Bidden voor 't Edel huys Nassouwe,
En voor 't Hoogh Edel Oranjen Bloet,
Om langh respijt,, en levens tijdt,
Om goet regieringh met verstandt,
105[regelnummer]
En trou voorstanding voor ons Vaderlant.
| |
[pagina 316]
| |
Tot vreught van ons vereende Landen,
O Heer verhoort ons smeecken soet,
Geeft ons Prins wijsheyt en verstande.
In sijn Regiering goe voorspoet,
110[regelnummer]
En wilt sijn Saet,, oock metter daet,
Laten vermeeren abundant,
Tot troost en hope van ons Vaderlant.
Oorlof ghy vroome Nederlanders
Blijft trouw Oranjen tot inder doot,
115[regelnummer]
Sy zijn van outs Trouwe voorstanders,
Geweest in onsen hooghsten noot,
Wilhelmus was,, de eerste ras,
Die tegen Spanjens Tyranny,
Ons eerst beschermden en maeckte vry.
120[regelnummer]
Mauritius seer Jongh van Jaren,
Maer out in wijsheyt en verstant,
Frederick Hendrick sonder beswaren,
Die meenig fraey Feyt deedt voor ons Lant,
Rusten alsaem,, in 's Heeren naem,
125[regelnummer]
Wilhelmus ist die nu weder leeft,
O Heer hem Salomons wijsheyt geeft.
In druck, soeck ick mijn geluck.
|
|