Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend162.
| |
[pagina 72]
| |
In Pompeius tijden quamen sy te Romen
plaeysieren
15[regelnummer]
En vraegden int Senaet, of onder de menschen sterflic
Haer kloecheyt yemant te boven ginc, of in manieren,
Want de Romeynen konden haer niet zijn bederflijc,
De stadt Damiaten was
Keyser Frederic verwerflic,
Door der Batavieren hulp; sy de
Ga naar voetnoot19. ketenen
braecken,
20[regelnummer]
Met een schip daer onder gemaect was een sage
kerflic,
Waer vanmen ter memorije tot Haerlem kan smaken
Cayus
Caligula had Batavieren voor alle saken,
Tot sijn lijfknechten sonder verkleynen,
Alsulcke Batavieren overtreffen de oude Romeynen.
25[regelnummer]
Tis noch wel in memorije,
Wat feyten dat ghy hebt ghedaen,
Oost West kreeght ghy victorije,
Soo de Kronijcken doen vermaen,
Wat Keyser plaen,, ghy mocht bystaen,
30[regelnummer]
Hebben ontfaen,, door u seer saen,
Den prijs tot allen stonden,
Pompeius vroet,, tselve goet doet,
Na Tacitus oorkonden.
Keyser
Vitelus, Claudius, Otto en
Galba,
35[regelnummer]
Hebben wel ondersocht der Batavieren Kouragie,
Oock doen sy de Romeynen sloegen uyt Batavia,
Met veel vrome feyten, thaerder aventagie,
Twelck te verwonderen is, voor elck personagie,
Dat sy konden wederstaen soo veel Potentaten,
40[regelnummer]
Gelijck ons nu veel Princen doen oultragie,
Maer God komt den sijnen altijt te bate,
Exempel aen Leyden doen sy in benoutheyt
Ga naar voetnoot42. saten,
En van Baldeus rontom waren beleyt
Dat sy honden katten en ander ghedierten aten
45[regelnummer]
Noch toonden sy haer slincker armen, en hebben geseyt
Die willen wy eten, tegen u dander bereyt
Om vechten eer wy vallen onder u vileynen
Alsulcke Batavieren overtreffen de oude Romeynen.
Hierom moet ick lauderen
50[regelnummer]
De Bataviersche helden koen
Wantmen sagh haer floreren
Met den
Prins van Oraenjen doen
Ga naar voetnoot52.
Haerlem deed bloen,, menich Spaensoen,
Na Leyden doen,, saghmense spoen
55[regelnummer]
Maer 'twater quam op handen
Sy moesten klaer
Ga naar voetnoot56.,, oock van
Alcmaer,
En al met groote schanden.
| |
[pagina 73]
| |
God hoorden tot Leyden het kermen en zuchten,
En baden als die van Ninive nacht en dagh
60[regelnummer]
Door den watervloet deede hy
Baldeus vluchten,
Die van Haerlem deden oock soo menighen slagh,
Met stormen en uytvallen sonder verdragh
Ga naar voetnoot62.,
Soo dat sy wel veerthien
Ga naar voetnoot63. duysent haerder vyanden
Door Gods kracht vernielden soomen sagh,
65[regelnummer]
Daer sy op betrouden maer niet op menschen handen
Gelijck de Romeynen deen waer door sy tot schande,
Met de Heydenen quamen ick seght voorwaer,
Ontrent seventigh mannen kloeck als den vailliande
Saghmen de stercke stadt Breda innemen klaer,
70[regelnummer]
Met weynigh bloetstorting, is dit gheschiet eenpaer,
Door ghetrouwe helden en vromen Kapiteynen,
Alsulcke Batavieren overtreffen de oude Romeynen.
Wy hebben alst mach blijcken,
Maurits tot een kloeck vorst vailliant,
75[regelnummer]
Helden die niet beswijcken,
Soo wel te water als te landt,
En sijn konstant,, seer Triumphant,
Waer door playsant,, sy
Ga naar voetnoot78, abondant,
Sullen de Kroon ontfanghen,
80[regelnummer]
Soo blijft den hof,, tot Godes lof,
Ga naar voetnoot80, 81.
Met 't Slot altijt behanghen.
Prince .Soude onsen Prins Mauritz niet overtreffen,
D'oude Romeynen, door syn daden? ick segh ouy,
Als Koninck David moghen wy hem wel verheffen,
85[regelnummer]
Met sijne vrome Kapiteynen en Batavieren blij,
Het heeft gebleken aan Zutphen, en
Deventer vrij,
Geertruydenbergh, Nimmegen, neemt op
Groeninghen merck,
Den slach te Turnhout, stelt aen d'een zy,
Ga naar voetnoot88.
Daer hy in stelden acht steden Sloten sterck,
Ga naar voetnoot89, 90:
90[regelnummer]
Terstont kreegh
Nassouwen ook een kloecke Berck
Ga naar voetnoot90.
Maer hy badt dat hem wilde helpen stueren,
Den oppersten Stuerman die
Ga naar voetnoot92. in sHemels perck,
En op de aerde macht heeft om te volvueren,
Den welcken aenroepen tot elcker uren,
95[regelnummer]
Op dat onbevleckt blijven vanden onreynen,
Alsulcke Batavieren overtreffen d'oude Romeynen.
| |
[pagina 74]
| |
Prince .Looft God voor sijn weldaden
Die hy dagelijcx gheeft met vlijt,
Ons Schepen wel gheladen,
100[regelnummer]
Die brenghen van Oost en Westen proffijt,
Den lantman blijt,, sijn koren snijt,
Oock tVee subijt,, groeyt nu ter tijt,
Om ons Lichaem te spijsen,
Eert God met vreught (In Reyn geneugt)
105[regelnummer]
Wilt hem danckbaerlijck prijsen.
Laet den Aert goet zijn.
Ga naar voetnoot+
|
|