Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 53]
| |
158.
| |
[pagina 54]
| |
Dus hoort die na Pays trachten
Van dat boose Caims Zaet,
30[regelnummer]
Off van Neroos gheslachte
Twelck sy thoonen inderdaet,
Bedenckt wel tquaet:
Dat uyten valschen peys kan spruyten
Want van haer wort niet ghedacht,
35[regelnummer]
Dan roof, moort, brant, vrouwen cracht
Meer boosheyt dan ick can ontsluyten.
T'gheboeft is veelderhande
Die hier t'Lant bederven gantz,
Volck sonder vrees of schande
40[regelnummer]
Boggers
Ga naar voetnoot40., Spaens, Wals, Yers en Frans,
Bourgons, Almans,
Dit zijnse die het Landt benouwen,
Al dit goddeloos ghediert,
Heeft ontschaeckt en gheschoffiert
45[regelnummer]
Maechdekens ende Eerbaer vrouwen.
Madam is eerst ghecomen
Int Neerlant als een Regent:
Wy hebben haest vernomen
Wat een deucht haer was ontrent,
50[regelnummer]
Zy heeft gheschent
t'Verbont, Lant en Adel verraden,
Hadde Godt ons niet bewaert,
Hier waer langh gheopenbaert,
Een moort van des Parijs weergaden.
55[regelnummer]
Doe quam
Ducdalf moordadich
Als een Leeu wreet en seer fel,
Hy was dit Lant seer schadich,
Want hy achten al tvolck rebel,
In zijn voortstel,
60[regelnummer]
Proefden wy oock terstont zijn vruchten,
Den Adeldom ghedoyt
Ga naar voetnoot61.,
En de Christenen verstroyt
Met duysenden doen suchten en vluchten.
Grouwelick was zijn leven
65[regelnummer]
Als een Duyvel in menschen schijn,
Tgheen dat hy heeft bedreven
Salt Neerlandt ghedachtich zijn
Met valschen Wijn
| |
[pagina 55]
| |
Ginck hy t'verjaecht volck Pardon schencken
70[regelnummer]
Maer van zijn ghenadicheyt
Die hy hadde toegheseyt
Mach Haerlem, Zutphen,
Naerden gedencken.
Don Lowijs kond soet wieghen
d'Arme Mooren met soeten klap:
Ga naar voetnoot74, 75.
75[regelnummer]
Om hun soo te bedrieghen
Gelijck Judas en Joap
Ga naar voetnoot76.,
Voor sulcken snap
Hoortmen de vrome te vermanen,
Want de Inquisicy seyt
80[regelnummer]
Teghens zijne Majesteyt
Liever gheen Lant dan Luthrianen.
Don Jan vol valsche treken
Die quam als een Wolfken tam:
Zijn schalckheyt
Ga naar voetnoot84. ginck
uutbreken
85[regelnummer]
Doe hy ontrent Namen quam,
En t'slot innam:
Na peys ginck hy weer Crych verwecken
Met een bloemken inde hant
Quam hy voor den Thuyn playsant
90[regelnummer]
Maer toeghesloten vant hy t'hecken.
Parma had oock ghesoghen
Uut zijns moeders borsten t'Fenijn:
Hy was dobbel doortoghen
Ga naar voetnoot93.
Nochtans eenen goeden schijn,
95[regelnummer]
Den valschen Wijn,
Eylaes, moest onsen
Prins ghenieten:
Door
Balthazar Geeraerts,
Een moorder met weynich baerts
Ga naar voetnoot98.,
Die hem binnen Delff ginck doorschieten.
100[regelnummer]
Ernestus was de seste
Tscheen de Peys stont in zijn macht,
Maer hy slachten de reste
Vanden Vrede was noyt ghedacht,
Hy heeft ghetracht
105[regelnummer]
Om zijn fenijn oock uut te spouwen
En te brenghen om den hals,
Door
Michiel Renichion vals,
Ga naar voetnoot107.
Den Helt
Graef Mauritz van Nassouwen.
| |
[pagina 56]
| |
Albartus hooch van Name
110[regelnummer]
Is het sevende hooft seer net,
Dees Landen onbequame
Met zijn vierkante Bonet:
Bloedigh besmet,
Is hy als d'ander oock bevonden
115[regelnummer]
Doch hy is Cardinael,
Best, en lest van altemael,
De doot heeft d'ander ses verslonden.
Thert ghinck hem openbaren
Ga naar voetnoot118
Diemen zijn Heylicheyt heet,
120[regelnummer]
Doe hij in s'doots bezwaren
Bracht een Dochter soo elck wel weet,
Sijn Roode Cleet,
Dat is bloetdorstich van sich selven,
Die int Lant ootmoedich quam
125[regelnummer]
Hij heeft een vroom Christen Lam
Te Bruessel levendich doen delven.
Den ghesalfden des Heeren
Is worden een Crychsman vroom,
Om te Tyranniseren
130[regelnummer]
Dat konsent kreegh hy van Room,
Ga naar voetnoot130.
Ten is maer droom,
Die op sulcke Hoofden wilt bouwen
Spruyt dan uut den boom geen goet,
Daermen sich voor knielen moet
135[regelnummer]
Wie salmen dan moghen betrouwen.
Wat hebben dese seven
Hoofden, seght my met verstant
Veertich jaeren lanck bedreven
Yet goets in dit Nederlant?
140[regelnummer]
Dan rooff, moort, brant:
Vervolgt, verjaecht, geschaeckt, ontstolen,
Desen gheestelicken Man,
Comt alsoo oock achter an,
Sulck ampt en is hem niet bevolen.
145[regelnummer]
Gheunieerde Landen,
Die de Hoere niet en vreest,
Ga naar voetnoot146.
Welck droncken sit vol schanden
Op dat seven-hoofdich beest: Apoc. 13.
Let op den gheest:
150[regelnummer]
Vergiftich zijn de spaensche Vlieghen
| |
[pagina 57]
| |
Wilt ghy seker zijn bevrijt,
Respice Finem altijt,
Hout ooch int zeyl al voor t'bedrieghen.
Och Nederlant ghepresen
155[regelnummer]
Seer beklaecht meuchdy wel zijn:
Ghy pleecht een bloem te wesen
Boven alle bloemkens fijn,
Schier ten ruijn,
Soo gaet ghy nu Belgica schoone,
160[regelnummer]
Och wat deedt ghy reyn Prieel
Ga naar voetnoot160.
Grooten kost int Lant-Juweel
Ga naar voetnoot161.
Vernielingh gheeftmen u ten loone.
Was den Keyser
Ga naar voetnoot163. verleghen
Om een somme ghelts off schadt?
165[regelnummer]
Die heeft hy haest ghecreghen
Uut dees Landen, verstaet wel dat,
In elcke Stadt
Vont hy t'volck als ghetrouwe vrinden.
Mach dan desen Potentaet
170[regelnummer]
Sulcke Landen wenschen quaet?
Hoe kan hy't in zijn herte vinden.
Carolus groot van machte
Heeft het Nederlant verclaert,
Rijck, Edel van gheslachte.
175[regelnummer]
Was hy t'eenich tijt bezwaert,
T'gaf onghespaert:
Daerom ginck hy't een melck-koe noemen
Maar
Philips zijn eenich soon,
Ghevet daer voor sulcken loon
180[regelnummer]
Waert in zijn macht hy sout verdoemen.
o Coninck hooch verheven
En wilt ghy noch niet afstaen,
Van u Afgodisch leven?
Soo Manasses
Ga naar voetnoot184.
heeft ghedaan,
185[regelnummer]
Door bidden saen,
Heeft hy ghenade voor God vonden
Daerom u gheheel ontslaet
Den verdoemelicken raet,
Der Papen, menschen vals van gronden
Ga naar voetnoot189..
| |
[pagina 58]
| |
190[regelnummer]
d'Afgodery wilt schouwen
Ghelijck doodelijck fenijn,
En wilt voortaen betrouwen
Op des Heeren Woort devijn,
Merckt wie zy zijn,
195[regelnummer]
Die t'Christen bloet altijt vernielen
Oock hun vleesch en bloet verteert,
t'Zijn diemen de Cruynen scheert,
De schrift noemtse moorders der zielen.
Hollant, Zeelant voorspoedich,
200[regelnummer]
Neemt des Heeren woort wel waer,
Ghy hebt dat overvloedich
Tis der Zielen spijs dierbaer:
Schickter u naer:
By u nabuers treuren de vromen
205[regelnummer]
Om dat s'Heeren klaren glans
Hun ghenomen is bykans,
Deurt misbruycken is het meest ghecomen.
Oorloff mijn Heeren Staten
Hout u vroom als Leeuwen koen,
210[regelnummer]
En wilt God niet verlaten
Maar bidt hem avont en noen,
Tot elck saysoen,
En gedooght gheen Affgoderye
Roept de Heer in uwen Raet
215[regelnummer]
Nae zyn Woort te wercke gaet
U voornemen zal wel ghedyen.
Niet meer so dom.
Ga naar voetnoot+
|
|