Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend117.
| |
[pagina 266]
| |
5[regelnummer]
O Vlaendren en Brabant, weest doch getrouwe
Als vrome Lants douwe, den Prins aen elcken cant
Bemindy de spaenjaerts, tsou u noch berouwen,
Somen mach aenschouwen, want sy berooven t'lant.
De spanjaerts zijn getogen, wiltet doorgronden
10[regelnummer]
So tis bevonden, na Aelst
Ga naar voetnoot10.
in Vlaenderlant
Zy waren tyrannich als alle die bloethonden,
Ick moetet u vermonden, tot haerder schant.
Als sy binnen Aelst waren ghecomen
Zy hebben niet vernomen, eenich wederstant
Ga naar voetnoot14.
15[regelnummer]
De borgers hebben sy het leven benomen
Doorschoten met schromen
Ga naar voetnoot16.,
vermoort aen elcken cant.
Dit is haer gebeurt van de spaensche bende
Ist niet groot elende, diet met de doot besuert:
Daerna hebben zijt berooft als de onbekende
Ga naar voetnoot19.,
20[regelnummer]
Vrouwen gheschent, en maechts gevioleert.
Als sy dese moort hadden bedreven
Woudense haer begeven, na Bruessel algemeyn,
Zy meendet met schoonheyt
Ga naar voetnoot23. wel
hebben ghecregen
Want sy hadden geschreven, aen
Barlemont certeyn.
25[regelnummer]
Die borgers van Bruessel, al met
verlangen
Zy wouden niet ontfangen, de spangiaerts allegaer
Die spaensche Heeren namen sy ghevanghen
En Barlamont
Ga naar voetnoot28. seer strange, so
t'blijct int openbaer.
De burgers zijn in haer geweyr getogen
30[regelnummer]
Alsmen sach voor oogen, zy waren wel gemoet:
Zy wisten wel dat sy souden zijn bedrogen
Zy woudens niet gedoogen, maer wagen lyf en goet.
Die van Brussel hebben een bode gesonden
Ter selver stonden, na Gent zeer wyt vermaert,
35[regelnummer]
Of sy inde sake wilden zijn verbonden
Ic moetet u vermonden, sy waren niet vervaert.
| |
[pagina 267]
| |
Als die van Gent de bode hebben gecregen
Ga naar voetnoot37.
Wat batet veel gezwegen, zy hebbent wel begeert,
De Spaengiaerts te verdryven, wildense wagen lyff en leven
40[regelnummer]
Dus hebben zijt geschreven, en zijn veraccordeert.
Als die van Gent t'verbont hebben gelesen
Zy hebben afgeroepen die Placcaten openbaer
Ga naar voetnoot42.
Datse de Spaengiaerts gheen Victaly souden senden by desen,
Op gestraft te wesen, als vyanden voorwaer.
45[regelnummer]
Als de Spaengiaerts dees tydinge vernamen
Zy altesamen quamen, na thuys te Lykercken
Ga naar voetnoot46. saen
Dat sy plonderde en roofden, en tgoet daer uut namen,
En thaerder onvromen, als roovers gedaen.
Monsieur de Hierges met tachtich Vaendelen knechten
Ga naar voetnoot49.
50[regelnummer]
Quam niet als de slechten
Ga naar voetnoot50.,
voor Woerden int Velt,
Hy meende met machte de geusen te bevechten,
Daer sachmen hen oprechten negen schanssen van ghewelt.
Ga naar voetnoot52.
Als Monsieur de Hierges de tyding heeft ontfanghen
Ga naar voetnoot53.
Zijn hart was hem so bange, uut Brabant also ras,
55[regelnummer]
Hy de zijn knechten wijcken, van Woerden, met
verlanghen
Zijn leger sachmen branden, al op dat selve pas.
Oorlof ghy Princen wilt u vermeeren,
Dit is tot uwen eeren, willet in danck ontfaen,
Laet ons God bidden dat haren tijt mach keeren
Ga naar voetnoot59:
60[regelnummer]
En haer macht vermeeren, die Spaengiaerts weer te staen
Ga naar voetnoot60..
|
|