Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 156]
| |
67.
| |
[pagina 157]
| |
Die Spaengiaerts maecten een walle
Om thuys met aller macht,
35[regelnummer]
Die Burghers en Soldaten alle
Arbeyden oock dach ende nacht,
Sy maeckten de stad vaste
Daert noch seer was van noodt,
Opten Tyran sy niet en paste,
40[regelnummer]
Als hy de stadt op eyschten bloot.
Het was den Spangiaerts groote spijte
Dat sy creghen gheen ghehoor,
Sy achten de stadt niet een mijte
Ga naar voetnoot43.
Eer sy daer quamen voor,
45[regelnummer]
Daer zijn niet in dan Boeren
Maecten sy malcander wijs,
Voorloopers
Ga naar voetnoot47. en
meer sulcke loeren
Ga naar voetnoot+
Sy souden wel behalen prijs.
Tgrof gheschut ghinghen sy stellen
50[regelnummer]
Voor den Rooden tooren en Vriesche poort,
Sy meendent al mede te vellen,
Ga naar voetnoot51:
En dan te bedrijven haer moort:
Maer die Heere der heyrscharen
Wiens macht haer te boven gaet,
55[regelnummer]
Conde den stadt wel bewaren
En beschermen van sulcker quaet.
Daechs naer sinte Lambert
Ga naar voetnoot57. seer
vroeghen
Begosten die Spangiaerts seer voorwaer
Te schieten naer al haer vermoghen,
60[regelnummer]
Met twintich grof stucken swaer,
Ontrent twee duysent schoten
Seer veerdich met groot gheschal,
Sy spaerden cruyt noch cloten
Om te breken muer en wal.
65[regelnummer]
Tgheviel anders dan sy waenden
Al viel den muer daer neer,
Die wal die bleef noch staende
Met alle den borst gheweer,
Die Burghers ghinghent maken
70[regelnummer]
Metten knechten en menich Vrou
Veel eerder dan zijt braken:
De Spangiaerts creghen een groote jou
Ga naar voetnoot72..
| |
[pagina 158]
| |
Naer middach ten drye uren,
In haer oorden stonden sy radt
Ga naar voetnoot74.,
75[regelnummer]
En quamen al totten mueren
Om te bestormen den stadt,
Het ghinck doen op een vechten
Aen twee plaets' tseffens ghelijck,
Mannen, Vrouwen en Landtsknechten,
80[regelnummer]
Sy weerden haer vroom arm ende rijck.
By de Vriessche Poort en Roo tooren
Wast dat sy stormden dus strang
Ga naar voetnoot82.,
En gheduerde wel wilt hooren,
Stijf
Ga naar voetnoot84. vierdalf uren lang,
85[regelnummer]
Tot dryemael toe sy leyden
Versch volck aen en af,
En schoten noch sonder verbeyden
Met haer grof gheschut even straf.
Dit mocht haer noch al niet baten,
90[regelnummer]
Sy moesten afwijcken met schandt,
Veel volcks hebben sy ghelaten,
Capiteyns, Vaendraghers menigerhandt,
Die daer sochten den voorboyten
Ga naar voetnoot93.
Creghen betaling onghespaert,
95[regelnummer]
Don Frederick sachse wel stoyten
Ga naar voetnoot95.
Vanden wal af nederwaert.
Noch quamen die Spaengiaerts vermeten,
Doen den storm opt stercste was,
Met schuyten naer den Zoutketen
100[regelnummer]
Om die t'overvallen ras,
Maer sy creghen sulcke pruymen,
Men schotender inne terstondt,
Haer schuyten moesten sy ruymen,
Twee raeckten daer inden grondt.
105[regelnummer]
Opten Gheest sy mede stonden
Ten storme wel toegherust,
Aende brug hoort mijn vermonden
Is al haer moet gheblust,
Wie daer by quam moest blijven,
110[regelnummer]
Soo wel waren sy onthaelt,
Sy en conden niet bedrijven,
Al haeren aenslach is ghefaelt.
| |
[pagina 159]
| |
Daer na twas Saterdaghe,
Doen hielden sy haer soo stil,
115[regelnummer]
Sy deden tocht noch aenslaghe,
Sy maecten oock gheen gheschil.
Men condt anders niet gissen
Oft sy lasen al den dach
Vigilien oft Sielmissen
Ga naar voetnoot119:
120[regelnummer]
Voor den gheblevenen inden slach.
Die Spangiaerts over traden
Den Sondach met boos bestier
Ga naar voetnoot122.,
Om te verhalen
Ga naar voetnoot123. haer
schaden
Acht hondert mael sy gaven vier,
125[regelnummer]
En quamen ook ten percke
Om weder te stormen fel,
Den brug quam niet te wercke,
Ga naar voetnoot127.
Sy werden gheschoten heel rebel
Ga naar voetnoot128..
Een Capiteyn quam aen vlieden
Ga naar voetnoot129.
130[regelnummer]
Om den brug te dwinghen voort,
Hy smeet
Ga naar voetnoot131. de arme lieden
Ga naar voetnoot+,
En doorstackse heel verstoort,
Het duerde niet seer langhe,
Sijn leven nam oock een endt,
135[regelnummer]
Sy mochten al wel zijn banghe
Die den brugghe quamen ontrent.
Die burghers toonden couragie,
Die knechten waren wel ghemoet,
Die vrouwen met haer coockeragie
Ga naar voetnoot139.
140[regelnummer]
Verwachten haer aencoemste met spoet,
Die meyskens ende knapen,
Het was al aende vest,
Wel voorsien met s. Stevens
Ga naar voetnoot143. wapen,
Elck wilde doen zijn best.
145[regelnummer]
Sy en dorsten niet aencomen,
Theeft haer niet wel behaecht,
Sy saghen den burghers vromen,
Ga naar voetnoot147:
Sy creghen herten versaecht
| |
[pagina 160]
| |
Die windt die haer was mede
Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Die heeft hem omghedrayt,
Gods handt was metten stede,
Sijn lof moet zijn verbreydt.
Hoe souden wy u niet loven
O alder Heeren Heer,
155[regelnummer]
Aen ons die waren verschoven
Ga naar voetnoot155.
Hebt ghy verbreydt u eer,
Ghy hebt willen behouden
Die crachtloos waren gheacht,
En die op haer selfs bouwen
160[regelnummer]
Sijn ghevallen met al haer pracht
Ga naar voetnoot160..
Lof Princelijcke Vader,
Lof Heere ghebenedijt,
Wy dancken u allegader
Dat ghy ons hebt bevrijt,
165[regelnummer]
Als wy waren seven weken
Omringt met groot ghewelt,
Ghy hebt ons niet besweecken,
Die Vyandt moest ruymen tveldt.
|
|