Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend29.
| |
[pagina 56]
| |
Dit Caims ghebroet,, fel ende quaet
Heeft nu voorspoet
Ga naar voetnoot14.,, haer boose
daet,
15[regelnummer]
Door den Tyran moordadigh,
Snel is haer voet,, vroech ende laet
Om storten tbloet,, door nijdt en haet
Van Abel onghenadich:
Ga naar voetnoot18.
Om dat die offerhandt bequaem,
20[regelnummer]
Voor Godt de Heer was aenghenaem,
Sy mochte niet verdraghen,
Dat men Gods woort reyn sonder blaem,
Sou preecken tot Gods lof eersaem,
Dat was haer een mishaghen.
25[regelnummer]
Joabs
Ga naar voetnoot25. geslacht,, zijn boosen aert,
Is hooch gheacht,, lief ende waert,
By den Tyran, den boosen,
Sijt wijs bedacht,, broeders vergaert,
U selven wacht,, u leven spaert,
30[regelnummer]
Schoudt altijt den godloosen,
Wie meest verraet,, ende verstoort,
Amasan in sijn bloet versmoort,
Die wort nu meest ghepresen,
Al had ghy Abner rechte voort,
35[regelnummer]
Ja oock u eyghen vaer vermoort,
Ten sou gheen sonde wesen.
Tot sulcken feyt,, als Judas dee,
Is nu bereyt,, tot elcker stee
Elck van des Paus gheschoren:
40[regelnummer]
Autoriteyt
Ga naar voetnoot40.,, commissi mee
Is haer bescheyt,, na doude see
Om Gods woort te versmooren:
Want soude tvolck schriftuer verstaen,
So waer haer neering gants ghedaen,
45[regelnummer]
Daer op sy hoeren houwen,
Elck soud haer afgodry versmaen
Jan melis in die halve maen
Ga naar voetnoot47.
Voor gheen Godt meer aenschouwen.
| |
[pagina 57]
| |
Dees drie voornoemt
Ga naar voetnoot49.,, 't is lanck gheleen,
50[regelnummer]
Haer aert wel coemt,, recht over een
Met dese Potentaten,
Niemant en schroomt,, voor tfeyt ghemeen
Maer elck beroomt,, hem groot en cleen
Des Tyrans ondersaten,
55[regelnummer]
Sy obedieren zijn ghebodt
Om dat sy dEgyptische vleyschpot
Te bet moghen verwerven
Met Mammon haren besten godt,
Wie met Heliam sulcx bespot
60[regelnummer]
Als Ketter moet hy sterven.
Tis voor de wint,, met den Tyran,
Uut vrees bemint,, hem wijf en man,
Veel bloets doet hy verghieten,
Wat hy beghint,, elck hout hem an,
65[regelnummer]
Dus hy verslint,, al wat hy kan,
Tot het Godt sal verdrieten:
Ghy Christen Broeders groot en smal
Vervult moet zijn sHeeren ghetal
Ga naar voetnoot68.
Naer Joannis narreren,
70[regelnummer]
En oock moetet gheschieden al,
Den Antechrist sijn swaren val,
Ten sal hem niet faelgeeren.
Princen doch dit,, incorporeert
Ga naar voetnoot73.
Ghy die nu sit,, ende regeert
75[regelnummer]
Betracht wel u Offici,
Maect niet besmit,, met bloet besmeert
U handen wit,, in root verkeert,
Noemt moort doch gheen justici:
Want als ghy coemt voor Gods aenschijn
Ga naar voetnoot79.
80[regelnummer]
Daer elck moet houden sijn termijn
Ga naar voetnoot80.
Op de sentencie passen:
Al hadt ghy twater vanden Rijn,
Met al dat inde Zee mach zijn,
Ghy sult het niet afwasschen.
|
|