Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend25.
| |
[pagina 49]
| |
15[regelnummer]
Oorlof mijn kinders, alderliefste bloet,
Het scheyden is bitter om smaken:
Ghy sijt mijn hert en ziel: sijt dies wel vroet,
In liefden mijn herte sal blaken
Tot u, en nemmermeer ick sal
20[regelnummer]
Vergheten u, int aertsche dal,
Altoos sal ick naer u haken.
Rijst op o Heer alderliefste God
Hoe langhe sult ghy slapen?
U lieve Volck wert jammerlijck bespot,
25[regelnummer]
Van Monicken ende Papen
En ander Godloose meer,
Die verdrucken u Schaepkens teer:
O Heere wilt eens op waken.
Ick roepe tot u, in desen grooten noot,
30[regelnummer]
En bidde voor alle mijn Schapen,
Die vanden Godtloosen lijden aenstoot,
Na welcke sy hongherich gapen:
Verlost ons Heer, tis meer dan tijt,
Van der Wolven tanden ons bevrijdt,
35[regelnummer]
Grijpt selve inde handt die Wapen.
Strijdt voor ons Heer, betoont u cracht,
Ghy zijt ons Hulper alleyne:
Dijn is dat Coninckrijcke, en alle Macht
Eylacen ons hulpe is cleyne:
40[regelnummer]
Wy sijn ellendich in onsen Staet,
Ga naar voetnoot40:
Ons lijden niemant gade slaet
Onder de Menschen ghemeyne.
|
|