§. 141.
Hier op wierdt aangetoond, dat alle menschen, als men slechts hun zedelyk karakter uitzondert, elkander van natuure gelyk zyn; en dat alles, wat men van Vorstelyk en Adelyk bloed hoort, ydele waan en bedrog zy. 't Is wonderlyk, zeiden die Leeraars, dat de mensch zich door zyne verbeelding zo zeer heeft kunnen laaten bedotten, zo spraken deeze Leeraars. Maar toen ik hier op deeze aarde gehoord hebbe, dat de menschen in 't begin van deeze eeuw zich nog verbeeld hebben, dat 'er Toverkollen waren, die naar den Bloksberg reisden, dat zy, naar dien zy zich op deezen waan sterk maakten, onschuldige menschen verbrandden, zo verwondert 't my niet, dat zich ook by hun een domme waan van Vorstelyk, Adelyk, Burgerlyk en Boerenbloed heeft kunnen vastzetten. Maar dat weete ik evenwel zeeker, dat het ver-