§. 8.
Deeze waarheid begreep ik zeer duidelyk. Dan myn Vader vervolgde: ik heb u straks een van deeze persikken gegeeven, en gy vindt hier in het midden eene bittere kern, daarop, den harden en ruwen steen, daarover het welsmaakend vleesch van den persik, dat dat door een tedere huid is ingesloten. Alle die dingen moeten derhalven insgelyks uit het water, waarmede ik de zwam bevogtigde, en 't welk in den boom in de hoogte steeg, gebooren zyn. -