De visschers hut.
Die gene, welke met Wisselbrieven en Documenten in den zak, niets meêr begeert, dan slechts van de eene plaats naar de andere te komen, mag dag en nacht half in den droom voordreizen; ik reize niet met hem. Veel liever behoude ik die helderheid van geest, welke geschikt is, om alles rondsom mij recht te betrachten, en ik besloot derhalven, aan eene zekere plaats, welke mij behaagde, eenigen tijd te blijven. Terwijl men mij het avondmaal bereidde, ging ik naar eene rivier, niet ver van daar gelegen en wandelde heên en weder.
O gij ongelukkigen, die van de avondschemering geen gebruik weet te maaken! de deugd bedekt zich vaak met derzelver sluiër, en het medelijden gaat in dit somber gewaad, en zoekt een goed hart, om hetzelve eenige zagte woorden te kunnen influisteren.
Niet ver van mij stond een klein houten huisjen, de deur was half open, ik naderde en zag eene jonge vrouw, welke een kind aan de borst hield, om het zagtkens te doen insluimeren. Met dezelve rust, welke op lang geleeden smart doorgaands volgt, aanschouwde zij het kind. In haare oogen was liefde, maar te gelijk ook iets nadenkends, zij kuschte het kleine schepsel en zag naar den hemel. Een spinnewiel in een hoek en een visschers net aan