Germania. Jaargang 6
(1903-1904)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe grootste vertegenwooordigers van het Duitsche Drama in de 19e Eeuw
| |
[pagina 755]
| |
slechts, niet zeer correkt vinden, dat al deze schrijvers in een zeker tijdperk voor een paar anderen, de grootsten, moeten onderdoen. Vooral de Fransche litteratuurgeschiedschrijvers staan op dit standpunt. Duizende schrijvers en tienduizende werken schuiven zij terzijde; zij zijn voor hen slechts het leergeld om Victor Hugo's gedichten te kunnen genieten of een Molière te doen worden. De Duitschers doen het anders, maar in eene kleine studie verdient het Fransche voorbeeld slechts navolging. Met het begin der 19e eeuw heeft het Duitsche drama zonder twijfel het toppunt bereikt. Dan kwam de richting die vóór alles erop bedacht was de menschelijke ziel te bestudeeren, met alle karakteristische, psychologische en individueele uitingen. Het grootste talent is Chr. Friedrich Hebbel, maar de eerste die den moed had dezen weg te gaan, in den tijd dat het klassieke drama nog hoog in aanzien stond, was Heinrich von KleistGa naar voetnoot(1). Hij begon met de ‘Familie Schroffenstein’ een ridderdrama, dat bij zijn oponthoud in Zwitserland ontstaan is. Het is één der tragedien op toevalligheden berekend, niet op noodzakelijke gevolgen. Enkele scènes zijn werkelijk poëtisch, het slot schijnt meer een schets. Kleist zelf had er reeds spoedig genoeg van. Eerst vier jaar laterverscheen zijn tot nu toe door geen Duitsch schrijver overtroffen blijspel ‘Der verbrochene Krug.’ Het idee dat een heimelijke misdadiger als rechter optreedt, die het onderzoek steeds versluieren wil en de zaakjuist daardoor aan het licht brengt, is in situatie en karakteristiek zoo prachtig doorgewerkt, dat het zeker nog lang op het tooneel zal blijven. Dan komt het wilde onheimelijke treurspel ‘Penthesilea’ en Wilbrand heeft recht wanneer hij meent dat Kleist deze Amazonenkoningin zijn eigen ziel gegeven heeft - en wanneer zij ten slotte zich bespot meenend, de honden op den beminden Achillus hitst, dan is dit de waanzin die ook op den dichter | |
[pagina 756]
| |
loerde. Maar er viel nog een lichtstraal op zijn zoo diep tragiek leven. In Dresden ontstond zijn ‘Kätchen von Heilbronn,’ zijn romaneskste werk. Zooals Kleist het zag, zien ook wij de ridderlijke en burgerlijke wereld der middeleeuwen en Kätchen zelf is, haar somnambulisme ten trots, een der fijnste scheppingen der Germaansche dichtkunst, de romaneske zuster van het klassieke Gretchen. Daardoor is ook de bijval te verklaren die dit werk ook nu nog oogst; want de Duitschers zijn op zich zelf romanesk van natuur. Omstreeks 1810 begint Kleist als patriot te werken en hij wordt de dichter der wraak. Mij maakte oorlogsliederen vol haat op den overweldiger en men vergist zich niet wanneer men meent, dat de ‘Hermannsschlacht’ niets anders is dan eene opruiingom de ketens te verbreken. De ‘Hermannsschlacht’ is evenals ‘Penthesilea’ eer pathologisch drama. Hermann is weer Kleist en het oude Germanië, dat het Romeinsche juk van zich afwerpt is niets anders dan de Duitsche Rijnbond. Daarop neemt hij nog eenmaal een aanloop en komt met zijn laatste drama ‘Der Prinz von Homburg te voorschijn. Dit is het rijpste van al zijn werken, de Pruisische staat leeft daarin, voornamelijk ook de grosse Kurfürst’ en de jonge onstuimige Prins von Homburg die met zijn degen roem en liefde meent te kunnen veroveren, en daar hij niet hooren wil, de dood naar zich toe trekt. In de ‘Prinz von Homburg’ hebben we een voorbeeld voor een patriotisch drama, alhoewel het moeilijk zal zijn, juist dit met patriotieke geestdrift duidelijk te maken. Ook de arme Kleist vernam geen geluid van blijde instemming over zijn werk dat bijna verloren was geraakt, en maakte dan ook kort daarop een einde aan zijn leven. Wij zijn nu bij het tweede groote talent uit dit tijdperk genaderd bij Ch. Fr. HebbelGa naar voetnoot(1). Het kenmerk zijner dramatische werken | |
[pagina 757]
| |
is uiterst goed toegepaste techniek, zonder het artistieke afbreuk te doen. Maar ook bij hem treedt het kenmerk zijner eeuw op: de tweestrijd waarin zich de karakters soms bevinden, juist bij hem om zoo duidelijker, door de innerlijke hartstocht, waarmee hij zijne personen uitrust. Met het eenvoudige is hij niet tevreden, hij zoekt de verwardste zedelijke verschillen op, die niet alleen verbeelding maar ook scherp nadenken eischen. Dit geldt zoowel van Judith en Genoveva als van Maria Magdalena en ‘Herodes en Mariamne’. De gevoelens die zijne helden bezielen zijn soms zoo opgeschroefd, dat het niet zelden schijnt dat de waanzin met hen speelt zooals bij Holophernes en Golo in Genoveva. Deze tweevoudigheid, die in den dichter zelf haar oorsprong heeft, voelt men door al zijne werken heen. Niettemin ligt in den dichter een geniale trek, die zich niet zelden op verrassende wijze openbaart. Met eene ijzeren standvastigheid ontwikkelt hij zijne gestalten, onheimelijk scherpzinnig dringt hij in hunne ziel en maakt, onbekommerd om den indruk, met volkomen zekerheid zijne gevolgtrekkingen. Dit komt hoofdzakelijk in ‘Judith’ te voorschijn, en niet minder in ‘Maria Magdalena’ Blijk van Hebbels genie als treurspelschrijver geeft ons zijn ‘Herodes en Mariamne’. Dit onderwerp al door zoo vele letterkundigen behandeld o.a. Dolce (16e eeuw). Voltaire, Calderon, Fentons ook in Duitschland door Uhl (16e eeuw) later dan weer door Sudermann, draait bij hem om de hartstocht van Herodes die de gedachte niet bedwingen kan, dat zijne vrouw na zijn dood wellicht in andere handen overgaat. De reine hartstocht en reine liefde gelden in het moderne tijdperk voor uitgeput. Wie zal het ook wagen na Romeo en Julie over reine liefde, na ‘Othello’ over reine hartstocht te schrijven? Men kan nu wel niet beweren, dat Hebbel alleen wegens deze bijzondere aard van hartstocht, deze fabel als onderwerp gekozen heeft, maar ongetwijfeld voelde hij zich daardoor buitengewoon | |
[pagina 758]
| |
aangetrokken. Een groote schrede vooruit kwam hij met ‘Agnes Bernauer’ eene episode uit de Beijersche geschiedenis. Wanneer ook enkele gedaanten niet zeer goed gemotiveerd zijn dit werk telt toch tot zijne beduidendsten. Van een geheel anderen kant leeren wij den dichter in ‘Nibelungen’ kennen. Het laatste gedeelte der sage, vormt de inhoud dezer geheele trilogie, bij Wagner maar één avond vullende ‘Götterdämmerung’. Het is te betreuren dat hij zoo vroeg gestorven is, want hij was een groote geest en sterk karakter. Thans komen wij tot ‘Grillparzer’Ga naar voetnoot(1) dezen dichter die eigenlijk vóór de twee hierboven genoemden gerangschikt moest worden. Hij vereenigt in zich de naklassieke periode. Hij ontwikkelt de naturalistische richting van Goethe en Schiller verder, maar zelfstandig en vrij, als een natuurlijke vorm en niet met het bewustzijn deze kunstrichting na te bootsen. Zijn eerstelings werk ‘Blanka von Kastiliën’, bezit een goede eerste acte maar heeft verder niet veel te beteekenen. Zijn naam heeft hij eerst met de ‘Ahnfrau’ gemaakt, een noodlotstragedie. Het noodlot van een mensch in een drama wordt niet door de innerlijke natuur beslist, maar door niets daarmee te maken hebbende toevallen en zelfs de schuld der ‘Ahnfrau’ werkt als geheel daarbuitenstaand. De karakteristiek is ook niet zeer te roemen, maar toch overtreft dit werk de meeste dergelijke dramas. Het meeste effect maakt de subjectieve spreekswijze die meer de begrippen des dichters dan der handelende personen kenmeken. Dat heeft ook Grillparzer zelf ingezien en juist daarom deed bij afstand van dit zoo aan effect rijke succes, om de schoonheid van het klassieke drama op den voorgrond te laten treden. ‘Sapho’ is dan ook eene waardige opvolgster van ‘Iphigenie’. In Sapho heeft Grillparzer zijn eerste voltooide karakters gegeven en zij is na hare natuur en zienswijze ‘vleesch | |
[pagina 759]
| |
van zijn vleesch en bloed van zijn bloed. Maar ook Phaon de zwakke egoist heeft veel van hem zelf en keert later nog in andere figuren weer. Het grootste wat hij ooit beproefd heeft is de trilogie het ‘Gouden Vlies’ maar toch is het als geheel mislukt en staat ver beneden Wallenstein of zelfs Hebbels ‘Nibelungen’, maar er komen afdeelingen en figuren in voor, o.a. Medea, die huns gelijken in de Duitsche letterkunde nog zoeken moeten. Hij komt dan op historisch terrein met ‘Ottokar’ eene tragedie, waarvan de eerste 2 akten voortreffelijk de drie laatsten echter minder zijn. Dan een ‘Diener seines Herrn’ dat vooral daardoor treft dat de held Bachan zijne zeer beminde jonge vrouw uit plichtgevoel uit het leven jaagt en eveneens uit plichtgevoel van wraak afstand doet; voorts de ‘Jüdin von Toledo’ en een fragment Esther, nu niet Shakespeare zooals in Ottokar, maar de Vego als ideaal voor oogen; natuurlijk moderner psychologischer dan zij, maar toch in hunne atmosfeer. Hij beproeft het ook eens bij de Grieken en schrijft zijn meesterwerk ‘des Meeres en der Liebe Wellen’. Grillparzer is dus een dichter wiens dramas naast Goethe en Schiller nog zoolang op het Duitsche tooneel blijven zullen tot er eene richting gevonden wordt, die dezelfde waarde als deze bezit. Of dit zoo spoedig geschieden zal? Vóór ik nu de moderne richting ga behandelen, wil ik nog op eenige schrijvers der overgangsperiode wijzen. Vooreerst Otto Ludwig, wiens ‘Erbförster’ tot de beste werken van zijn tijd geteld kunnen worden. Dan de tragische Karl Gutzkow, nu rusteloos jagend naar litterarisch geluk, steeds met zijn werk, nooit, met het succes tevreden. Na eerst eenige romans geschreven te hebben, komt het drama aan de beurt. De burgerlijke tragedie ‘Richard Sauvage’, ‘Zopf und Schwert’ Tartüff en daarop dat groote successtuk ‘Uriel Acosto’. Verder Brachvogel die hoofdzakelijk ‘door Narciss’ zulk succes had, dat | |
[pagina 760]
| |
minder in de letterkundige waarde, als in de paraderollen te zoeken is. Gustav Freytag gaf ons met zijn ‘journalisten’ met eenvoudige middelen één der mooiste blijspelen op het Duitsche repertoir. Ludwig Anzengruber heeft het bijzonder gekikkig getroffen. Al reeds met zijn eerste werk ‘Pfarrer von Kirchfeld’ had hij belangrijk succes, dat echter een jaar later nog aanmerkelijk overtroffen werd door zijn Meineidbauer’. Maar dan ging het ook weer bergaf. De ‘Gwissenswurm’ en Tochter des Wucherers lieten evenals de ‘Doppelselbstmord’ volkomen koud; en dit terecht. Eindelijk nog Adolf Wilbrand. Evenals Gutzkow vooreerst romans en novellen schrijvend die meer naar het romantische toestevenden, om spoedig met eenige blijspelen te beginnen, die meest een zelfstandig streven toonden. (‘Jugendliebe’ ‘Durch die Zeitung’). Zijn beste dramas zijn ‘Grachus’ en Graf von Hammerstein die nog uit de eerste periode afkomstig zijn, wat hij later nog schreef is van geringe waarde, zijn ‘Meister von Palmyra’ (1889) misschien uitgezonderd. Van eenzijdig patriotisme doordrongen zijn de meeste werken van Ernst von Wildenbruch, zijn beste stuk is, ontegenzeggelijk de ‘Haubenlerche’ wanneer ook niet streng naturalistisch, is het toch van sociaal gevoel doordrongen. Een groote talentproef in de naturalistische richting geeft Georg Hirschfeld in ‘Die Mütter’. Twee moeders worstelen om een ziel, de moeder van een jongen kunstenaar - met de moeder van zijn kind. Zoo rest mij dus nog de twee grootste beroemdheden der moderne letterkunde te behandelen, vooreerst Hermann Sudermann de Duitsche schrijver met de Fransche techniek, en veel Fransche sujets. Onrustig van geest niet in staat voor meerdere verdieping; dit oordeel moet men na het lezen van zijn werk krijgen. Gebrek aan energie verjaagt bij hem iedere nieuwe indruk, ieder nieuw effect, voor dat het voltooid is. | |
[pagina 761]
| |
Het is dan ook niet te verwonderen, dat hem de zucht naar effekt naar het tooneel dreef. De ‘Ehre’ maakte hem in eens beroemd. Dit succès moet men hoofdzakelijk in de tendenz zoeken, wanneer zijne personen ook een zekere typische eigenaardigheid niet verloochenen. Hij verlangt van zijne helden een door moeite en succès uitgevuld leven. Trast, Willy Janikow of Magda hebben hun succès reeds achter den rug, in tegenstelling met Hauptmann waar o.a. Johannes Vockerat dit nog verwacht. Sudermann had een drama kunnen voortbrengen, naturalistischer dan alle tot nu toe geschreven, maar zijn talent wees hem naar het drama waarop wij de woorden des twijfelaars in ‘Sodoms Ende’ zouden kunnen toepassen: ‘Er bestaat geen liefde, geen noodlot, geen plicht; wij hebben alleen maar zenuwen. Daarna kwam zijn drama Heimat.’ Ook dit drama heeft door de daarin geuite tendenz zulk reusachtig succès gehad. Veel beter was de ‘Schmetterlingschlacht’ een kleinburgerlijk stuk, met goedgeteekend sujet. ‘Das Glück im Winkel’ oogstte weer een dergelijk succes als ‘Heimat’. Dan kwam heel iets anders waarover men zich ten zeerste verwonderde ‘Johannes’. Een groot vraagstuk, ernstig en diep opgevat, dat als geheel echter weer aan Sudermanns groote fout, het vullen met effect strandde. Dezelfde fout maar nog sterker gekenteekend heeft de onduidelijke symbolische tragedie van blinde titanen ‘Drei Reiherfedern’. Geheel waardeloos is het drama ‘Johannisfeuer’ en het tijdstuk ‘Es lebe das Leben’. Evenzoo zijn ‘Sturmgeselle Sokrates, welk werk zoovele letterkundige pennen in beweging gezet heeft. Ten slotte nog ‘Gerhardt Hauptmann. In den beginne hevig aangevochten, later ver overschat, wordt hij in de laatste tijd, met een zekere onverschilligheid bezien. Men meent er is van hem niets meer te verwachten, hij heeft niet gehouden, wat hij eens beloofde; m i. is hij geworden wat hij worden kon, de beduidendste vertegenwoordiger van het Duitsche naturalisme. | |
[pagina 762]
| |
Weliswaar zijn Zola en Ibsen als personen en Tolstoi ook als dichter meer dan hij, maar een “homo sui generis” is Hauptmann ook, en het grootste talent zijner generatie. Zijn eerste en tegelijk beste naturalistisch werk “Vor Sonnenaufgang” ontstond onder den invloed van Holz en Schlaf’. Tot zijn beste werken telt ook ‘die Weber’ al is het ook een puur milieudrama evenals ‘Kollege Crampton’ en de ‘Biberpelz’. Blijven de personen in ‘Die Weber’ binnen hunne omgeving, bij Biberpelz en Crampton, komt er ten minste nog één te voorschijn een sluwe dievegge een verbommelde kunstenaar. Hauptmanns psychologische kunst bemerkt men voornamelijk in ‘Fuhrmann Henschel’. De proef eens een historisch milieudrama te schrijven is met ‘Floran Geyer’ mislukt. Een bepaald theaterstuk is ook men moge zeggen wat men wil ‘Die versainkene Glocke’ een sprookjes drama’; gezochte karakteristiek vaak zoet en koket toonen onverkenbaar Hauptmanns gespannen verhouding met de poesie. Hetzelfde vinden wij in Schluck und Jau. Ik geloof niet dat wij van Hauptmann nog veel verwachten kunnen, maar niettemin willen wij dat wat hij tot nu toe tot stand gebracht heeft eerbiedigen. Zoo wij gezien hebben is de verwachte Shakespeare in de nieuwe Duitsche letterkunde nog niet gekomen; dit zal slechts de dichter zijn die onbekommerd om denbij val van zijn tijd alleen werken zal: quando Amore spira. |
|