Germania. Jaargang 6(1903-1904)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Duitsche Balladen Door Omer Wattez (Doornik) Elzenkoning Ballade van Goethe. Wie rijdt er zoo laat door nacht en wind? Het is de vader met zijn kind. Hij draagt den knape wel in den arm. Hij voert hem veilig, hij houdt hem warm. ‘Mijn zoon, berg uw gezicht zoo bange niet.’ ‘Ziet, vader, gij den Elzenkoning niet, Den Elzenkoning met kroon en sleep?’ ‘Mijn zoon, het is een nevelstreep.’ ‘Gij liefste kind, kom mee met mij! Wij zullen samen spelen blij; Veel bonte bloemen staan aan 't strand Mijn moeder draagt gouden kleed en band.’ [pagina 307] [p. 307] ‘Mijn vader, mijn vader hoort gij niet Wat Elzenkoning mij even biedt?’ ‘Wees rustig, wees stille, mijn kind; In droge blâren suizelt de wind.’ ‘Wilt, zoete knape, gij met mij gaan? Daar zullen mijn dochters te wachten staan. Mijn dochteren leiden den nachtlijken dans, En wiegen u zachtjes en zingen voor ons. ‘Mijn vader, mijn vader, ziet gij daar niet, De dochters des konings in 't duister verschiet?’ ‘Mijn zoon, mijn zoon, ik zie als een schaûw; Dat schijnen die oude wilgen zoo grauw.’ ‘Ik min u, mij treft uw schoone gestalt; En zijt ge niet willig, dan bruik ik geweld.’ ‘Mijn vader, mijn vader, nu grijpt hij mij aan; De Elzenkoning heeft mij kwaad gedaan!’ Het gruwelt den vader, hij rijdt gezwind, En houdt in de armen het hijgende kind; Bereikt zijn hof met moeite en nood; En in zijne armen het kind was dood. Vorige Volgende