hebben. Een paar voorbeelden om te bewijzen: In 1897 sprak Dr Kiewiet de Jonge, thans voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Verbond, in de openingsrede van het Nederlandsch Congres te Dordrecht als volgt: ‘Natie is eenheid van taal, dat gold, toen aan Elzas-Lotharingen, van Frankrijk losgescheurd, de duitsche taal werd opgedrongen...’
Wie dat leest kan niet anders tenzij oordeelen, dat de Fransche taal de taal van Elzas-Lotheringen was. Dr Kiewiet de Jonge moet dat toch wel anders weten. Het Fransch was de aangenomen taal van eenige honderden uit de hoogere standen, die zich daardoor van het duitschsprekende volk wilden onderscheiden en voornaam toonen, gelijk nu de burgerij in Vlaamsch-België, en de Hollandsche burgerij in den Haag. Als men aan die honderden gelijk geeft, en de losscheuring van Elzas-Lotheringen van Frankrijk beklaagt, dan moet men logisch de Vlaamsche beweging afkeuren, en gelijk geven aan de verfranschte burgerij in Vlaanderen, die in kleine minderheid nochtans, de wet geeft aan drie millioen Vlamingen. Dan moet men ook beweren, dat de taal van Vlaanderen het Fransch is, en dat de strijd der Vlamingen voor het ‘gemeenschappelijk kleinood, dat, waarmeè een volk leeft en sterft, onze taal’, gelijk in diezelfde redevoering wordt gezegd, een misplaatste strijd is. Hadden Elzassers en Duitsche Lotheringers vergeten dat de moedertaal een kleinood is, vergeten door een valsche opvoeding, door Frankrijk gedurende eeuwen opgedrongen, nu zullen zij het sedert 1870 toch weerom wel bewust zijn geworden en de uitstervende ‘protestataires’ zullen haast geen reden van bestaan meer hebben. Wie Elzas-Lotheringen een weinig kent, zal daarvan wel getuige zijn geweest.
In dezelfde dwaling, als Dr Kiewiet de Jonge, vervalt een andere voorzitter van het Nederlandsch Congres te Nymegen in 1901. Ook in de openingsrede van het Congres zegt Dr B. ter Haar:
‘Tot het voortleven van een krachtig volksbewustzijn en alzoo het voortbestaan van kleine volken bovenal, behoort zeer zeker het hoog houden van hun kostbaarsten schat, hun taal. Dat weten de onderdrukkers van kleine volkstammen al te goed. Denkt aan Malta, denkt aan Finland, denkt aan Elzas-Lotheringen.
Weerom Elzas-Lotheringen! Werd hier met opzet dezelfde dwaling herhaald als te Dordrecht?
De Duitsche inwoners van Elzas-Lotheringen, die daar de negen tienden der bevolking uitmaken, hadden door eeuwen Fransche verdrukking hunne taal niet kunnen hoog houden. De rijken, die tijd en geld hebben, hadden de vreemde taal aangeleerd en zij meenden, zij, kleine minderheid, dat de taal van hun land het Fransch was. Zij riepen wat luide, dat zij protesteerden en het Duitschsprekende volk riep uit onwetendheid meê.