Germania. Jaargang 4

Verscheidenheden.

Das tschechisch-russisch-französische Bündnis gegen das Deutschtum wurde bei der in Borow in Böhmen stattgefundenen Feier der Enthüllung eines Havlicekdenkmals von dem Fest einer Karl Tuma, Schriftleiter der ‘Narodni Listy’, in folgender Weise gefeiert: ‘Unser Kampf mit den Deutschen - sagte Redner - dauert heute noch vierzig Jahren noch fort und ist bisher nicht ent chieden. Blicket um Euch, wohin Oesterreich gerathen ist, schauet auf, mit welchem Hochmut der pangermanische Drache sein zischendes Haupt gegen dasselbe erhebt, sehet aber auch wie das Sechsmillionenvolk ungebrochen auf der Wacht steht.... Wir sind nicht mehr vereinzelnt (alleen), nicht mehr verla sen und verein amt wie einst. Das weite Ausland beginnt die tschechische Wahrheit und die tiefe Bedeutung unseres schw[e]ren

[p. 63]

Kampfes auf dieser alten Bastion des Slawentumes zu begreifen. Die gutgesinnten Köpfe der russischen und französischen Intelligenz wissen bereits, was unser Sturz in die Tiefe des germanischen Meeres für die Zukunft Europas bedeuten würde, doch diesen Sturz wird, so Gott will, die Sonne des XX. Jahrhunderts nicht erblicken, sondern sie wird vielmehr den Sieg unserer grossen und gerechten Sache sehen, denn ein Volk von solcher Vergangenheit (verleden), welches seine Lebenskraft derart (aldus) bewährt (bewezen) hat, welches Genies und Charaktere hervorgebracht hat, wie den grossen Havlicek, wird nicht zu Grunde gehen und sich sein Vaterland nicht von den Hufen der Hunnen der Neuzeit zerstampfen las en.’ Höher geht's nimmer.

_* * _*

Von Spuren alter Colonisation in Island erzählt ein Bericht aus Kopenhagen. Danach hat der dänische Forscher Capitän Daniel Brun, der jetzt auf dem Rückwege von Island ist die ältesten Spuren der irischen Colonisation auf Island entdeckt. Wie bekannt, landeten vor der skandinavischen Besiedlung (volkplanting) irische Mönche (monniken) auf der Insel und liessen sich besonders im Südwesten nieder. Capitän Brun will nun Spuren dieser Ansiedlungen, die bis auf die frühesten Zeiten zurückgehen. gefunden haben; es sind hauptsächlich eingestürzte kleine Klöster, deren Maasse und Pläne er aufgezeichnet hat. Ausserdem hat er Kirchenglocken and andere Ueberbleibsel gefunden.

_* * _*

Europa's rijkdom aan het einde der 19^de eeuw is door Mulhall uitgerekend en medegedeeld in de nieuwste ‘Dictionary of statistics’. Natuurlijk is deze arbeid niet tot in alle bijzonderheden nauwkeurig, maar toch valt er het een of ander uit te leeren.

Zoo is in Europa het gezamenlijk kapitaal 705,000,000,000 gulden, waarvan 500 milliard vlottend is. Daar het vaste kapitaal weinig aan schommelingen onderhevig is, moest de verhouding van het vlottend tot het vaste kapitaal voortdurend toenemen. Naar den gezamenlijken rijkdom worden de verschillende Europeesche staten aldus gerangschikt: Engeland 177 milliard, Frankrijk 148, Duitschland 120, Rusland 96, Oostenrijk 61, Italië 47, België 15, Holland 13 milliard. Engeland's ontwikkeling van den rijkdom in de 19^de eeuw, is bijzonder ongewoon geweest, voor Frankrijk was zij minder gunstig. Het vlottende kapitaal wordt op de volgende wijze aangegeven: voor Engeland 63 milliard, Frankrijk 37, Duitschland 22, Rusland 8, Oostenrijk 6, Italië en België ieder 4, Holland 3,6 milliard. De volgorde ist juist dezelfde als bij den gezamenlijken rijkdom, maar de verhouding is het grootst bij de industrie-

[p. 64]

landen en het kleinst bij die, van welke de industrie en de handel eerst pas begonnen zijn zich te ontwikkelen.

Terwijl de verhouding in Engeland 35 pct. bedraagt in België 28 pct., in Holland 21 pct., in Frankrijk 26 pct., in Duitschland 18 pct. is zij in Rusland, Oostenrijk en Italië 9 pct.

Eene andere volgorde krijgt men, als men het geheele kapitaal, van de afzonderlijke landen omrekent per inwoner. Ieder Engelschman bezit gemiddeld ongeveer 3572 gulden, de Franschman 3174 de Hollander 2108. de Belg en Duitscher ieder 1872, de Oostenrijker en Italiaan i[e]der 1200 en de Rus 270 gulden.

Neemt men alleen het vlottend kapitaal, dan bezit de Engelschman gemiddeld 1292 gulden, de Franschman 816, de Hollander 600, de Belg 513, de Duitscher en Italiaan ieder 336, de Rus 69 gulden.

De druk der begrooting van de verschillende Europeesche Staten wordt in ronde cijfers op de volgende manier aangegeven: Duitschland 4 milliard, dus 2 pct. van den geheelen rijkdom, Engeland 3 milliard of 1 pct., Frankrijk 3 1/2 milliard of 1.4 pct, Rusland 2 milliard of 1.8 pct, Italië 1 milliard 800 millioen of 2.3 pct., België 375 millioen of 1.5 pct., Holland 300 millioen of 1.4 pct.

Volg ns deze opgave zou deze belasting van he nationaalvermogen door de staatsultgaven in Italië 't grootst zijn en volgen verder: Deutschland, Oostenrijk Rusland, België, Frankrijk, Holland en Engeland.