Germania. Jaargang 3
(1900-1901)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 315]
| |
lijkheden hangt, het zwaard, dat bij hen hooger dan het vergankelijke leven - den onsterfelijken roem bedreigt. Als een klein bewijs hiervan willen wij een weinig van het Fransche hof meêdeelen, hoe dames en heeren der zeventiende en achttiende eeuw, die of zelf op den troon zaten of er zich rond bevonden, met spijs en drank omgingen. Wij willen een aanvang maken met koningin Margot, de schoone Margareta van Valois, gemalin van Hendrik IV, tevens beroemd om de gedichten, die zij zelve schreef zoowel als om die waartoe zij bij de dichters aanleiding gaf. Haar echtgenoot was de meest geliefde koning van Frankrijk; in een brief, dien hij aan een vriend geschreven heeft, leest men: ‘Margot heeft mij een onderhandelaar gezonden en om de gunst gebeden, dat ik zou toelaten verscheiden vaten “gebrand vocht”, zonder tol te betalen binnen te smokkelen. Ik kan het haar niet toestaan. Zij heeft in den laatsten tijd een zeldzame drift gekregen, om in het gebergte van Quercy op kamelen uit wandelen te rijden en moest zij volkomen beschonken van zulke hoogte vallen, dan ware ze verloren’ De hertogin van Mazarin, nicht van den beroemden kardinaal, trouwde op zestien-jarigen ouderdom met den hertog de la Meilleray. Deze was zoo verkwezeld, dat hij voor 400,000 frank standbeelden en schilderijen, die hem zijne vrouw had meêgebracht, liet vernielen, omdat ze hem te naakt toeschenen. De hertogin, een der schoonste vrouwen (door Saint-Evremond het achtste wereldwonde geheeten) bedronk zich zoodanig, dat zij zich in zulke oogenblikken alles van 't lijf rukte, zoodat haar man, die haar niet kon vernielen zooals de standbeelden, er voor zorgde, dat de hertogin aan vreemde oogen onttrokken bleef, wanneer zij in een roes van brandewijn verkeerde. Tot verontschuldiging placht de schoone hertogin te zeggen: ‘Andere vrouwen, de Regentes, Madame v. Montespan hebben het door oefening reeds zoo ver gebracht, dat zij kunnen drinken zonder beschonken te zijn. Die gelukkigen!’ De hertogin van Mazarin liet een waard uit Ierland ontbieden, die haar uit safraan, cochenille en andere kruiden een drank moest vervaardigen, welke door zijne scherpte voor andere ten volle ongenietbaar was. De laatste drie jaar van haar leven, voedde zij zich alleen met brandewijn; nauwelijks 28 jaar oud, was zij leepoogig geworden en beefden haar handen zoozeer, dat men den inhoud van het glas ineens in den mond moest gieten. De meest poëtische Blondine aller tijden, de schoone Louise de la Vallière, het meisje, dat lange jaren in het klooster boete deed, omdat zij onder de verlokkingen van Lodewijk XIV bezweken was, kende in de zelfgezochte eenzaamheid geen andere verstrooiing dan bidden en - likeur drinken. Zij liet zich een bidstoel maken, waarvan men het bovenste deksel kon oplichten en waarin dan een menigte | |
[pagina 316]
| |
brandewijn flesschen konden verborgen worden, zoodat zij, zonder onderbreking bidden en drinken kon. De hertogin van Bouillon leed aan een soort stuipen die geen der hofartsen noch één der van wijd en zijd geroepen dokters kon wegmeesteren. Een kamer-juffer der hertogin had een broeder, die artsnijkunde studeerde; deze zag op zekeren keer de 22 jarige dame bij een harer schrikk lijke toevallen en zegde tot zijne geliefde: ‘Dat is een mooi geval van dronkemans waanzin’. Deze juiste diagnose bekocht hij met tien jaar Bastille. De hertog van Orleans was met de flesch matiger, zijn ongeluk lag in den hartstocht, gansch verrotte visschen te eten een drift die hij niet zijn leven moest betalen. Over zijne vrouw schrijft haar schoonmoeder, de ‘princesse palatine’, volgende klacht aan den paus: ‘Uwe Heiligheid moet mijne schoondochter een vermaning doen toekomen, zij is overmatig ijdel op haar koninklijke afkomst en weet haar trots in niets te verdrinken dan in rosoglio. Toen haar dochter, mijn kleindochter, de hertogin van Berry, van de eerste communie terugkeerde, wijdde haar moeder haar in de kunst van het drinken in en beide zetten die zoo lang voort, tot de kamerjuffers haar met verwarde haren, in erbarmlijken toestand, onder de tafel vonden’. Uit berouw hierover trok de hertogin van Berry zich bij de Carmeliterinnen terug; de nonnen nu, die trotsch waren een zoo hooge gast binnen haar kloostermuren te hebben, zochten deze bij zich te houden, met door een eigen bode uit Rusland dranken te laten komen die aan sterkte alles overtroffen. Da hertogin van Berry stierf, zooals bekend is, ook aan dronkeman: waanzin. Natuurlijk mocht men de waarheid niet bekennen en in het doodsbericht luidt het dan ook: ‘De vrome hooge vrouwe, hertogin van Berry, is door overmatig gebruik van brandewijn gestorven dien zij wegen haar maagaandoening moest nemen’. *** Dieren in Hypnose. - Proffessor Max Verworn, een groot Duitsch geleerde, heeft een aantal proeven gedaan op het gebied van dieren-hypnotisme. Hij bemerkte dat er haast geen soort zoogdier, vogel of reptiel is, dat niet onder den invloed gebracht kan worden. Jonge krokodillen bleken uitmuntende sujetten te zijn, die dadelijk onder hypnose zijn, wanneer zij op den rug gelegd worden. Ook zijn proeven gedaan met groote exemplaren, maar deze bleeken niet zoo geschikt te zijn. Een gewone groene hagedis werd het kruipen onmogelijk gemaakt door het dier op den rug te leggen, de kaken dicht te knijpen met twee vingers en den staart vast te houden. Na een poosje gaf zij haar pogingen om te bijten en om op haar pootjes terecht te komen op. Toen het dier losgelaten werd, bleef het volmaakt stijf en rustig, meer dan een uur lang. | |
[pagina 317]
| |
Kikvorschen zijn niet zoo gemakkelijk onder den invloed te brengen. Maar toch wanneer kikvorsehen op hun rug gehouden worden en verhinderd worden in hunne bewegingen, dan worden zij na vijf of tien minuten rustig. Hun ‘slaap’ duurt twintig à dertig minuten. Slangen werden, niettegenstaande hun woest en geweldig optreden en hun herhaalde uit- en aanvallen, eveneens gehypnotiseerd. Het schijnt nagenoeg onmogelijk honden of katten onder den invloed te brengen. Jonge dieren lernen zich beter tot deze proefnemingen dan oude. Konijnen en eekhorentjes zijn uitstekende sujetten, evenals duiven en roodborstjes. Zelfs visschen slapen in hypnose. De beste sujetten zijn kippen,
*** Onderzeesche Vaartuigen. - Gaston Calmette, secretaris der redactie van den Figaro, vertelt in dit blad de reis, die hij het voorrecht had mee te maken, in de onderzeesche torpedo Morse. Eenige van de merkwaardigste indrukken daaruit mogen hier volgen: Toen wij de haven verlieten volgden wij het watervlak. Toen dompelden wij onder. Van dit oogenblik af aan is de plaats van den kommandant in het midden-punt van het vaartuig, te midden van allerlei electrische knopjes; den blik houdt hij stijf gericht op een geheimzinnig optisch instrument, den periscope, waarvan het andere eind steeds op het water blijft drijven, hoe diep de torpedo ook zinkt. Hierdoor ziet hij alles, wat aan het oppervlak gebeurt en alles wat daar voorbij komt. Het onderdompelen werd aldus beschreven: Eerst een golving in wijde kringen, groote waterbellen, die klotsend opduiken rondom ons heen. Dan wordt de horizonlijn uitgewischt. Het windgeluid zwijgt, het water glijdt zacht langs de patrijspoorten en sluiert ze langzamerhand met een emerauden waas; boven ons stapelt het water zich op, als een zondvloed, die zich verheft tot de sterren; een zich oplossen van alles, een wegsterving van de buitenwereld. Geen wolken meer, geen hemel; en boven onze hoofden en rondom ons heen zijn de vloeibare gewelven zoo dicht en zoo mat, zoo uitgedoofd, dat men zich het bestaan van een zon niet meer kan voorstellen. Toch zijn wij nog maar vijf meter onder het watervlak. Op 20 meter ziet men niet eens meer deze schemerende diepten; duisternis omvademt alles en verbergt het in een onmetelijken en eeuwigen nacht. Daling door voortbeweging is meer merkbaar, alleen de manometer wijst beide aan en toch daalden wij 6 meter (de vastgestelde diepte om elke botsing | |
[pagina 318]
| |
te vermijden en de schade op de zekerste wijze toe te brengen) in 70 seconden. Wat de ademhaling aangaat van de gasten in de torpedo, deze is even volmaakt als waar dan ook. Tegen den middag toont commandant Terrin ons in het midden van den periscope, die, onzichtbaar, altijd maar drijft op het zeevlak en ons het beeld overbrengt van alles wat zich daar vertoont, de Narval, die daar juist opduikt bij de oude batterij Imprenable. Van uit de diepte, waar wij ons bevinden, volgen wij elke van haar minste bewegingen, tot het oogenblik, dat de vlag van den admiraal zich van rechts naar links beweegt op het fort om ons er aan te herinneren, dat het uur van terugkeeren geslagen heeft,
*** Siberische treinen. - Zekere treinen van den Siberischen spoorweg voeren een bibliotheek, een piano, allerlei schrijfbenoodighede[n], een scheerwinkel, een gymnastiekzaal, ijswater, heetwater, cijferbladen, die het volgende station en 't oponthoud aldaar aangeven, dubbele vensters ter sto[f]we[r]ing en tegen de strenge winterkoude en tevens een waarneming- en uitzichtwagen met zich mede. Geneeskundige hulp wordt kosteloos verstrekt; tot baden wordt voor 30 cent de gelegenheid verschaft. Elk dier treinen wordt vergezeld door beambten, die de Duitsche, Engelsche en Fransche taal machtig zijn.
***
Automatische ontsteking van gaslantaarns. - Dit systeem is het eerst te Emmerik ingevoerd. Ongeveer 200 voor gasgloeilicht ingerichte lantaarns worden van uit de gasfabriek binnen 18 seconden ontstoken en uitgedoofd en wel de nachtlantaarns onhafhankelijk van de avondlantaarns. Aan een Duitsch vakblad ontleent het T. v. N. het volgende; Het in de gaslantaarns aangebrachte apparaat heeft een cylindri[s]chen vorm en is in twee kamers verdeeld, welke door kwikzilver worden afgesloten. De eene dient voor de opname van samengeperste lucht, de tweede voor de opname van gas. In de binnenste kamer mondt een gasbuis, die, door een vlotter met een klep verbonden zijnde, het gas afsluit of vrijen doorgang verleent tot het zich in het huisje bevindenden brander. Voor de ontbranding dient een zich naast den brander bevindend klein vlammetje. De ontbranding door luchtdruk van de gasfabriek geschiedt onafhankelijk van den gasdruk en kan dus op elk tijdstip plaats vinden. Ter verkrijging van | |
[pagina 319]
| |
den luchtdruk is in de gasfabriek een zelfwerkende hydraulische blaasmachine met de luchtbuisleiding verbonden. De nachtlantaarns ontbranden door middel van het gestadig brandende vlammetje bij een luchtdruk, gelijkstaande met het gewicht van een 50 tot 100 mM. hooge waterzuil, de avondlantaarns bij eene van 150-250 mM. Door vermindering van den luchtdrug 's nachts tot op 100 mM. worden de avondlantaarns uitgeloofd; bij opheffing van den luchtdruk worden ook de nachtlantaarns uitgedoofd. Als voordeden dezer luchtdrukontbranding zijn behalve andere opvallende voordeelen aan te stippen de groote besparingen aan loonen voor lantaarnopstekers en kosten voor de vernieuwing van de gloeilichamen, daar hun duurzaamheid door dit stelsel wordt vergroot. Te Emmerik is men er over zeer tevreden.
***
Groote Steden. - Volgens de laatste bekende gegevens is het getal der groote steden boven de 100,000 inwoners in: Groot-Brittanië 38, Vereenigde-Staten 36, Duitschland 33, Rusland 17, Frankrijk 15, Italië 12, Oostenr.-Hongarije 7. Spanje 7 België 4, Nederland 4, Zwitserland 3, Brazilië 3, Zweden 2, Portugal 2 Chili 2, Eur. Turkije 2. De meeste overige staten hebben éé boven 100,000 inwoners. Meer dan 1 millioen Inwoners hebben: Londen (4,6), Parijs (2,5), New-York (2,5), Berlijn (1,9), Chicago (1,7), Weenen (1,5), Petersburg (1,3), Philadelphia (1,3), Konstantinopel (1,1) Moscou (1). Meer dan 500,000 inwoners hebben Glasgow, Liverpool, Manchester, Birmingham, Hamburg, Budapest, Madrid, Barcelona, Napels, Rome, Warschau, Amsterdam, St. Louis, Boston, Baltimore, Buenos-Ayres, Rio de Janeiro.
***
Herinneringen aan Brahms. - De letterkundige Max Kalbeck schrijft in het Hamburger weekblad Der Lotse over den toonkunstenaar, die hem persoonlijk bekend was. Schijver zegt o.a. dat Brahms in zijn vroegeren Weener tijd, met verscheidene vrienden een tafel had in het gasthuis ‘Zur schönen Laterne’. Toen hij zekeren avond, als naar gewoonte binnentrad, zag hij het heele lokaal opgeruimd en tot balzaal ingericht. De ‘Fiaker-Milli’ een der meest gevierde Weener lokaalzangeressen, was er in gezelschap. Brahms meende terug te keeren, doch de waard liep hem na en zegde dat de juffrouw het zoo ingericht had dit zijn tafel was vrijgebleven: ze stond voor hem en de andere heeren gedekt op de gewone plaats. Brahms vond deze oplettendheid heel aardig en zag alles met veel behagen aan. Nu wilde het ongeluk dat de klavierspeler op 't laatste uur dronken werd en geen ander zijn plaats kon | |
[pagina 320]
| |
innemen. Algemeene neerslachtigheid en radeloosheid. De meisjes staken de hoofdjes samen. Eindelijk scheen men het gevonden en een half dozijn der mooiste meisjes, met degene vooraan die het feest gaf, snelden naar de tafel. Juffer Milli richtte tot Brahms een plechtige toespraak, die eindigde met de bede dat hij haar uit den nood zou helpen. Brahms liet zich niet lang bidden en zette zich voor 't klavier en speelde den ganschen avond wat men maar van hem verlangde. Daarvoor kreeg hij na elken dans telkens van een ander mooi meisje een zoen en eindelijk, er nog drie na de eerste quadrille, van de Fiaker Milli zelf! Het grappigst van al is, zegt schrijver, dat hij trotsch was over zoo'n gebeurtenis en het mij gansch uitvoerig tot in de kleinste bijzonderheden mêedeelde. Wat zou menig voorname dame gegeven hebben, zoo hij in haar salon slechts een enkel stuk had willen voordragen. Ik was eens in een groot gezelschap, te zijner eer bijeengekomen, waar overvloed van Rijnwijn, oesters en Champagne was. Daar kwam de vrouw des huizes en bad hem om een klein, gansch klein klavierstukje. Brahms was wrevelig, kon echter niet weigeren, liet zich bijna tot voor 't klavier sleepen, speelde de helft van zijn Glucksche Gavotte op erbarmlijke wijze, sloeg dan met beide handen op eens een oorverscheurende dissonnant en riep: ‘Gij ziet, het gaat met den besten wil van de wereld niet en liep woedend weg.
***
Naar een blad mêedeelt werd een merkwaardige vondst gedaan te Pompeï. Opgravingen in 't Noorden van Pompeï gedaan hebben geleid tot het vinden van een Grieksch standbeeld in brons. Het stelt een jongeling voor, is uitmuntend bewerkt en schijnt tot den kunststijl der 5e eeuw te behooren.
***
Tot nu toe is de warmtegraad der Acetyleenvlam nog al verschillend geschat geworden. Men sprak van 2100 tot 2420o. Genomen proeven hebben slechts tot 1400o geleid. In elk geval zijn sommige deelen der vlam zoo heet dat zij het smeltpunt van metaal overschrijden. De Engelsche physicus Nichols heeft nu nauwkeurige metingen gedaan met een nieuw toestel dat uit fijn platina en platin-rhodium-draad bestond. De grootste hitte der acetyleen-vlam steeg tot 1920o terwijl die van een gewone gasvlam in gelijke bewerking een hitte van 1780o aanwees. |
|