Germania. Jaargang 2
(1899-1900)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 781]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Zijne hypothese over de ‘Urkraft’ verschilt niet wezenlijk van de thans aangenomen; zij gaat uit van beweging, trilling, juist gelijk de gewone. - Alleen de oorzaak dier beweging schrijft zij toe aan een nietuitgelegde, ongelijke verdichting van den wereldaether; 't is van dezen dat de stofdeeltjes hunne beweging gekregen hebben, zij zouden door zich zelf beweegloos zijn. De reden echter waarom de schrijver het bestaan en het heelal van ergens eene plaats ten noorden van onzen aardbol gelegen waar de aether zich verdicht heeft - door welke invloeden vergeet hij te zeggen - die reden: het is onwaarschijnlijk dat bewegende lichamen naar het lichaam dat ze aantrekt dit gedeelte toekeeren waar de kracht waarmede zij die aantrekking weerstaan het sterkst is - die reden houdt geen rekening met zekere bekende proeven. Vele proefnemingen in het werk aangehaald worden door den schrijver bij middel van die hypothese uitgelegd die best met zijne theorie overeenstemt, niet altijd bij middel van de waarschijnlijkste. - Zijn werk bewijst vooral dat hij verbeeldingskracht bezit: zijne onderstelling is niet onmogelijk, zij is juist dáâar het waarschijnlijkst waar ze het minst van de gewone stellingen afwijkt. - Eene wetenschappelijke dracht op natuurkundig gebied schijnt het evenwel niet te hebben.
***
‘Bei Goethe zu Gaste’ Unter diesem anheimelnden Titel hat Prof Dr. Karl-Theodor Gaedertz im Verlage von Georg Wigand, Leipzig (Mk 6, einen stattlichen Band neuer Mitteilungen von Goethe, aus seinem Freundes- und Gesellschaftskreise herausgegeben und ihn mit zahlreichen bisher unbekannten Abbildungen und Faksimiles geschmückt. Besonders interessieren die vielen und schönen Briefe Goethes an den General-Postmeister Nagler, an Niebuhr, Rühle von Lilienstern, d'Alton und andere namhafte Persönlichkeiten, auch einige hübsche Gedichte. Einen grossen Raum nehmen die Beziehungen des Dichters zu Damen ein: Sophie von Schardt, Amalie von Werthern, Wilhelmine Herzlieb, Alwine Frommann, Rosette Städel u.s. w erregen unsere Sympathie, und mit Vergnügen betrachten wir die Gesichtszüge der mit Goethe befreundeten Frauen und Jungfrauen, sowie als Gegenstück dazu die Bildnisse obengenannter Männer, desgleichen der Minister von Schuckmann, Graf Bernstorff, von Altenstein, des Major von Knebel in Jugend und Alter, etc. Die Handschriften der Königlichen Bibliothek, die Registraturen der Staatsministerien und Akten des Geheimen Staatsarchivs haben hervorragende Schätze zu der Publikation von Gaedertz hergegeben, auch aus Privatbesitz ist dem | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 782]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
unermüdlichen und von Glück begünstigten Forscher manche Perle anvertraut worden, so dass die Goethe-Literatur durch dies Buch eine ausserordentliche Bereicherung erfahren hat; es gehört, auch durch die ansprechende Form und Lesbarkeit, zu den interessantesten biographischen und Memoirenwerken und wird wohl bald eine zweite Auflage erleben, wie solche ‘Goethe und Maler Kolbe. Ein deutches Künstlerleben’ von Gaedertz (Leipzig, Georg Wigand. Mit 5 Bildnissen) und ‘Goethes Minchen Herzlieb’ von demselben Verfasser (Leipzig C. Ed. Müller, Mit einer Miniature) bereits zu verzeichnen haben. Und welcher Freund des klassischen Deutschen Dichters vernähme nicht gern Neues, Interessantes aus seinem Leben und Schaffen, wer wäre nicht mit Vergnügen ‘Bei Goethe zu Gaste’?
***
Zur Besprechung liegen weiter vor:
(Wordt voortgezet) *** Mededeeling ten behoeve van Vlaamsche schrijvers en uitgevers: Uit Baden, Zwitserland, Oostenrijk, Saksen en Beieren wordt ons bij herhaling gevraagd te willen een lijstje opstellen van licht te lezen Vlaamsche werken en gemakkelijke spraakkunsten ten gebruike van Duitschers. We houden Germania gaarne voor bekendmakingen van dezen aard ter beschikking van belanghebbenden. |
|