| |
| |
| |
Verscheidenheden
Emden, 12. Januar. Ein weiterer erfreulicher Schritt zur Hebung Emdens ist soeben gethan. Die Shantung Eisenbahn-Gesellschaft, die in China einen Eisenbahnbau zunächst von 450 km Länge ausführt, ist mit den grossen Eisen- und Stahlwerken Friedrich Krupp, Dortmunder Union, Hörder Bergwercks- und Hütten-Verein und Bochumer Gussstahl-Verein, welche vier Fünftel aller Materialien für die Bahn liefern, sowie der Hamburg-Amerika-Linie und dem Norddeutschen Lloyd, welche deren Beförderung nach China übernehmen, übereingekommen vom nächsten Frühjahre ihre Verschiffungen nach China über den deutschen Emshaten Emden vorzunehmen.
Bremen, 11. Jan. Das gewaltigste und gewagteste Unternehmen auf das Bremen sich seit der Unterweserkorrektion eingelassen hat und dessen Kosten im gegenwärtigen Bremischen Staatshaushaltetate erscheinen, ist das im vorigen Jahre aus der Geheimhaltung vertraulicher Beratungen an die Oeffentlichkeit getretene Projekt, die Oberweser bis Minden zu kanalisieren, um einen Anschluss an den geplanten Mit tellandkanal zu erzielen. Dieses Projekt ist auf 42 1/2 Millionen veranschlagt; ausserdem muss Bremen noch einen gewissen Anteil an der Garantie für die Verzinsung des Kanals übernehmen.
***
Die an der ostasiatischen Fahrt beteiligten deutschen Rhedereien sind an den zuständigen Stellen dahin vorstellig geworden, dass zu wirksamerem Schulze ihrer Interessen in Saigon ein deutsches Berufskonsulat errichtet werden möge. Veranlasst ist dieses Gesuch durch die Thatsache, dass in Cochinchina die zur Verhütung des Opiumschmuggels erlassenen Verordnungen die Schiffahrt beständig gefahrden. Infolge der hohen Belohnungen, die den Angebern zugesagt sind, schaffen gewissenlose Personen selbst oder durch Helfershelfer heimlich Opium an Bord und zeigen es dann in Saigon unter Angabe der Verstecke den französischen Behörden an, um von den riesigen Strafen, zu denen die gegen solches Unwesen wehrlosen Kapitäne unweigerlich verurteilt werden, ihren Beuteanteil zu erhalten. In mehreren Fällen sind deutsche Schiffe auf diese Weise geschädigt worden. Alle Bemühungen, die französischen Behörden zu Untersuchungen über das Treiben der Angeber zu veranlassen, blieben trotz schwerwiegender Verdachtsgründe vergeblich, da den deutschen Schiffsführern eine wirksame amtliche Vertretung ihrer berechtigten Interessen feblte. Es ist daher zu wünschen, dass jener Anregung Folge gegeben werde.
***
De blanken in Congo. - Op 1 Januari 1899 waren in den Belgischen Congo 1630 Europeanen. Daarvan woonden: 55 in het district Banana, 303 in dat van Boma, 176 in de omschrijving Matadi, 119 in die der watervallen, 267 in de Stanley-Pool, 25 bij het Leopold II meer, 17 in Ubangi, 131 in het district van den evenaar, in dat van Bangala, 55 in Uele, 45 in dat van Aruwimi, 136 in de Oost-provincie, 109 in de Luababau Kasaistreek, 50 in Oost-Kwango en 62 op het grondgebied Redjaf.
Naar hun nationaliteit berekend, verdeelden deze inwijkelingen zich als volgt: 959 Belgen, 129 Portugezen (vooral handelslieden in den Onder-Congo), 113 Italianen (meestal werklieden aan den spoorweg), 94 Engelschen (zendelingen), 81 Zweden, 65 Hollanders, 41 Denen, 34 Noorwegers, 29 Franschen, 28 Amerikaners, 21 Duitschers, 18 Zwitzers, 18 van verscheidene landen.
| |
| |
Men vindt het meest Europeanen te Banana, 42; Boma 203; Shinkakosa 20; Matadi 141; Tumba 18; Leopoldstad 96; Kimhasa, 42; Coquilhatstad 19; Nieuw-Antwerpen 28; Stanleystad 46; Lusambo 52; Popokabaka 17; Redjaf 25.
***
Eenige jaartallen uit de geschiedenis der Transvaalsche Boeren. - In 1795 wordt Cape-Town door de Engelschen genomen; in 1799 staan de Boeren tegen Engeland op. In 1803 wordt de Kaapkolonie aan Holland afgestaan, doch wordt in 1806 door de Engelschen terug genomen. In 1815 breekt een nieuwe opstand der Boeren uit. In 1835 verklaart men de slaven vrij. In 1836, groote trek der Boeren. In 1842 worden de Engelschen door de Boeren verslagen te Durban. De Boeren worden uit Natal verjaagd. In 1852 sluit men het verdrag van Sand-River, waarbij Engeland de onafhankelijkheid der Boeren erkent. In 1864 wordt de Transvaalsche Republiek gesticht. In 1877 wordt Transvaal van Engeland afhankelijk verklaard. In 1881 grijpt het gevecht bij Majuba plaats en komt Transvaal met Engeland overeen. In 1884 heeft een nieuwe overeenkomst plaats tusschen beide Staten. In 1886 ontdekt men de goudvelden van Witwatersrand. In 1896 doet Jameson zijn strooptocht. In 1899 breekt de oorlog nogmaals uit tusschen Transvaal en Engeland.
***
De wijnbouw der aarde. - De Vereenigde Staten brengen ongeveer zooveel hectoliter wijn op als Duitschland. In Australië is men pas met den wijnbouw begonnen. In 1895 was de hoeveelheid wijn, over de heele aarde, als volgt verdeeld:
Frankrijk. |
2,642,071,500 liter. |
Italië |
2,115,000,000 liter. |
Spanje |
1,710,000,000 liter. |
Vereenigde Staten. |
403,650,000 liter. |
Algerië |
375,975,000 liter. |
Duitschland |
360,855,000 liter. |
Roemenië |
308,880,000 liter. |
Oostenrijk |
297,000,000 liter. |
Hongarije |
283,500,000 liter. |
Turkije met Cyprus |
237,600,000 liter. |
Portugal |
197,550,000 liter. |
Griekenland |
158,400,000 liter. |
Chilie |
148,500,000 liter. |
Argentina. |
133,650,000 liter. |
Zwitserland |
123,750,000 liter. |
Bulgarië |
118,800,000 liter. |
Servië. |
79,200,000 liter. |
Brazilië |
34,650,000 liter. |
Azoren, Kanarische eilanden en Madeira |
20,790,000 liter. |
Tunis |
18,000,000 liter. |
Australië |
14,850,000 liter. |
Kaapland |
10,890,000 liter. |
Mejiko |
8,910,000 liter. |
Perzië |
2,673,000 liter. |
***
| |
Oorsprong der Germanen.
Onzen lezers die zeker met belangstelling de bijdragen zullen volgen van onzen geleerden medewerker Dr L. Wilser uit Heidelberg: ‘Menschenrassen en Wereldgeschie- | |
| |
denis’ willen wij den korten inhoud meêdeelen van een opstel door Prof. Aug Hedinger zooeven in de ‘Neuen Jahrbücher fur das klassische Altertum’ verschenen en waarin bevestigd wordt, wat vóór jaren reeds Dr. Wilser bekend maakte
Prof. Hedinger verklaart, dat men tot vóór korten tijd nog sprak als zouden de Germanen oorspronkelijk aan de oevers van de Zwarte- en de Kaspische zee verbleven hebben. Deze meening vond steun in de richting welke de volksverhuizingen, vooral die van Theoderik met de Goten, van uit Konstantinopel over den Balkan naar Istrië, Tirol en Zuid-Duitschland, genomen hebben. Doch dit geschiedkundig feit is geen voldoend bewijs voor het land van den oorsprong der Germanen. Hedinger laat zien dat het afscheiden der Germanen van de Ariërs eerst laat kan gevolgd zijn, dat de ontwikkeling der Germaansche taal-eenheid uit het Arische van één punt uit geschied is, dat echter noch de Zwarte Zee, noch de Donau kan geweest zijn. Zooals uit den gemeen-Germaanschen woordenschat blijkt, kenden de Germanen in hun oorvaderland reeds den berkeboom, den beuk, den eik, den ahornboom, den pijnboom, den olm en den wilgeboom, zij kenden dieren, die slechts in de wouden zich ophouden, zooals herten, reeën, vossen. De liefde tot het woud is van den beginne af bij de Germanen ingeboren geweest.
In Zuid-Rusland echter vindt men wijd en zijd slechts boomlooze steppen. Ook waterdieren, die reeds door de Germanen gekend waren, als paling, zalm en walvisch kwamen in de Zwarte zee niet voor.
De meeuw, het ree, de elft, de los leven niet in het Kaspische gebied. Nochtans hebben de Germanen oorspronkelijk aan de zee geleefd, wat uit de namen als walvisch, zeehond, hummer en zee genoeg blijkt; voor den laatste bestaan zelfs verscheidene uitdrukkingen wat bewijst welke groote rol de zee in het leven der oor-Germamen speelde. Deze zee kan geen andere dan de Oostzee geweest zijn. De Noordzee blijft uitgesloten, want in de daarbij liggende streek komt de pijn, die het Arische oorvolk kende, niet in het wild voor. Doch ook niet op Duitschen grond moet de oorsprong der Ariërs gezocht worden; alles duidt klaar aan, dat de bevolking van Skandinavië ouder is dan die der Duitsche Oostzeelanden. Naar talrijke geschiedkundige gedenkteekenen, zijn niet alleen de Goten, maar ook de Gepiden, Heruen, Denen, Franken en anderen uit Skandinavië gekomen. De in Duitschland verblijvende Kelten werden door de Germanen uit het Noorden verdrongen, want alle Keltenverhuizingen gaan naar het Zuiden. Dat echter de vóórhistorische bewoners van Skandinavië Ariers waren, staat vast wanneer men een vergelijking maakt tusschen den huidigen schedelvorm met dìen uit het vóórhistorisch tijdvak. Men kan het type der huidige Zweden als het eigenlijk Arische aanzien: juist dezelfde kenmerken vindt men in het vóórhistorisch materiaal, dat men in den laatsten tijd in Skandinavië ontdekt heeft. De meest opvallende kenmerken der Ariërs, het langhoofdige en de lichte huidskleur komen voor 9/10 bij de vóórhistorische bevolking van Zweden voor, terwijl slechts 1/10 tot het brachycephale, Lappische ras behoorden, wiens verblijfplaats in het Aziatische hoogland te zoeken valt. Hetzelfde type vindt men in gansch Skandinavië, van af het steentijdvak, heel het bronzen- en ijzertijdvak door. Bij de oudschedels was de verhouding der lengte 1000: 731 terwijl deze verhouding bij de huidige
schedels 1000: 771 is. Ook de lichte huidstint was meer in Skandinavië dan elders te zoeken. Moet men nu aannemen, zooals uit de ontdekte grafsteden zou blijken, dat het inwijken der bevolking in den jongeren steentijd heeft plaats gegrepen zoo lijdt het toch geen twijfel, dat deze bevolking nog niet als Germanen kan ingeweken zijn, daar de scheiding der Germaansche grondtaal van de Arische eerst later volgde. In de 13e eeuw b.v. bestaat er nog geen groot verschil tusschen het IJslandsch en het Noordweegs.
| |
| |
Daar nu de steentijd in Denemarken en Zuid-Skandinavië als rechtstreeksche voortzetting van het palaeolithische tijdvak in West- en Midden-Europa voorkomt spreekt het van zelf dat de voorouders der latere Ariërs in West- en Middeneuropeesche landen verbleven hebben. Hier vindt men ook werkelijk reeds de kenschetsende merkteekenen van den Arischen schedelvorm, die uit de daar heerschende luchtgesteldheid van den ijstijd te verklaren zijn. Hier berustte de kuituur op het rendier. Met dit trok de mensch naar het Noorden, waar het uitsterven van het rendier het einde der palaeolithische beschaving voor gevolg had.
***
Het maken van lucifers in Japan. - De luciferindustrie in Japan is van groote waarde voor dit land. Volgens de laatste openbaar gemaakte cijfers bestaan in Japan 200 fabrieken en in 1898 werd meer dan 22,000,000 gross lucifers uitgevoerd, ter waarde van meer dan 7,5 millioen gulden. Het getal werklieden in de verschillende fabrieken wordt geschat op 28,700, terwijl nog 32,000 in de lucifer-nijverheid huisarbeid vinden.
De uitvoer bedroeg:
1883 |
116,800 gross. |
1886 |
1,218,331 gross. |
1889 |
5,225,362 gross. |
1892 |
9,242,035 gross. |
1895 |
16,914,027 gross. |
1898 |
22,078,306 gross. |
De Japansche lucifers hebben tegenover de vreemde haar bijval voornamelijk te danken aan haar goedkoopte. In kwaliteit toch schijnen zij bij deze ten achter te staan.
***
De handel van Transvaal in 1898. - Onderstaande cijfers omtrent den handel van Transvaal zijn ontleend aan een verslag van den Inspecteur der rechten.
De waarde der invoeren was:
1896 |
14,088,130 pond sterling. |
1897 |
13,563,827 pond sterling |
1898 |
10,632,895 pond sterling |
De invoerrechten brachten op:
1896 |
1,355,486 pond sterling. |
1897 |
1,289,039 pond sterling. |
1898 |
1,058,224 pond sterling. |
Voor 1898 blijkt dus een vermindering van de waarde der invoeren van 2,930,932 pond sterling en een daling van de opbrengst der invoerrechten van 230,815 pond st.
***
Het mijnwezen in Transvaal. - In 1898 werkten 154 goud- en kolenmijnmaatschappijen, tegen 218 in 1897. Hiervan waren 137 goudmijnen en 17 kolenmijnen. Het nominaal kapitaal dier mijnen was 54,740,189 pond sterling. Van de 137 goudmaatschappijen betaalden 45 dividenden tot een gezamenlijk bedrag van 5,089,785 p. st. in 1898. Drie der kolenmijnen betaalden dividenden tot een gezamenlijk bedrag van 76,000 pond sterling. De totale waarde der goudvoortbrengst in 1898 was 16,240,630 pond sterling, terwijl de kosten van het bedrijf, met uitzondering van de kosten van den bouw, enz., en van algemeene kosten als salarissen e.d., 11,489,752 pond st.
| |
| |
beliepen. Aan den Staat werd betaald 1,539,319 pond sterling. Dit jaar zal die opbrengst meer worden, daar een taxe van 5% over de dividenden moet betaald worden. Het loon voor de blanken bedroeg dooreen 321-11/ p. st. in 1898 tegen 311 p. st. in 1897. De loonen voor de inboorlingen waren 34-5/ p. st. per jaar in 1898 tegen 87-5/ pond in 1897.
De kolenmijnen in Transvaal leverden op in 1898: 1,907,808 ton tegen 387,811 in Natal. De kosten aan de mijn zijn in Transvaal 7 Shilling per ton tegen 9 in Natal
|
|