Germania. Jaargang 2

[p. 67]

Blijken van genegenheid voor den Nederlandschen stam, inzonderheid Transvaal, in Duitschland.

Wij laten hier eenige telegrammen volgen door verscheidene Afdeelingen van het Alduitsch Verbond aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en Zijne Excellentie D^r Leyds, te Brussel gezonden.

De Afdeeling Leipzig aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

Uwer Majesteit als de hoogste Vertegenwoordigster van den zoo zeer bedreigden broederstam zendt, doordrongen van de gemeenschappelijkheid der belangen van het Nederduitsche en Hoogduitsche volk, haar eerbiedigste hulde

De Afdeeling Leipzig van het Alduitsch Verbond, D^r med. Ernst SCHMIEDT.

Hierop werd geantwoord:

Hare Majesteit de Koningin heeft Uw telegram ontvangen en gelast mij Haar hoogsten dank daarover uit te spreken.

Privaat-Secretaris, VAN der STAAL.

De Afdeeling Düsseldorf, aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

De in Düsseldorf vergaderde afgevaardigden der Rijnsch- Westfaalsche Afdeeling van het Alduitsch Verbond, groeten met den diepsten eerbied Uwe Majesteit als de hoogste Vertegenwoordigster van den Nederlandschen stam op Rijksduitschen grond.

J.A. D^r ELLENBECK, Krefeld.

Als antwoord ontving men het volgend telegram:

Hare Majesteit, na ontvangst van Uw telegram, gelast mij Haar dank daarover uit te spreken.

Privaat-Secretaris, VAN der STAAL.

Aan Zijne Excellentie D^r Leyds, werden de volgende telegrammen gestuurd door:

De Afdeeling Essen:

De door de Afdeeling Essen van het Alduitsch Verbond gehouden vergadering drukt, na eene voordracht van den heer Fritz Bley, hare

[p. 68]

warmste genegenheid uit voor de stamverwante Boeren die op dit oogenblik tegen de Engelsche overweldiging rond hunne Presidenten Krüger en Steyn geschaard staan, in de blijde hoop op een schitterende zegepraal hunner rechtvaardige zaak.

J.A. SCHLUTER, Advocaat.

De Afdeeling Düsseldorf ontving als antwoord op haar telegram:

Ik bid U aan de Rijnsch-Westfaalsche Afgevaardigden van het Alduitsch Verbond mijn hartelijksten dank voor hun besluit over te brengen, dat Ik niet nalaten zal aan mijn regeering bekend te maken.

D^r LEYDS.

De Afdeeling Berlijn telegrafeerde:

De door de Afdeeling Berlijn van het Alduitsch Verbond gehouden en door honderden mannen bezochte openbare vergadering, drukt hare warmste genegenheid uit voor de stamverwante Boeren, die op dit oogenblik rond hunne Presidenten Krüger en Steyn geschaard staan tegen de Engelsche overweldiging en hopen op een schitterende zegepraal hunner rechtvaardige zaak.

De Afdeeling Kassel:

Met God voor Zuid-Afrika en de Nederduitschen! 500 inwoners van Kassel ter gelegenheid eener voordracht in het Alduitsch Verbond.

De Aldeeling Zurich:

De heden vergaderde Afdeeling Zürich van het Alduitsch Verbond drukt de hartelijkste deelneming uit in den strijd tegen Engelands, ook de Duitsche belangen bedreigende, geweldpolitiek.

Het hoofdbestuur van het Alduitsch Verbond heeft volgend stuk aan 't ‘Centralkomitee der deutschen Vereine vom Roten Kreuz’ gezonden:

Bij den Zuidafrikaanschen oorlog is de genegenheid van 't Duitsche volk bijna zonder uitzondering op de zijde der Boeren. Ongelukkig verhinderen beschouwingen van staatkundigen aard deze genegenheid op zoo vurig gewenschte handtastelijke wijze te uiten. Heel anders is het gesteld met het verlangen en de pogingen om het lijden der gekwetsten te verzachten, deze hebben met politieke bedenkingen niets te maken; ze zijn zoo wel een nationaal als een menschelijk

[p. 69]

werk. Zoo hebben de vereenigingen van het Roode Kruis niet verzuimd in den jongsten Turksch-Griekschen oorlog, haar lazaretten naar het krijgstooneel te zenden. Wij meenen dan ook niet alleen in overeenstemming met de gevoelens van ons eigen 20.000 leden, maar ook van de breedste kringen van de Duitsche bevolking te handelen, zoo wij tot het geërd ‘Centralkomitee der deutschen Vereine vom Roten Kreuz’, het beleefd verzoek richten, met den grootst mogelijken spoed een verpleegdienst in Zuid-Afrika, inzonderheid in Transvaal en den Oranje-vrijstaat te willen inrichten.

Moesten hiertoe meer geldmiddelen dan er reeds voorhanden zijn noodig blijken zoo meenen wij te mogen aannemen dat een algemeene oproep in dezen zin, het best onthaal zou genieten. In elk geval mag van wegen onze vereenigingen op een krachtigen steun worden gerekend.

_**_*

De Alduitsche Vergadering te Osterfeld, in Westfalen gehouden, nam volgend besluit:

De vergadering op 3 October 1899, te Osterfeld gehouden sluit zich gaarne bij den Aldeutschen Verbandstag te Hamburg aan, die den Boeren zijn innigste genegenheid uitspreekt, en de poging van het veile Albion om een Duitschen broederstam te onderwerpen, brandmerkt.

_**_*

Den 7 Oct. hield de H. assessor Gebhard in de Ortsgruppe Posen een voordracht over de Transvaalquaestie; met algemeene goedkeuring werd volgend telegram gezonden aan den Staatssekretair D^r Leyds:

‘Wij, naar aanleiding van een door het Alduitsch Verbond ingerichte voordracht in de Dümkesche zaal vergadert, spreken onze innigste genegenheid uit voor onze Zuidafrikaansche stambroeders en wenschen hun in hun rechtvaardigen strijd voor hun onafhankelijkeid de zegepraal toe.’

_**_*

[p. 70]

Den 23 ll. werd te Hamburg een grootsche vergadering gehouden die door een oproep aan het Duitsche volk was aangekondigd. Uit dien oproep vertalen wij volgende:

‘De onzekere strijd onzer Nederduitsche stambroeders in Zuid-Afrika, voor hun recht en vrijheid heeft in elk Duitsch hart innige deelneming verwekt’.

_**_*

Die in Dresden von dem Landesverein der deutsch-sozialen Reformpartei veranstaltete grosse Kundgebung zu Gunsten Transvaals - die Versammlungwar von 2000 Personen aller Parteirichtungen besucht - gestaltete sich in der an den Reichskanzler Fürsten zu Hohenlohe abgesandten Resolution zu einem scharfen Misstrauensvotum gegen die Leiter unserer auswärtigen Politik, das um deswillen beachtet werden muss, weil an der Kundgebung auch bekannte nationalliberale und konservative Parteimänner teilnahmen, und diese, wie die drei anderen Resolutionen, einstimmig gefasst wurden. Ausserdem bemerkte man Vertreter des englischen Konsulats in Dresden und wie nach Blättermeldungen verlautet, soll sogar der grossbritannische Botschaftssekretär in Berlin, Viscount Cough eigens von Berlin hierher gereist sein, um der Versammlung beizuwohnen und sich Notizen zu machen. Die Resolution lautet in der Hauptsprache:

Die... Versammlung sieht in dem Vorgehen der Regierung Ihr. Maj. der Königin von England eine aus den niedrigsten Beweggründen hervorgegangene Rechtsverletzung. Sie sieht weiter in der Bedrohung der freien Staaten in Südafrika eine Gefährdung unserer eigenen nationalen und wirtschaftlichen Interessen durch England und gibt ihrer Entrüstung lautesten Ausdruck über die Stellung, welche unsere Reichsregierung zu dieser Frage bisher einzunehmen scheint, nachdem der Kaiser i. J. 1896 ein von so echtdeutschem Empfinden getragenes Telegramm an den Präsidenten Paul Krüger gerichtet hat. Die Versammlung macht die Reichsregierung darauf aufmerksam, dass es ein bedenklicher politischer Fehler ist, über die Köpfe des Volkes hinweg zu regieren, ohne sich an die Stimmung zu kehren, welche die Volksseele bewegt. Eine solche Regierungsweise müsste das Volk seinen Führern entfremden und die Kluft, welche zwischen Volk und Regierung durch das Verhalten der letzteren geschaffen würde, wäre ein grosses nationales Unglück, aus dem allein die internationalen Umsturzmächte Nutzen ziehen könnten. Die Versammmlung gibt daher der Erwartung Ausdruck, dass unser Reich und unser Volkstum vor den neuerlichen Gefährdungen durch eine entschiedene nationale Politik im Geiste Bismarcks bewahrt bleibt.

In der an den Kaiser abgesandten Resolution wird derselbe gebeten, wie am 3. Januar 1896 einzutreten für das Recht der stammverwandten Buren in Südafrika, welche die starke Vorhut bilden in der Frage: ‘Afrika englisch oder deutsch-niederdeutsch?’

_**_*

[p. 71]

Hamburg, 24. Oktober 1899.

Auch in Hamburg, der alten Hauptstadt des Niederdeutschtums im Reiche, hat die mächtige völkische Erregung über den frechen englischen Beutezug gegen Transvaal zu einer gewaltigen, grossartigen Aeusserung der Volksstimmung geführt. Von angesehenen Hamburger Bürgern einberufen, fand am Montag, dem 23. d. M. im grossen Tütgeschen Saale eine Volkskundgebung statt, wie Hamburg seit Jahren nicht gesehen hat. Um 9 Uhr Abends, da die Versammlung eröffnet wurde, füllten über 3000 Menschen den Saal und fast ebensoviele standen draussen, ohne Einlass finden zu können. Die weihevollen Töne der altniederländischen Volkslieder leiteten die Versammlung ein. Dann betrat Rechtsanwalt A.M. Jacobsen die von den Fahnen und Wappen der beiden südafrikanischen Republiken überragte und mit den Wappen und Farben Hollands und Belgiens geschmückte Redner-Tribüne, um das Hoch auf Kaiser Wilhelm II. auszubringen. Der Redner erinnerte an die vielen Demütigungen, denen Deutschland seit Bismarcks Abgang ausgesetzt worden sei, an den Sansibar-Vertrag, an Samoa. Er sprach die Hoffnung aus, dass noch der Tag kommen werde, an dem der alldeutsche Hochgedanke, das ganze Volk freudig durchzittere. Möge dieses Geschlecht heranwachsen: ‘Möge Gott dem Kaiser Männer geben und nicht Diplomaten; damit eine Heerschaar hinter ihm steht, wenn er einmal mit Thaten vorangehen will und nicht nur mit Worten.’ (Lauter Beifall.) - Als zweiter Redner besprach Wilhelm Schack in der schärfsten Weise unter minutenlangem Beifalle die Geschichte der englischen Raubzüge und versicherte die Engländer der grenzenlosen, tiefsten Verachtung des ganzen deutschen Volkes. (Tosender Beifall.) Im Hinblick auf das Telegramm des Kaisers an den Präsidenten Krüger im Jahre 1896 sei heute die offene Frage gestattet: ‘Deutscher Kaiser, wo bleibt das zweite Telegramm?’ Bismarck habe einst das stolze Wort geprägt: ‘Wir laufen niemand nach!’ Mögen auch des Kaisers Ratgeber dieses Wort beherzigen, wenn es sich darum handelt, ob der Deutsche Kaiser nach England fahren wird oder nicht! (Tosender Beifall, der kein Ende nehmen will.) - Einstimmig wird beschlossen, dem Kaiser folgendes Telegramm zu senden: ‘Ew. Maj. entbieten ehrfurchtsvollen und aufrichtigen Gruss 3000 deutsche Männer und Frauen, versammelt in Hamburg zu einer einmütigen und erhebenden Kundgebung für die im Freiheitskampfe stehenden Buren. Diese Versammlung ist überzeugt, dass die von Ew. Maj. im Jahre 1896 in dem Telegramm an den Präsidenten Krüger bekundete Sympathie für unsere niederdeutschen Stammesgenossen in noch höherem

[p. 72]

Masse als damals heute der Stimmung aller national empfindenden Deutschen entspricht. Angesichts der Thatsache, dass der von Ew. Maj. geplante Besuch Englands als eine Anerkennung der englischen Politik, von den Buren aber als ein Beweis dafür aufgefasst würde, dass sie Ew. Majestät und des deutschen Volkes Sympathie nicht mehr besitzen, spricht die Versammlung die unterthänigste Bitte aus: Ew. Maj. wolle geruhen, die Reise nach England bis zu einem Zeitpunkte zu verschieben, der solche Missdeutungen ausschliesst’. - In einer zweiten Erklärung wurde den Stammesgenossen in Südafrika die herzlichste Sympathie ausgesprochen. Von besonderer Bedeutung ist noch der Umstand, dass aus über 100 Orten des Reiches, Oesterreichs und Belgiens Zustimmungs-Telegramme eingelaufen waren, u.a. Auch von Pol de Mont aus Antwerpen und den Reichsrats-Abgeordneten Schönerer und Wolf aus Wien. Aus Asch in Böhmen sandte Bürgermeister Schindler ein von 138 Bürgern der Stadt unterzeichnetes Zustimmungsschreiben und der über 6000 Mitglieder zählende deutschnationale Verein für Oesterreich stimmte der Versammlung im Namen der nationalen Deutsch-Oesterreicher freudig zu. Die Versammlung, in der 650 M. gesammelt wurden verlief unter den Klängen des Liedes: ‘Deutschland über alles’.