De Gentse Spelen van 1539 (2 delen)
(1982)–Anoniem Gentse Spelen, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 601]
| |
Wynoxberghe.Prologhe.
In dit spel zijn vijf personagen: Speciale zalvijnghe, Schriftuerlic troost, Heesscher des wets, Belemmert herte, Wel ghetroost herte. Specyale zalvijnghe.
1[regelnummer]
Discrete heeren, wy u groeten moeten,
Duer wiens vraghe wy sdrucx sproeten boeten;
Ga naar voetnoot1-2
Noyt vraghe ter waerelt ons behaeghde bet.
Schriftuerlic troost.
O gheest Gods, die op alle versaeghde zet
5[regelnummer]
Uwen troost, wilt ons doch onderwyzen
Den meesten troost in swaerels afgryzen,
Om sdoots verzeeren te bet te lydene.
Ga naar voetnoot4-7
Belemmert herte.
Nu beghinnic te vreezen in dit strydene,
Als ic zonde en doot voor ooghen schauwe.
Ga naar voetnoot8-9
Heesscher des wets.
10[regelnummer]
Die mesdoet, die moet ghedooghen rauwe:
Gods oordeel gheestelic noch waerlic vlucht.
Ga naar voetnoot10-1
Specyale zalvijnghe.
Vriendt, waer omme eyst dat ghy zo daerlic zucht?
Anziet meer God dan u blamelick qwaet;
Ga naar margenoot+
Cruut gheneist ziecten lichamelic, iaet,
15[regelnummer]
Dus droufheyt des herten God ooc confort gheift.
Ga naar voetnoot13-5
| |
[pagina 602]
| |
Heesscher des wets.
Die God zo menyghe reyze verstoort heift,
Hoe wilt ghy op hem troostelicken wint waeyen?
Waent ghy datmen God magh als een kint paeyen?
Gods woordt blijft gheschreven in aerven eeuwigh:
Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Al die zondyghen zullen staerven fleeuwigh;
Ga naar voetnoot20
Dus loon zijns waercx naer Gods sentencye naect.
Ga naar voetnoot21
Specyale zalvijnghe.
Zwijght ghy, die bedruct elcx conscyencye maect;
Gods goetheyt alder hooghst om loven staet,
Die alder menschen qwaetheyt te boven gaet,
25[regelnummer]
Want Gods wijsheyt alle mesdaet verdrijft snel.
Ga naar voetnoot25
Heesscher des wets.
God es goet den goeden, maer Paulus schrijft wel:
Gramschap, benautheyt en tribulacye
Den ghenen die qwaet doen.
Ga naar voetnoot26-8
Schriftuerlic troost.
Dats condemnacye
30[regelnummer]
Van die voort zonder berau in zonden sneven.
Ga naar voetnoot30
Specyale zalvijnghe.
Hoort ghy naer hem, hy doet u vul wonden beven;
Voor zijn razernye ghestopt u ooren houdt.
Ga naar voetnoot31-2
Schriftuerlic troost.
Om dat ghy troost lievelic oorboren zoudt,
God tooght tuwaert zijn liefde loyale
35[regelnummer]
En heift ghezonden Zalvijnghe Specyale,
Dats den helyghen gheest, zoo Ians sprake prijst.
Ga naar voetnoot33-36
Specyale zalvijnghe.
Gods zalvijnghe, zeght hy, alle zaken wijst;
Zoo de zalve des lichaems smerte boett,
Sghelijcx deze zalve elcx mans herte zoett;
Ga naar voetnoot37-9
40[regelnummer]
De trooster ghetrauwe en zal falen niet.
| |
[pagina 603]
| |
Schriftuerlic troost.
Te vergheifs zal ic swoordts verhalen iet,
Ten zy dat des gheests sprake van binnen wect.
Ga naar voetnoot41-2
Belemmert herte.
Om God te lovene cracht mijnder zinnen strect,
Ga naar voetnoot43
Die my zynen troost inwendigh zendt;
45[regelnummer]
In smerten hem tlichame allendigh wendt,
Mijn herte nochtans duer thooren verlicht wat.
Ga naar margenoot+
Schriftuerlic troost.
Zonder dezen troost noyt niemant ghesticht zat,
Ga naar voetnoot47
Want als Christus wilde zijn discipels laten,
Hy beloofde dezen trooster thuerlier baten,
50[regelnummer]
Zegghende: hy zal u alle waerheyt leeren
Ende van u des waerelts zwaerheyt keeren,
Diemen u doen zal om mynen name goet;
Ga naar voetnoot50-2
Dies zy, beghift met stroosters beqwame spoet,
Hebben om Christus wel vroom gheleden strijt.
Ga naar voetnoot53-4
Heesscher des wets.
55[regelnummer]
Verlaet u daer op ende te vreden zijt,
Ghy zult vinden dat zy u bedrieghen, man.
Ga naar voetnoot55-6
Schriftuerlic troost.
Den troost des gheests, vriendt, u niet lieghen can.
Ga naar voetnoot57
Gheen menschelicke woorden zijn zoo warachtigh,
Gheen trooster om verblyden zoo crachtigh
60[regelnummer]
Als den gheest, wiens - naer Paulus - vruchten
ieuchdelic
Zijn:liefde, pays, des blijschaps lichten vruechdelic;
Ga naar voetnoot60-1
Den troost des gheests was het stichten der kaercken.
Ga naar voetnoot62
De woorden der menschen dickent lettel waercken,
Maer dezen gheest es altijts sdrucx ontladere.
Ga naar voetnoot63-4
| |
[pagina 604]
| |
Speciale zalvijnghe.
65[regelnummer]
Houdt uwen troost, - dies ben ic dijns radere -
Een vast betrauwen tuwer voorspoetheyt,
Dat u God Christum gaf duer zijn zoetheyt;
Zo bevint ghy tuwaert de liefde divyne.
Ga naar voetnoot65-8
Schriftuerlic troost.
Maerct de schriftuere an de gordyne:
Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Daer by blijct Gods liefde, niet om vulgronden,
Dat u God heift zynen zone ghezonden,
Op dat wy duer hem al leven zouden.
Ga naar voetnoot70-2
Paulus zeght: duer Gods liefde zijn wy behouden;
Christus starf als wy zijn vyanden waren
75[regelnummer]
Voor ons allen; wie magh ons bezwaren
Als wy duer zijn bloet zijn gherechtvaerdicht?
Ga naar voetnoot73-6
Heesscher des wets.
Christus en heift niet te staervene ghewaerdight
Voor al, maer voor de zyne die dueght antieren.
Ga naar voetnoot77-8
Specyale zalvijnghe.
En laet u dat dijncken in gheender manieren.
80[regelnummer]
Peynst, dat hy zo wel es ghestorven certeynlic
Voor u, of ghy waert ter waerelt alleynlic,
Ga naar margenoot+
En zijt met Paulus te zegghene ghezint:
De zone Gods heift my alzo bemint,
Dat hy hem zelven gaf voor my trezoorlic.
Ga naar voetnoot83-4
Schriftuerlic troost.
85[regelnummer]
Daer en staet niet ‘voor ons’; betrauwet
orboorlic
Dat woordt ‘voor my’ als troost schoone, greyde.
Ga naar voetnoot85-6
| |
[pagina 605]
| |
Specyale zalvijnghe.
Dat u een ijnghel wt den throone zeyde
Contrarye van dien, ghy verwaerpen moet
En zegghen: dit God om mijns zins verschaerpen doet;
Ga naar voetnoot87-9
90[regelnummer]
Hy heift zijn zone te mywaert gheschoncken,
Of ic eenigh ware in swaerels speloncken.
Neimt exempel an der zonnen affaeren:
Zijt ghy te min verlicht, of maght u daeren,
Dat zou veil menschen huer licht es ghevende?
Ga naar voetnoot90-4
Belemmert herte.
95[regelnummer]
Al waer ic alleene ter waerelt levende,
Ken moghte niet meer dan ic ben verclaert zijn.
Ga naar voetnoot96
Specyale zalvijnghe.
Mijn liefste, wilt doch nu onvervaert zijn:
Die ghegheven es om ander menschen ghewin,
Hy en es u dies niet ghegheven te min.
Ga naar voetnoot98-9
100[regelnummer]
Wy vinden dat smenschen liefde oncorrect
Te mindere es, als zy tot velé strect,
Ga naar voetnoot100-1
Maer al mint God vele, ten magh niet schaden:
De liefde Gods tuwaerts es zo vul ghenaden,
Zou es ghestadigh, zoo Esayas ontbindt.
Ga naar voetnoot103-4
Schriftuerlic troost.
105[regelnummer]
Magh een moeder, zeght hy, vergheten haer kindt,
Dat zijt in eenyghe benautheyt late?
En al waert by alzo dat zijt vergate,
Vergheten zal ic u ten gheenen tyden.
Ga naar voetnoot105-8
Specyale zalvijnghe.
Zoo lievelic es hy tuwaert tallen zyden,
110[regelnummer]
Als of hy alleene zochte u zaligheyt.
Ga naar voetnoot110
| |
[pagina 606]
| |
Belemmert herte.
Ghedanct zy God van zijn liberaligheyt,
Die my zynen zone zoo ghehuldigh schijnct.
Ga naar voetnoot111-2
Heesscher des wets.
Meent ghy dat hy om u zorgvuldigh dijnct,
Aerm, allendigh zondare onwaerdigh?
115[regelnummer]
Hy es hooghe, maghtigh ende rechtvaerdigh;
Ga naar voetnoot115
Ga naar margenoot+
Inden hemel elc ijnghel hem toe lof spreict,
Daer ghy hem hier met voeten als stof steict;
Dies hy u met rechten nu niet en an ziet.
Ga naar voetnoot117-8
Specyale zalvijnghe.
Zulcke belemmertheyt doch den ban biet.
Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Al eyst dat God in de hooghste zaten rijst,
Nochtans hy altoos de cleene van staten prijst.
Hy can de aerme wt den drecke trecken.
Wil u tot wanhope zondyghe vlecke wecken,
Ga naar voetnoot120-3
Zeght: versmaedde my God naer dit gheschrifte,
125[regelnummer]
Hy en hadde my niet ghegheven deis ghifte,
Ga naar voetnoot124-5
Edelder dan schatten begaudt, bepaerelt.
Schriftuerlic troost.
God heift alzo bemint deze waerelt,
Dat hy Christum om stroosts openbaren zant,
By wien dat elckerlijck zijn welvaren vant,
130[regelnummer]
Dus blijct dat hy niet en blijft verbolghen;
En datt u angaet bewijst het vervolghen:
Op datter niemant zoude verloren blyven.
Ga naar voetnoot127-2
Specyale zalvijnghe.
God wil u inder vrueghden chooren schryven;
Dies es Christus voor u de doodt ghestorven,
135[regelnummer]
Duer wien ghy hebt svaders gracye verworven,
Op dat hy u zoude met trooste verzaden.
Ga naar voetnoot133-6
| |
[pagina 607]
| |
Heesscher des wets.
Daer en es gheen blyschap voor den qwaden,
Zulc als ghy hier voortijts in uwe iueght waert;
Ga naar voetnoot137-8
De goetwillyghe menschen Gods dueght spaert,
140[regelnummer]
Maer den qwaden ghenaect lyden en rauwe voort.
Ga naar voetnoot139-0
Schriftuerlic troost.
Van Paulus deze sprake ghetrauwe hoort,
Waerdigh tontfanghene met allen zinnen:
Dat Christus ghecommen es ter waerelt binnen
Om behouden de zondaers die tot hem dromen.
Ga naar voetnoot141-4
145[regelnummer]
Christus zeght: ic en ben niet ghecomen
Voor goede, maer ic wil de zondaren nooden.
Ga naar voetnoot145-6
Specyale zalvijnghe.
Duer zynen troost oyt drouve maren vloden.
Ga naar voetnoot147
Peynst hoe God meer liefde tooghen moghte;
Thooghste, tliefste, tbeste in zijn ooghen dochte
150[regelnummer]
Hy u te ghevene, dus fraey van gheeste leift.
Ga naar voetnoot149-0
Zal hy tminste ontzegghen, die tmeeste gheift?
Ga naar margenoot+
Neen hy, zijn liefde en zoudt ghehijnghen niet.
Ga naar voetnoot151-2
Schriftuerlic troost.
Paulus zeght: hy gaf ons alle dijnghen, ziet,
Met Christo; dies wy meer troosts verwaerven vranc
155[regelnummer]
Dat Gods ons zynen zone om staerven schanc,
Dan dat Christus leedt met grooter verduldigheyt;
Ga naar voetnoot153-6
Tgheven tooght de liefde der dryvuldigheyt,
Die ons vercoos zonder onze verdienste.
Specyale zalvijnghe.
God hier of te danckene es u tzienste;
Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Ghedanct, zeght Paulus, zy den vader altoos,
| |
[pagina 608]
| |
Die ons voor tmaken des hemels vercoos,
Op dat wy zouden heligh en onbesmet zijn.
Ga naar voetnoot160-2
Schriftuerlic troost.
Hoe magh u bekent Gods liefde bet zijn?
Ga naar voetnoot163
De zonde es vergheven, dit niet en mist vry,
Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Niet zonder de betalijnghe Christi;
Maer als God Christum gaf tot dien labuere zwaer,
Ga naar voetnoot166
Hy heift ghetooght zijn liefde puere daer.
Wy en verdiendent niet, noch Christus mede dat;
Die ons tgheven van der zalighede plat
Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Met liefde van vader, zone, heligh gheest spijst.
Specyale zalvijnghe.
Tstaerven des doots Christus liefde meest wijst,
Ga naar voetnoot171
Dies hem inder eeuwigheyt lof gheschien moet;
Den helyghen gheest en tvaderlic ingien goet
Ga naar voetnoot173
Moeten met rechten ooc gheprezen wezen,
175[regelnummer]
Diet zoo beschichten, want wy by dezen lezen
Dat de godheyt ons zaligheyts fondament es.
Ga naar voetnoot175-6
Schriftuerlic troost.
God, die rijcke in bermhertigheden bekent es,
Duer de vieryghe liefde die tonswaert blaecte
Ons al duer Christum levende maecte;
Ga naar voetnoot177-9
180[regelnummer]
Dus es de godheyt principael authuer,
Christus verdiendere, en zijn passye zuer
Ga naar voetnoot180-1
Was vander behoudijnghe het instrument.
Zoo heift de dryvuldigheyt excellent
Ons zaligheyt wt liefden gheordonneirt,
185[regelnummer]
Die Christum gaf te zyne ghetormenteirt.
Ga naar voetnoot184-5
Prent dit wel vast in u memorye.
| |
[pagina 609]
| |
Belemmert herte.
Ghedanct zy God die zulcke victorye
Ga naar margenoot+
Gheift duer zynen zone ghenadigh my.
Ga naar voetnoot187-8
Schriftuerlic troost.
Dats wel ghezeyt, blijft daer ghestadigh by,
Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Want God voorzagh om stroosts ancleven raet.
Vader, zeght Christus, van my gheschreven staet,
Dat ic vulcommen zoude uwen wille
Om waeren de cause van allen gheschille;
Ga naar voetnoot191-3
Ghy maectet mijn lichame daer toe ghereedt,
Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Ic willen volbrijnghen.
Specyale zalvijnghe.
Gods liefde heett
Es in deze ordonnancye claer besloten,
Ga naar voetnoot197
Daer zonder verdiente wt es ghesproten
Het gheven van zulc een tryumphant pant.
Schriftuerlic troost.
200[regelnummer]
Met Christo hy alle zaken in u hant zant;
Ga naar voetnoot200
Wat zoude de vader meer moghen gheven?
Specyale zalvijnghe.
Al hadt ghy oyt gheleet een zondigh leven,
In Christo vint ghy noch sgheets bevredijnghe;
Zijn gherechtigheyt, vasten en bedijnghe,
205[regelnummer]
Aerbeyt en lyden van grooter waerdigheyt
Ga naar voetnoot203-5
Zijn uwe.
Schriftuerlic troost.
Hy es onze rechtvaerdigheyt,
Heligheyt, verlossijnghe, wijsheyt vul vruechden.
Ga naar voetnoot207-8
| |
[pagina 610]
| |
Heesscher des wets.
Zonder ghebreck en deidt ghy noyt dueghden,
Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Hoe waent ghy Gode zijn behaghelic?
Belemmert herte.
Dat ic my oyt voughde ter dueght zo traghelic,
Es my hertelicke leedt tdezer spacye.
Specyale zalvijnghe.
Christus waercken zijn uwe consolacye,
Die al oprecht waren en zuver van zonden.
Ga naar voetnoot212-4
215[regelnummer]
Zijt ghy een let zijns lichaems bevonden,
Ghy deelt van hem dat u nootzakelic es,
Ghelijc van spyze en dranc die smakelic es.
Ga naar voetnoot215-7
Duer den mont alle leden ghespijst, ghelaeft zijn.
Schriftuerlic troost.
Christus roupt: die verlast en verslaeft zijn,
220[regelnummer]
Comt al tot my, ic zal u vervromen.
Ga naar voetnoot219-0
Ga naar margenoot+
Hy heift ons ghebreken al af ghenomen
En ons zonden verzoent; dies ghy troost verwaerft stijf.
Ga naar voetnoot221-2
Specyale zalvijnghe.
Ghelijc de man duer thuwelic aerft twijf
In al zijn goet en voor huer gheen trezooren sluut,
225[regelnummer]
Zoo heescht Christus elx ziele, zijn vercoren bruut,
In al dat zyne es, zoete van beschauwe;
Ga naar voetnoot223-6
Zoo den man betaelt de schult vander vrauwe,
Zoo wilde hy tlast der zielen op hem welven.
Ga naar voetnoot228
Schriftuerlic troost.
Tweewarf heift hy u ghegheven hem zelven:
230[regelnummer]
Eerst inden raedt der dryvuldigheyt begrepen
Eer hemel ende aerde waren gheschepen,
Daer naer in zijn passye ten beschicten tyde
Om ons te zuverene.
| |
[pagina 611]
| |
Specyale zalvijnghe.
Och weist nu blyde;
235[regelnummer]
Heift Christus voor u ghestort zijn bloet zoet,
In u zal nemen der dueghden vloet spoet.
Hy en zal u bedijnghe niet weder legghen,
Noch gheen nootzakelicke zaken ontzegghen
Als hope, gheloove en liefde vierigh,
240[regelnummer]
Want ons van hem deis dueghden manierigh
Al moghen ghegheven zijn zonder pyne.
Ga naar voetnoot236-1
Schriftuerlic troost.
Om duer Iesum Christum zaligh te zyne
Waren wy, zeght Paulus, te vooren voorzien;
Ga naar voetnoot242-3
God heift goede ghewaercken bereedt tot dien,
245[regelnummer]
Op dat wy daer in al zouden wandelen.
Ga naar voetnoot244-5
Specyale zalvijnghe.
Die Gods goetheyt ten rechten handelen,
Daer zy de zaligheyt by hebben vercreghen,
Hebben ooc alle nootzakelicke weghen
Die wter herten der zonden qwets dryven.
Ga naar voetnoot246-9
Heesscher des wets.
250[regelnummer]
Maer waer zal toverterden des wets blyven
En tbreken des ghebods? op dit vermaen beent!
Ga naar voetnoot250-1
Belemmert herte.
By dien mijn herte bloedyghe tranen weent,
Tbreken des ghebods eenpaer beiaghende.
Ga naar voetnoot253
Specyale zalvijnghe.
U schreyen behaegh God, weist niet versaghende.
Ga naar voetnoot254
Ga naar margenoot+
255[regelnummer]
Al hebt ghy dickent vanden weghe ghefaelt,
Dat ghy mesdaen hebt, het es al betaelt;
| |
[pagina 612]
| |
Op u veil verdriets en onghevals cam,
Maer Christus u zonden op zynen hals nam
En droughse an tcruus, naer Petrus belyden.
Ga naar voetnoot258-9
Schriftuerlic troost.
260[regelnummer]
Een druepel bloets moghte ons bevryden,
Ga naar voetnoot260
Maer hy was zoo om u bewaren milde,
Dat hy zijn bloet voor u niet sparen wilde,
Maer selfs de laeste druepel ghehuldigh gheven;
Hy hevet al betaelt; wat es hy schuldigh bleven,
265[regelnummer]
Heift hy ons ghebreck niet verzoent vulmaectelic?
Belemmert herte.
Ia hy, in trauwen.
Ga naar voetnoot266
Specyale zalvijnghe.
Tblijct wel naectelic
Dat hy voor u es in de doot ghetorden,
Naer dat ghy met hem zijt een gheworden;
270[regelnummer]
U zonden wilde hy zelve draghen,
Hy was zonder zonde al zijn daghen.
Vreest niet als de Heesscher om maken discoort spoort:
Christus leven metter doot u toebehoort voort
Ende al zijn duechden reyn, ongheblaemt.
275[regelnummer]
Al waren duust zondyghe waerelden verzaemt,
De verzoenijnghe es soffyzant ghenouch.
Ga naar voetnoot272-6
Schriftuerlic troost.
De vader es bet ghepaeyt naer zijn ghevouch
Met der ghewillyghe doot zijns zoons ootmoedigh,
Dan met des zondaers verdommenesse gloedigh;
280[regelnummer]
Dus wilt ghy iet heesschen, laet dezen ongheqwelt:
Heesschet Christus zelve, die hem heift ghestelt
Als betaelder; ghy werdt van hem bereayt schier.
Ga naar voetnoot277-2
| |
[pagina 613]
| |
Heesscher des wets.
Dus doende hebbic te vergheifs ghehaeyt hier;
Ic en cant met deis twee niet maken langhere,
285[regelnummer]
Zy commen my op van lanx te stranghere.
Ga naar voetnoot283-5
Weetic een, zy weter zeven tseghen;
Ic hadde veil beter coop ghezweghen.
Om verwinnen waendic my zeere pooghen,
Maer ic moet den rugghe zonder eere tooghen.
Ga naar voetnoot286-9
Schriftuerlic troost.
290[regelnummer]
Nu meer gheen verdommelic tempeest went
Ga naar margenoot+
Op die in Christo zijn, zoo den gheest kent;
Duer Paulum es tverstant ghecreghen.
Ga naar voetnoot290-2
Figuere.
Ga naar voetnootFiguere
☞ Hier tooghtmen Iacob, zieck zittende ende Ioseph knielende voor hem, met een rolle: Waert my van die aerde, ende begraeft my, &c. Gene. 47. Ander figuere. Specyale zalvijnghe.
Alle goede hebben op Christum ghesleghen
Huer ooghen, zoo Iacob an Ioseph beghaerde:
295[regelnummer]
En begraeft my niet in de Egypsche aerde,
Maer in tlant van beloften draeght mijn beenen.
Ga naar voetnoot293-6
Wat moghte hy daermede anders meenen
Dan dat ons verlosser zoude, naer tbewyzen,
Daer staerven, begraven zijn ende verryzen,
300[regelnummer]
Twelc hy te vooren om stroosts verstaercken zagh.
Ga naar voetnoot298-0
Ga naar voetnootFiguere
Hier tooghtmen Moyses staende op eenen hooghen baergh ende ziet tlant van beloften, met een rol: Moyses es gheclommen op den baergh Nebo op het. &c. Deut. 34. Schriftuerlic troost.
Sghelijcx men hier an Moyses maercken magh,
Die als hem de staerfdagh stont te gheschiene,
Beghaerde tlandt van beloften te ziene,
Daer hy duer den gheest zagh Christum van verren,
305[regelnummer]
Wel wetende, al moeste hy langhe merren,
Hy zouder zaligheyt by zijn verwaervende.
Ga naar voetnoot305-6
| |
[pagina 614]
| |
Specyale zalvijnghe.
Nu ziet ghy dat Christus voor alle staervende
Was den vulmaecten troost, hoe heligh zy hieten,
Op gheen zake zy hemlien zoo verlieten
310[regelnummer]
Als op Iesus, die was by daghe, by nachte
Verbeydt, niet alleene van tIuedtsche gheslachte,
Maer ooc vander heydenscher warande.
Ga naar voetnoot312
Verhueghde Moyses zoo duer tzien vanden lande
Daer hy wt verwachte Christus comste blyde,
315[regelnummer]
Verhueght ghy, die weit dat ten dezen tyde
Vulcommen es, daer hy op betraude.
Schriftuerlic troost.
Abraham, zeght Christus, mynen dagh anschaude,
Twelc hem een vruecht groot boven maten dochte.
Ga naar voetnoot317-8
Specyale zalvijnghe.
Dezen troost Adam ooc vaten moghte,
320[regelnummer]
Als God tserpent dreeghde om tzondigh qwellen:
Ic zal twist tusschen u en der vrauwe stellen,
Dies zo dat huer zaet u hooft zal breken.
Ga naar voetnoot319-2
Schriftuerlic troost.
Christus es den rechten troost ghebleken,
Die goede en qwade rasch wt drucke brijnght.
Belemmert herte.
325[regelnummer]
Die dezen troost tonzen ghelucke schijnct,
Ga naar margenoot+
Hem willic bidden om zijn duecht eere;
Haddict bet ghedaen, ic ware verhueght zeere.
Ga naar voetnoot326-7
Schriftuerlic troost.
Al hadt ghy zo vele als Maria ghedaen,
Dat ghy Christum en zynen gheest hebt ontfaen
330[regelnummer]
Moet wezen uwe meeste vertroostijnghe;
Zeght met huer, zoo ic int propoost brijnghe:
Ga naar voetnoot331
Mijn gheest verhueght in God mijn behoedere,
| |
[pagina 615]
| |
Die my groote dijnghen doet, want zou boudere
Verliet op Christum dan op haer beqwame waerc,
Ga naar voetnoot332-4
335[regelnummer]
Wel wetende dat in zyen name staerc
Alleene de zaligheyt es gheleghen.
Ga naar voetnoot335-6
Specyale zalvijnghe.
Min dan niet es ons dueghdelic pleghen,
Alst niet ghevought es met betrauwen edelic
In Christus verdienste.
Ga naar voetnoot337-9
Schriftuerlic troost.
340[regelnummer]
Het es al redelic
Dat al ons waerc op Christum vruechdelic rust,
Duer wien God behaeght ons dueghdelic lust;
Maer bet greyen Christus dueghden crachtigh.
Ga naar voetnoot340-3
Specyale zalvijnghe.
Het es voor ons eenen troost warachtigh
345[regelnummer]
Dat wy zijn dueghden duer tgheloove deelen,
Beter dan ons dueghdelicke parcheelen,
Want in ons de zonde noch hueren aert plant.
Ga naar voetnoot345-7
In Christo blyven wy onvervaert, want
Wt liefden schijnct hy tonzer assistencye
350[regelnummer]
Al zijn verdienste en obedyencye;
Hoe moghen wy hebben troostelicker nope?
Ga naar voetnoot350-1
Figuere.
☞ Hier tooghtmen Symeon inden tempel, hebbende Iesum in zijn aermen. Schriftuerlic troost.
Symeon, verwachtende met grooter hope
Den troost van Israhel tzynen confoorte;
Dezen troost was Iesus, naer wiens gheboorte
355[regelnummer]
Hy haecte, zo ghy mueght zien by figueren snel.
Ga naar voetnoot352-5
| |
[pagina 616]
| |
Specyale zalvijnghe.
Drye zaken ons propoost colueren wel:
Ga naar voetnoot356
Eerst, dat hy es troost van Israel ongheblaemt;
Ga naar voetnoot357
Ten tweeden, dat den gheest Gods, alzoot betaemt,
Symeon den troost met zoeten vermane tooght,
Ga naar voetnoot358-9
360[regelnummer]
Zegghende: naer den tempel te gane pooght,
Ga naar voetnoot360
Daer zult ghy den troost niet om vulpryzen schauwen;
Ga naar margenoot+
Gheen mensche moghte Iesum wyzen, trauwen,
Twelc specyale zalvijnghe dede claer;
Ga naar voetnoot362-3
Ten derden: Symeon, ghetroost in vrede daer,
365[regelnummer]
Om laten de waerelt was lichte beraen.
Ga naar voetnoot364-5
Schriftuerlic troost.
Hy zeyde: heere, wilt uwen dienaer ontslaen,
Want mijn ooghen anschaut hebben hem, duer wien
Ghy de waerelt behoudt.
Ga naar voetnoot366-8
Specyale zalvijnghe.
Christus troost by dien
370[regelnummer]
Den staervende mensche moet meest zijn greyende.
Schriftuerlic troost.
Wy en zien niet alleene Iesum schreyende,
Maer wy vinden in hem de schriftuere vervult,
Als dat hy betaelt heift al Adams schult,
Den vyant verwonnen, de helle berooft,
375[regelnummer]
Den hemel ontdaen voor elc diet ghelooft.
Ga naar voetnoot371-5
Hy es onze broeder, paeysmaker, advocaet,
Es den iuge van onslieder mesdaet,
Onze verlosser en broeder bedeghen;
Hy wert ghehuldigh tonswaert gheneghen.
Ga naar voetnoot377-9
380[regelnummer]
Waert dat wy de ooghen op Christum sloughen,
Wy zouden meer troost zien naer ons ghenoughen
Dan Symeon zagh, om sdrucx verzoeten.
Ga naar voetnoot382
| |
[pagina 617]
| |
Specyale zalvijnghe.
Hy wilt vriendelic des zondaers ziecte boeten.
Hy en heift ghebroken tghecraecte riet niet,
385[regelnummer]
Dats dat hy noyt zondare in tverdriet liet.
Ga naar voetnoot383-5
Hy trooste Mariam, de zondaresse cranc,
Ga naar voetnoot386
Tvraukin van Samaryen hy stroosts lesse schanc,
Ga naar voetnoot387
Tvraukin van Cana en den publicaen qwaet;
Ga naar voetnoot388
Tverloren kint es de doot ontgaen, iaet,
Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Tverdoolt schaep es duer hem ten weghe gherocht,
Ga naar voetnoot390
Doverspelyghe die voor hem was ghebrocht,
Heift hy ontsleghen en huer wroughers veriaeght.
Ga naar voetnoot391-2
Schriftuerlic troost.
Die hem vergramt hebben, zo schriftuere ghewaeght,
Tooghde hy als troostelic vriendt trauwe;
395[regelnummer]
Wat zal hy doen die hem hebben ghedient nauwe
En noch ghaerne dienen zouden ghestadelic?
Ga naar voetnoot393-6
Speciale zalvijnghe.
Hy trooste ons in al zijn ghiften ghenadelic.
Ga naar margenoot+
Voor tleven des waerelts gaf hy zijn lichame,
Ga naar voetnoot398
Voor tzuveren der zonden zijn bloot eerzame;
Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Dies hopen wy dat wy naken zullen recht
Der helyghen inganc.
Ga naar voetnoot400-1
Schriftuerlic troost.
Paulus te vullen zeght:
Ghy zijt commen tot Christus bloets bespraeyen,
| |
[pagina 618]
| |
Dat bet dan Abels spreict om ons verfraeyen;
Ga naar voetnoot403-4
405[regelnummer]
Want dit roupt ghenade, het Abels riep wrake.
Specyale zalvijnghe.
Christus bloet es de verstaerckende zake
Van al Gods beloften, dies vruecht bekent wast.
Ga naar voetnoot406-7
Zoo de staervende maect in zijn testament vast
Alle waerlicke beloften ghereghelt fijn,
410[regelnummer]
Sghelijx duer twtstorten zijns bloets ghezeghelt
zijn
Al de beloften die wy hebben ghehadt oyt.
Schriftuerlic troost.
Christus, staervende, u en vergat noyt;
Hy heift ons zynen vader ghecommendeirt
Met luder stemmen, met tranen verstorbeirt.
415[regelnummer]
Hy was verhoort, zeght Paulus, naer zijn waerdde.
Ga naar voetnoot413-5
Specyale zalvijnghe.
Daer zoo beminde een zone tlast anvaerdde,
Zoo heligh, zoo hooghe, zoo ghehoorzaem mede,
Doende voor ons zijn wterste bede
Met tranen en met wtsorten des bloeds
420[regelnummer]
Totten vader der ghenaden, die zoo veil goets
Om ons bereedt hadde langhe te vooren,
Hoe en zoude hy zulc ghebet niet verhooren
En ons beschermen voor wederstoot bloot?
Ga naar voetnoot416-3
Wy hebben toevlucht in svaders schoot groot,
425[regelnummer]
Daer ons niet schaden magh ons partye nu.
Ga naar voetnoot425
Belemmert herte.
Lof, eere, glorye altijts gheschie u,
Die my dus overgheift in svaders handen breedt;
Ga naar voetnoot427
God es met my, daer en zijn gheen vyanden wreedt
Die my nu zouden mueghen verdommen.
Specyale zalvijnghe.
430[regelnummer]
Werpt wegh dien name, daer moet een ander commen,
Draeght Wel Ghetroost Herte; tuwen ghelucke waect.
Ga naar voetnoot431
| |
[pagina 619]
| |
Belemmert Herte werdt hier ghenaemt Wel Ghetroost
Herte.
Wel ghetroost herte.
U zalvijnghe die my qwyte van drucke maect,
Ga naar margenoot+
Die heift in my zulc een verstyven, man,
Ga naar voetnoot433
Dat zou des swaerels liefde verdryven can;
435[regelnummer]
Gods gheest, zo my dijnct, in my ghevloghen es.
Schriftuerlic troost.
Gods liefde crachtigh, zoo Paulus betoghen es,
Es duer Gods gheest ghestort int herte vranc.
Ga naar voetnoot436-7.
Wel ghetroost herte.
Nu en vreezic niet meer sdoots smerte stranc,
Zy es duer Iesus dood vercranct teere;
Ga naar voetnoot438-9
440[regelnummer]
Dus roupic, als een die verlanght zeere:
Heere, mijn ziele wilt wt den kaerker leeden.
Ga naar voetnoot441
Schriftuerlic troost.
Die Gods gheest hebben, hem tot vruechden reeden
Ga naar voetnoot442
Als zy hooren spreken van dien oordeele,
Want huer verlossijnghe naect thueren voordeele
445[regelnummer]
Als de doot naect; wie zoude dan verzuchten!
Wel ghetroost herte.
De zonden en willic niet meer duchten,
Want thandgheschrifte dat my was teghen,
Es met Christo an tcruus ghesleghen;
Dies es de vyant lanx te verwoedere.
Ga naar voetnoot447-9
450[regelnummer]
Maer hem en vreezic niet, Christus, mijn broedere
Zal my wel beschaermen in elc sayzoen;
De vyant en magh my niettemeer mesdoen
Dan Christo, want ic hem toebehoore
Duer tvast betrauwen dat ic oorbore;
455[regelnummer]
Niemant en magh van hem vervremen my.
Schriftuerlic troost.
Dat my de vader gheift magh niemant nemen my,
Dats Christus troostelic vertellen claer.
Ga naar voetnoot456-7
| |
[pagina 620]
| |
Wel ghetroost herte.
Nu en qwelt my niet meer der hellen vaer,
Want de vader zelve Christum in weene liet
460[regelnummer]
Naer den lichame, om datter eene niet
Ga naar voetnoot458-0
Die in hem betraut, zoude ter hellen dalen.
Schriftuerlic troost.
De dreeghende wet, naer Paulus verhalen,
Es om de goddelooze te verdaervene.
Ga naar voetnoot462-3
Wel ghetroost herte.
Ic hadde liever duustwaerf te staervene,
465[regelnummer]
Dan God te vergrammene teenygher huere;
Hem willic dienen mijn leven duere,
Ga naar margenoot+
Wiens gheest alle druc van my ter noot drijft.
Specyale zalvijnghe.
Tbetrauwen den meesten troost in de doot blijft,
Dat u Christus es en zynen gheest ghegheven;
470[regelnummer]
Want al hadt ghy Christum zonder sgheests ancleven,
Ten ware niet ghenouch: die Christus gheest daerft,
Gaet hem niet an; wien zondigh tempeest kaerft,
Zonder Christus gheest in de helsche gronden zijnct.
Ga naar voetnoot470-3
Wel ghetroost herte.
Christus liefde niet om vulponden dwijnght
Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
My hem te minnene, wiens charitate groot
Lijf en ziele te mijnder bate boot;
Gheen druc ter waerelt mijn herte benaut zwaer.
Figuere.
Ga naar voetnootFigueren
☞ Hier tooghtmen Christum an tcruce ende den moordenaer ter rechter zijde. De moordenaer een rol: Heere, ghediinct mijns, &c. Luc. 23. Voor Christus gordyne deis rolle: Verre zy van my yewers in te gloryeirne, &c. Galath. 6. Ander figure, daer men Stephanum steent, met een rolle: Ic zie den hemel open ende Iesum staende &c. Act. 7. Specyale zalvijnghe.
Slaet op u ooghen en den trooster anschaut daer,
Die u verlost heift met zynen bloede.
Schriftuerlic troost.
480[regelnummer]
Dit es den troost van qwade en goede,
Duer hem den moordenaere vercreegh Gods rijcke;
Al was hy vul zonden bin den aerdtschen wijcke,
Ga naar voetnoot482
Hem en moghte niet daeren svyants schare.
| |
[pagina 621]
| |
Specyale zalvijnghe.
Stephanus, de eerste martelare,
485[regelnummer]
Die oyt gheschuut hadde tsondigh sneven,
En betraude niet in zijn duecht verheven,
Want hy badt: heere Iesu, mynen gheest ontfanght.
Ga naar voetnoot485-7
Wel ghetroost herte.
Zijt inder eeuwigheyt ghelooft, ghedanct,
Die my Christum en zijn gheest hebt gheschoncken;
490[regelnummer]
Ic ben in zijn liefde zo duerdroncken,
Dat ic nu zelve niet meer en leve,
Maer Christus in my, wien ic my zelven gheve.
Ga naar voetnoot488-2
Schriftuerlic troost.
O troost, duer uwe bloedyghe beken
Laet op ons zijncken dijnder gracyen nat;
495[regelnummer]
Wilt troost in alle cleynmoedyghe steken,
Veriaeght des vyants overvloedyghe treken,
Verleent nu dijnder consolacyen schat
En hier naermaels der contemplacyen stat.
Ga naar voetnoot495-8
Wel ghetroost herte.
Doet my met Stephanus in vreden slapen:
500[regelnummer]
Op uwen troost dat al mijn iolijt staet.
Ga naar margenoot+
Laetze toch der ghenadigheden rapen,
Die als dienaers u tallen steden cnapen,
Wiens herte tuwaert tot alder tijt gaet;
Die op u betrauwen, niet onbevrijt laet.
Ga naar voetnoot499-4
Specyale zalvijnghe.
505[regelnummer]
De Berghsche Royaerts, wiens alle zinnen minnen
De conste, die can sdrucx verzeeren keeren,
Ga naar voetnoot505-6
Ionstelic roeren om prijs ghewinnen vinnen;
508[regelnummer]
Neimt danckelic topstel vul eeren, heeren.
Ga naar voetnoot507-8
Finis.
|
|