De Gentse Spelen van 1539 (2 delen)
(1982)–Anoniem Gentse Spelen, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||||
Wijze van uitgevenVan de zinnespelen die op het landjuweel te Gent van 12-23 juni 1539 werden opgevoerd, zijn de volgende uitgaven bekend:
Evenals de vorige Ga naar voetnoot1 volgt deze nieuwe druk de oude 4°-editie, met één uitzondering. De legger van het Oudenaardse spel is in 1539 blijkbaar in de war geraakt, waardoor de eerste bladen in verkeerde volgorde af- | |||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||
gedrukt werden. Deze niet eerder opgemerkte vergissing is hier hersteld, zodat het spel nu zijn oorspronkelijke vorm herkregen heeft. De tekst is zonder emendaties weergegeven. Eenvoudige en gangbare afkortingen zijn opgelost, enkele duidelijke drukfouten werden zonder meer verbeterd. Veranderd zijn ook een paar vormen die nodeloos storend werkten, bijv. Edijnghe 412: hisbrywijs in historywijs, welke vorm ook in de vier vergeleken drukken voorkomt; de vervangen lezing staat onder de varianten vermeld. Persoonsaanduidingen zijn steeds onverkort weergegeven, ook waar de 4°- editie de personages met afkortingen aanduidde. De nummering der regels is uiteraard door ons aangebracht. Om de tekst beter verstaanbaar te maken, plaatsten we leestekens volgens hedendaags gebruik; de interpunctie van 1939 is hier en daar herzien. Een enkele maal werd een hoofdletter geplaatst, als in de oude druk blijkbaar een vergissing begaan was (Meenene 234: Naer). Ook werd twee maal een hoofdletter door een kleine vervangen (Nieuport 181: reynighen, Bruessele 287: raedt). Voorts is regelmatig het woord God met een hoofdletter gedrukt; dit is eveneens het geval met de namen der personages als ze geciteerd of besproken worden. Onder de tekst nam ik niet alle in 1939 vermelde varianten op. Wie daarvoor belangstelling heeft, dient onze vroegere uitgave te raadplegen. Hier heb ik me beperkt tot varianten die de tekst aanvullen of voor de lezer begrijpelijker maken. Omdat intussen het Rhetoricaal Glossarium verscheen en Supplement I bij het WNT, zag ik van een woordenlijst af. Over het algemeen verschaffen onze woordenboeken voldoende vergelijkingsmateriaal. Enige aanvulling vindt men in de paragraaf over het taalgebruik. Oorspronkelijk was ik van plan, niet weer een analyse van de godsdienstige gezindheid te geven. Gezien de voorgeschiedenis, die met de dissertatie van Van Dis begon, heb ik tenslotte gemeend niet tot deze beperking over te mogen gaan. Zelf beschouw ik mijn opmerkingen over dit onderwerp als oriënterende aantekeningen ten behoeve van verder onderzoek door meer bevoegden. Negentien spelen, tegelijkertijd geschreven over hetzelfde onderwerp en onder dezelfde voorwaarden, geven een indruk van de manier waarop voornamelijk Vlaamse rederijkers te werk gingen. Daarom bevatten de inleidingen per spel informatie over de vorm en over de mogelijke wijze van opvoeren. In de algemene inleiding worden enkele zaken samengevat. De tekstverklaring is vrij ruim, met het oog op lezers die weinig thuis zijn in het taalgebruik van de zestiende eeuw. Er wordt veel naar bijbelplaatsen verwezen. Citaten zouden de toelichting al te zeer bezwaard hebben; het zal soms nodig zijn, de bijbel naast een spel te raadplegen. Voorbeelden van middeleeuwse verklaring worden af en toe aangehaald uit de Tafel van den Kersten Gheloven, ed. Daniëls O.P. Ik heb afgezien van toelichtingen die voor het begrip van de tekst niet noodzakelijk zijn. | |||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||
Naast de oude drukken bestaat nog een afschrift uit de zeventiende eeuw van twaalf spelen, de zes bekroonde gevolgd door Deynze, Brugghe, Ipre, Leffijnghe, Meenene en Audenaerde; zie het Repertorium onder 1 W, Verzameling Constanter. Ga naar voetnoot2 Dit handschrift bevindt zich sinds 1957 in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag onder signatuur 134 C 55; het werd beschreven door P.J.H. Vermeeren. Ga naar voetnoot3 Naast genoemde spelen bevat het nog ander rederijkerswerk. B. van Selm ontdekte, dat Huygens het verworven moet hebben uit de bibliotheek van de Leidse hoogleraar in de geschiedenis Marcus Zuërius Boxhorn (overleden 3 oktober 1653), die te Leiden geveild werd op 11 maart 1654. Een over het titelblad heen geschreven aantekening ‘16 Constanter 54’ bevestigt dit. Ga naar voetnoot4 Voor tekstonderzoek is het afschrift niet van belang, maar het toont dat nog in de zeventiende eeuw mannen als Boxhorn en Huygens belangstelling voor de rederijkers hadden en voor de spelen van 1539. Het is me niet duidelijk geworden, waarop de keuze van de zes laatste spelen berust.
Over de gang van zaken voor en tijdens de Gentse feesten zijn we ingelicht door M. Vandecasteele. Ga naar voetnoot5 De Fonteine kreeg door medewerking van de stad keizerlijk octrooi om de vrede met Frankrijk te vieren, Ga naar voetnoot6 de zwakke nering te bevorderen en met anderen in vreugde de rederijkkunst te beoefenen. Op het eerste zinspelen vele refreinen; van de spelen doelt alleen Audenaerde er in de aanhef op. Ga naar voetnoot7 Het zeer lezenswaardige artikel met zorgvuldige bronvermelding vat samen wat te vinden was. Dit bleek lang niet voldoende voor een enigszins volledig beeld van de gebeurtenissen. Over onderdelen als de wedstrijden in refreinen, liederen en kluchten bijv. is vrijwel niets bekend. Niettemin geeft schrijver toch belangrijke achtergrondkennis.
Erné |
|