Woord vooraf
Het doet me bijzonder leed, dat mijn vriend Van Dis de verschijning van dit boek niet meemaakt. We voelden beiden de verplichting om ons vroegere werk af te maken en stelden ons van de samenwerking veel voor.
In 1939 begonnen we een uitgave van de Gentse spelen met het deel Tekst.1 De oorlog en omstandigheden van andere aard verhinderden echter de voortzetting met het in uitzicht gestelde deel Inleiding en aantekeningen. Pas in 1971 konden we het werk hervatten, daartoe aangespoord door de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Opnieuw deden zich echter vertragingen voor en toen Van Dis in 1973 overleed, waren nog slechts enkele spelen voorlopig geannoteerd. Na lange aarzeling ben ik tenslotte alleen verder gegaan. Gelukkig mocht ik beroep doen op bevriende vakgenoten, in het bijzonder de hoogleraren C.C. de Bruin en C.F.P. Stutterheim. Drs. J.B. Veerbeek uit Amersfoort stelde me zijn doctoraal-scriptie over het spel van Brussel ter beschikking. Dr. F.C. Stenten te Leiderdorp gaf enkele gewaardeerde inlichtingen. Hun en anderen die ik nu mogelijk vergeet, ben ik zeer erkentelijk; eveneens de bibliotheken en het Instituut De Vooys te Utrecht.
Amersfoort
april 1980