Hij was overtuigd, dat deze hem behulpzaam zou zijn de zangkunst beter te leeren beheerschen.
Maar Broersma zei hem kort - zoo kortaangebonden zelfs, dat zijn vrouw hem hoofdschuddend aankeek - dat hij hem geen les wilde geven. Monsieur Delprat herhaalde zijn verzoek, alsof hij vermoedde, dat Broersma hem verkeerd verstaan had en hij voegde er nog aan toe, dat hij zijn leermeester - zooals vanzelf sprak - zou honoreeren.
Broersma hield echter voet bij stuk en verklaarde nogmaals, dat hij hem geen zangonderricht wilde geven; dat monsieur Delprat hem ervoor wilde betalen, deed niets terzake.
Schouderophalend stond de bezoeker op, maar voor hij afscheid nam, vroeg hij Broersma hem mede te deelen, waarop zijn weigering gegrond was. Hoewel Elva haar man met een vinger op de lippen beduidde, dat hij op zijn woorden moest letten, gooide Broersma er zonder eenige consideratie uit, dat monsieur Delprat het toch nooit zou leeren; hij had nu te langen tijd naar zijn zangpogingen moeten luisteren om daaraan te twijfelen.
Zwijgend was monsieur Delprat heengegaan, Broersma moest dien dag heel wat verwijten van zijn vrouw aanhooren: dat het zijn schuld was, als zij na afloop van het contract hun huis zouden moeten verlaten, dat zij de resteerende maanden vast wel op een zeer groot aantal zangoefeningen van monsieur Delprat mochten rekenen enzoovoort, enzoovoort.
Achteraf vond hij zelf ook, dat hij een beetje te crû tegen den goeden man was uitgevallen en hij was een beetje ongerust over de wraakoefening, die monsieur Delprat ongetwijfeld zou houden.
Hoe groot was echter den volgenden morgen hun verrassing, toen er voor Madame Broersmà een enorme bos anjers, van allerlei kleuren, werd gebracht. Er was een briefje bijgevoegd, waarin monsieur Delprat - van