De Gemeenschap. Jaargang 16(1940)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 252] [p. 252] Pierre Kemp Kleine gedichten Spanning Ik sta zoo traag voor den dauw de planten aan te staren en zie in iedere vouw van al die grijze blaren, dat wat mij niet bevrijdt van al die valsche rust. Ik heb toch ook nog bloed en zin voor zachten spot. Ik geloof, dat ik iets breken moet, al is het een vaas van God. Fanfare Ik sta al lang niet meer vooraan, als er stoeten door de straten gaan. Ik moet luisteren naar de boomen en niet naar menschen die komen. Ze komen, de menschen, en gaan voorbij in gelederen van dwazen, maar de élite onder hen, voor mij, zijn zij die in koperen buizen blazen. Leven Lang heb ik in dien struik geluisterd, eer ik er weg kon gaan. Vele vertrekjes zag ik verduisterd daar binnen ledig staan. Ik stond met mijn tong te tellen op mijn tanden: er is niets, er is iets, er is niemand hier. Toen voelde ik een rilling over mijn hand en het poederig contact van een vlinderdier. [pagina 253] [p. 253] Het nieuwe vuur Het nieuwe vuur is al zoo oud. Ik droeg reeds in mijn jonge jaren kaarsen beplakt met kleuren en goud voor het bloed en het vuur van de martelaren. Het nieuwe vuur blinkt op een ploeg en deed dit al voor duizend jaren. Trillingen Nog ben ik in de natuurlijke grootte geboren en nog sta ik voor de piano als een kind, dat meer van het wezen van de muziek kan hooren, dan wie haar verder ondervindt. Met vormen en kleuren te duiden, wat er trilt door 't rood-binnenste van mij en verrilt langs mijn haar uit mijn huid, dat is voorbij. Nu komen er nog de woorden, maar ook deze boetseeren den mensch en ik luister al lang naar accoorden, die liggen liefst buiten zijn grens. Herinnering Ik weet misschien waarom ik hier bij de boomen sta te wachten. Ik wacht niet op een ander dier om samen te overnachten. Ik heb een huis, daar ga ik heen, daar weten ze de waarde van mijn ouderen schedel. Neen, alleen ben ik nog niet op aarde. Maar vroeger heb ik misschien gewacht, op wat niet is gekomen aan den rand van een dampenden zomernacht bij 't geruisch van zulke boomen. Vorige Volgende