De Gemeenschap. Jaargang 16(1940)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] O.J. van Eck Vijf verzen naar Dorothy Parker De Profundis Ach, is het dan zoo'n Utopie Dat ik een man mocht vinden die Mij niet vertelt, zoo lief en glad, Van meisjes die hij vroeger had? Vaarwel Ga liefste, ga weer 't eigen pad En heb om mij geen zorgen! Wie zulk een gisteren bezat Wat maalt die nog om morgen? De vedelaar verschalkt ‘Aan ons de nacht!’ zoo zeiden wij. ‘Want morgen? Is niet dood nabij?’ - De morgen raakt mijn oogen aan En ziet mij ferm op aarde staan Met kloppend bloed en felle kracht. ‘Voorbij is morgen! Néém de nacht!’ Coda Dit leven met al zijn problemen - Steeds water te doen bij de wijn - Dit leven van geven en nemen Scheen nooit mijn bedoeling te zijn. O hard is de strijd voor wie dwars is En luttel de winst uit verdriet, Want kunst is een soort van catharsis En liefde - voortdurend een niet! En werk het domein van het slachtvee En rust bekomt oesters zoo wel... 'k Doe verder maar niet aan de jacht mee, Toe, wijs mij de weg naar de hel! [pagina 151] [p. 151] Afstand Wanneer je door de wereld kruist, Naar werk of vreugd op jacht, Dan slaap ik hier zoo welbehuisd, Zoo rustig in de nacht. Hield ons de diepste zee vaneen 't Waar 'trotsche, zoete pijn; Maar 'k ben het bitterste alleen Door zóó nabij te zijn! Adam, door Loe Paes Vorige Volgende