De Gemeenschap. Jaargang 16
(1940)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Amandus Smackers, O.C.D.
| |
[pagina 105]
| |
ze naar Avilla, trekt over de Sierra de Gredos en daalt af naar Torrijos. Hier vraagt ze om hulp bij een aartsdiaken, die een oom is van haar kinderen. Tevergeefs. Verder gaat het nu naar Galvez, een mijl of vijf, zes van Toledo. Daar laat ze haar oudste kind Francisco, bij een oom, die dokter is. Diens vrouw mishandelt den knaap een jaar lang, dan neemt Catalina na een bezoek Francisco mee naar huis. Nu zijn ze weer alle vier te Fontiveros terug: Catalina, Francisco, Luiz en Juan.
Catalina tracht met weven den kost te verdienen. De drie kinderen gaan naar school. De oudste blijft weldra thuis en leert ook het vak. Bij het raam van de voorkamer zit de moeder en bidt en werkt. In een hoek staat een waterkruik en in een anderen een kist. Tegenover de deur een klein altaartje, waarop een beeld van Maria Purisima. Daar leert de toekomstige dichter van de ‘Donkere Nacht’ de vereering van de Morgenster, daar voelt hij: ‘Los Angeles son mios y la Madre de Dios!’ De Moeder Gods is van hem, maar ook hij van Haar. Hij is vier à vijfjaar oud en speelt bij een plas. Hij werpt er stokjes in, ziet de wondere steeds maar verder uitkringende golvingen en als dan het stokje wervelend weer naar boven komt, grijpt hij het. Het water is steeds lokkend en als hij voorover buigt, lijkt het niet gevaarlijk en niet zoo dichtbij. De kleine jongen leunt verder, grijpt almaar naar zijn stokjes. Plots een zware plons, een gil. Hij ligt in het water. Zelf kan hij zich in dat korte oogenblik nog niet al den ernst realiseeren en als hij weer boven komt, is daar, hoe en vanwaar weet hij niet, een schoone dame. Een vriendelijke en rustige stem zegt: ‘Geef me een handje, jongen. Ik trek er je uit!’ Ze strekt haar fijne, slanke hand uit. Juan durft zijn vuile knuistjes er niet in leggen. Bang en bleu steekt hij ze met afgewend hoofd onder zijn armen. Maar hij verdrinkt niet, hij staat op het water. | |
[pagina 106]
| |
Een werkman komt voorbij en steekt hem zijn vork toe. Juan grijpt ze en wordt gered. Lachend en vol zelfspot zal hij dit later verhalen.
Omstreeks dezen tijd kwellen droogte en hongersnood de omgeving van Fontiveros. Dit beteekent gebrek lijden en honger voor de kinderen van Catalina. De dappere Castiliaansche neemt een heldhaftig besluit: ze verlaat Fontiveros, dat haar zeer dierbaar is om de graven van haar man en zoontje Luiz, die al jong is gestorven. Of Juan er nog ooit is teruggekeerd, weten we niet. Bekend is slechts: hij werd er geboren en gedoopt; zijn vader en broertje zijn er begraven; de nagedachtenis van zijn moeder werd er hoog geroemd; zijn vereering is er nog steeds levend; zijn bescherming wordt er nog gevoeld. Catalina gaat en zoekt werk. Ze vestigt zich te Arévalo. Door den arbeid van haar handen verdient ze voor de kinderen den kost. En ook de kinderen zelf moeten meehelpen: hard is de leerschool van het leven voor de armen. Francisco is handig en bewijst haar veel diensten en ook haar jongste, Juan, doet zijn best. Maar hoeveel genoegen ze anders ook van hem heeft ondervonden, toch wordt ze nu wel even pijnlijk verrast. De jongen zijn hoofd en hand staan niet naar het werk. Het is een vroom kereltjeGa naar eind2) en zijn kinderlijke genegenheid voor de Moeder Gods beantwoordt geheel aan het verlangen van zijn moeder. Het is ook een goed en aantrekkelijk kind, met zijn rijke lokken, zijn gebruinde gelaatskleur, zijn donkere en levendige oogen, maar niet zeer geschikt voor het werk. Hij probeert het bij verschillende meesters: een timmerman, een kleermaker, een beeldhouwer, een schilder. Voor geen van deze ambachten voelt hij een bijzondere neiging of toont hij eenigen aanleg.Ga naar eind3) Na het huwelijk van FranciscoGa naar eind4) vertrekt de familie naar Medina del Campo en dan weet Juan gemak- | |
[pagina 107]
| |
kelijk van zijn moeder verlof te krijgen om ter school te gaan bij de nonnetjes. Hij krijgt er immers eten en leert er in korten tijd lezen ens chrijven. Hij voelt en ziet de harde noodzaak zich door het leven te moeten slaan. Armoede heerscht er thuis. Nog grooter armoede merkt hij bij andere kinderen. En zoo krijgt hij een drukbezetten jongensdag. 's Morgens gaat hij in een van de vele kloosterkerken de H. Mis dienen, dan naar school en dan naar de markt. De markt en het marktplein, de gebeurtenis en het centrum in het bedrijvige leven van Medina del Campo. Negentig dagen duurt de groote markt. Van alle kanten komen de kooplieden. Bont en velerlei zijn de koopwaren. Op het balkon van een der deftige palazios, die het plein omgeven, wordt in de open lucht de H. Mis gelezen en onder de uiteenstroomende, roezemoezige menigte dringt zich het vlugge ventje en steekt vragend zijn handjes uit. Juan bedelt, maar niet voor zichzelf. Hij vraagt voor zijn makkertjes, die nog armer zijn. Dat heeft hij geleerd van Catalina, die ondanks eigen armoede een bedelmeisje uit de kerk mee naar huis neemt en opvoedt als haar eigen dochtertje.
Don Alonso Alvarez de Toledo leidt een teruggetrokken leven en besteedt zijn tijd aan goede werken. In de kerk en op de markt heeft het fiksche kereltje, Juan de Yepes, zijn aandacht gewekt. Hij neemt hem aan voor de werkzaamheden in het hospitaalGa naar eind5) en geeft hem tegelijkertijd gelegenheid tot studeeren. Juan bezoekt dan het voor korten tijd opgerichte JezuietencollegeGa naar eind6). In Pater Bonifacio vindt hij daar een zeer geschikt leermeester. Hij leert er de Latijnsche spraakkunst. Fabriekt er ook de practische oefeningen, die toen ter tijde zeer in trek waren bij de Jezuieten. Speelt er tooneel. Declameert. Kortom neemt deel aan het degelijke, maar tevens opgewekte en levenslustige onderricht van een algemeen en breed ontwikkeld mensch | |
[pagina 108]
| |
als Pater BonifacioGa naar eind7). Ook de Spaansche taal leert hij er grondig, de taal, waarin hij later zijn welluidende liederen zal zingen. Tot regelmatige studie zal het met Juan wel niet zijn gekomen. Zijn bezigheden laten hem geen tijd. Toch doet hij voor anderen niet onder en 's nachts studeert hij om den tijd in te halen. Dit onderwijs is niet zonder vrucht gebleven. 't Is de degelijke grondslag voor een groote kennis van het Spaansch en het Latijn en voor een grondige beheersching van theologie en philosophie. |
|