luidspreker de al dan niet gesyncopeerde klanken der muziek van onze grootste meesters in de huiskamer temidden van het krijgsgewoel van een druk gezin, waar men op een gegeven moment alleen merkt, dat er een radio is, wanneer er een oogenblik pauze is, door de stilte, die dan plotseling valt.
Iedere man en iedere vrouw kan thans goed gekleed gaan: Inderdaad, maar het is dan ook confectie. De kleeding, een persoonlijke uiting van onzen smaak en onze beschaving, is geworden tot een allemanskleed, dat eenieder op dezelfde wijze kan sieren.
De film geeft ons veel voor weinig geld. Maar ze geeft ons dan ook slechts schaduwen, levende schaduwen weliswaar en gekleurde schaduwen zelfs soms, maar het blijven toch silhouetten, waarin het echte leven ontbreekt.
En onze meubelen. Bieden zij niet het meest ontstellende beeld van een massale smakeloosheid, van een onpersoonlijke nivelleerende geestesgesteldheid?
Het meest droeve van dit alles is nog dat deze ontwikkeling slechts mogelijk is geworden door den arbeider eenerzijds de vreugde aan zijn werk te ontnemen, en hem anderzijds over te leveren, zonder persoonlijke waardigheid, zonder scholing, zonder vakkennis, aan eenige machtigen, die, door de techniek daartoe in staat gesteld, een welhaast despotische overheersching over hem uitoefenen.
Is dan de techniek op zichzelf verkeerd en afkeurenswaardig?
Verre van dat. De techniek is de geperfectionneerde benutting van de door God gegeven natuurkrachten door den mensch, die door Hemzelf met rede werd begiftigd. De fout schuilt echter hierin, dat de verhouding van mensch en techniek is geworden als die van een rijder op een hollend paard. De techniek holt door; de mensch heeft haar niet meer in zijn macht. Zij brengt hem op wegen, waarheen hij niet gaan wil,