De Gemeenschap. Jaargang 15
(1939)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 504]
| |
D.A. de Graaf
| |
[pagina 505]
| |
hier een oogenblik de aandacht wordt gevraagd. Vrij weinig is ons van dezen Kafka bekend. Ook hier weer geldt m.i. het devies: veel van iemand lezen, weinig over hem lezen, in ieder geval pas in de tweede plaats over hem lezen. Wanneer men nu naast bovengenoemde trilogie en naast een aantal korte verhalen ook een blik slaat in Kafka's ‘Tagebüchern und Notizheften’, dan krijgt men alras den indruk dat dit leven in den ban stond van het onbereikbare - waarbij ik niet alleen den auteur doch ook den mensch op het oog heb. Echter wil ik mij in dezen hier ter plaatse slechts bij eerstgenoemde bepalen. De eerste keer dat de demon van het onbereikbare - en men wordt een oogenblik aan den demon der analogie van Mallarmé herinnerd - door Kafka vermeld wordt, is in het begin van zijn dagboek, dat hij den naam van ‘Aus den Quartheften’ gegeven heeft. Den 27sten December 1910 schrijft de 27-jarige: Meine Kraft reicht zu keinem Satz mehr aus. Ja, wenn es sich urn Worte handeln würde, wenn es genügte, ein Wort hinzusetzen und man sich wegwenden könnte im ruhigen Bewusztsein dieses Wort ganz mit sich erfüllt zu haben. Zelfs van het simpele woord heeft deze demon zich meester gemaakt. Zelden werd het artistiek ‘non possumus’ op openhartiger wijze beleden en op klemmender wijze uitgesproken. Naast voorgaande passage leg ik een andere, ongeveer ter zelfder tijd opgeteekend en van nog neerslachtiger toon: ‘Kein Wort fast, das ich schreibe, paszt zum andern, ich höre, wie zich die Konsonanten blechern aneinander reiben und die Vokale singen dazu wie Ausstellungsneger. Meine Zweifel steh'n um jedes Wort im Kreis herum, ich sehe sie früher als das Wort, aber was denn! Ich sehe das Wort überhaupt nicht, das erfinde ich ...’ Men ziet dat ook Kafka, evenals weleer Rimbaud, zichzelven - en anderen - den absoluten eisch van het zienerschap oplegt. Wie echter zoo royaal zijn nederlaag | |
[pagina 506]
| |
erkent en zoo helder uiteenzet, beschikt over krachten die hij zichzelven niet altijd bewust is, maar die hij, zoo noodig, vermag op te roepen - tot verbijstering van een jongere generatie, die na hem zou komen ... Van deze kracht die zich bij lucide oogenblikken placht te openbaren en waaraan wij een hoogst merkwaardig oeuvre te danken hebben, nog een enkel voorbeeld, alvorens tot het houden van een korte beschouwing over het hoofdwerk, dat de roman-trilogie ‘Amerika’ - ‘Der Prozess’ - ‘Das Schlosz’ omvat, over te gaan. Want dan eerst weet men althans iets van den demiourgos, van den geestenbezweerder - met den nadruk op de tweede helft van het woord - die achter de coulissen van het theater dier romans zijn werkzaamheid uitoefent. Daartoe is het noodig den dagboekschrijver op een vergevorderd uur te verrassen, het oogenblik namelijk waarop hij zich ter ruste begeeft. Na een langen dag vol défaitisme, vol onvruchtbaar afwegen van maatschappelijke en artistieke verplichtingen, na het uitspelen van alle anderen tegen zichzelven, komt het moment van de geestelijke dronkenschap - en wat Kafka betreft, hij wéét, dat het een zelfbegoocheling is - het moment, waarop de dichterroes intreedt. Het bijzondere van het feit is wel, dat de auteur bewúst in zijn dagboek het volgende constateert: ‘Gern möchte ich das Glücksgefühl erklären, das ich von Zeit zu Zeit wie eben jetzt in mir habe. Es ist wirklich etwas moussierendes, das... mir Fehigkeiten einredet von deren Nichtvorhandensein ich mich jeden Augenblick, auch jetzt, mit aller Sicherkeit überzeugen kann.’ Hier is de ‘dichterroes’, die veel besproken, bestreden, aangeprezen of absoluut ontkende zieletoestand in een | |
[pagina 507]
| |
uiterst helder, niets ontziend, maar ook niets insinueerend daglicht geplaatst op een eerlijke, maar niet op een droogstoppelige manier. Dát nu mag men het oogenblik noemen, waarop de auteur Kafka zich de luxe kon permitteeren voor het voetlicht te treden - al was het ook tot het schrijven van korte verhalen, voor zoover het publiceeren betrof. Het overige ‘grootere’ werk werd slechts aan eenige intimi voorgelegd.
Men kan dus zeggen dat Franz Kafka het onbereikbare nastreefde, doch met een feillooze zekerheid, met een niet te stuiten vaart, met een nooit falende doelbewustheid - maar nooit of te nimmer zich afvragend: waartoe dit alles. In dit opzicht was Kafka minstens een generatie zijn tijd vooruit. In een zijner meditaties heeft hij aldus deze geesteshouding in beeld gebracht: ‘Wir sind, mit dem irdisch befleckten Auge gesehn, in der Situation von Eisenbahnreisenden, die in einem langen Tunnel verunglückt sind, und zwar an einer Stelle, wo man das Licht des Anfangs nicht mehr sieht, das Licht des Endes aber nur so winzig, dasz der Blick es immerfort verliert, wobei Anfang und Ende nicht einmal sicher sind. Rings um uns aber haben wir in der Verirrung der Sinne oder in der Höchstempfindlichkeit der Sinne lauter Ungeheuer und ein je nach der Laune und Verwundung des Einzelnen entzückendes oder ermüdendes kaleidoskopisches Spiel.’ Menschen die zich de luxe kunnen permitteeren het in hun leven zonder dit tweetal verstandige vragen te stellen, brengen in korten tijd ongeloofelijk veel tot stand - of liever bijna tot stand. Wanneer men een vergelijking tusschen deze romans en een oudere kategorie wil trekken, kieze men daartoe de romans van Dostojewski. Ofschoon in deze boeken in vrij langzaam tempo ‘gespeeld’ wordt, komt er inderdaad enorm veel tot stand. In Kafka's novellen wordt in een razend | |
[pagina 508]
| |
snel tempo gespeeld - gedraaid zou men beter kunnen zeggen, wanneer het om filmische snelheid gaat - maar er wordt niets tot stand gebracht, er gebeurt zoo goed als niets. (Men spreke mij niet van de z.g. wijdloopigheid van Kafka; het is n.l. de wijdloopigheid van een rivier die een tijd lang onder den grond zijn loop voortzet, om haar een eindweegs verder bovengronds te vervolgen.) Waar doet deze paradox der snelheid ons aan denken? Wellicht aan de gelijkenis van Achilles en de Schildpad? De uiterste consequentie van dit wiskunstig trucje is namelijk, dat b.v. twee treinen, die met groote snelheid op elkander inrijden, nimmer zullen botsen. Immers, er komt een oogenblik, waarop de afstand tusschen beide treinen nog slechts de helft van den oorspronkelijken afstand bedraagt; een volgend oogenblik zal deze nog maar een vierde bedragen, daarna een achtste, enz. enz. Ofschoon wiskundigen ons weten te verklaren dat deze redeneering slechts op een drogreden berust, krijgt men bij de lectuur van Kafka vaak den indruk, als zou hier deze theorie in practijk gebracht zijn, ja, als zou juist alleen dèze theorie in practijk zijn te brengen; als zou de practijk uitsluitend op deze drogreden berusten ... Hoe komt het b.v. dat men een kasteel op blz. I van een roman nabij ziet, dat alle krachten in het werk gesteld worden om dit te benaderen en dat men na 300 pagina's nog steeds het slot niet bereikt heeft? Deze onbereikbaarheid bereikt wel zijn climax, wanneer de held van het verhaal op het punt staat in het geheim van het binnendringen in het slot te worden ingewijd. Hij is dan nl. ten gevolge van zijn tallooze, vergeefsche pogingen zoo vermoeid en uitgeput dat hij niet meer in staat is hetgeen hij hoort tot zijn bewustzijn te laten doordringen! Vreemd is het ook dat iemand het gerechtsgebouw binnentredend, de rechtzaal niet dan met de grootste moeite kan bereiken, maar tot de feitelijke rechtszitting komt het dan nòg niet. En hoe zonderling is het met het al | |
[pagina 509]
| |
of niet bereiken van het geluk, van het succes in de liefde gesteld! Men zou kunnen zeggen dat in deze wereld het geluk, het succes, de verovering in een hand omdraaien behaald wordt - maar hoe ver blijft den overwinnaar, den minnaar de geliefde zelve! Wanneer hij haar reeds als zijn geliefde begroeten wil, dringt zich een ander vóór hem en eischt oudere rechten voor zich op, die ook erkenning vinden. En toch hebben minnaar en geliefde elkander wederzijds gezocht en gevonden - maar dit was blijkbaar niet voldoende voor het eindstadium, dat bereiken heet ... Wij blijven met heel ons wezen vast zitten aan de wereld van het onbereikbare. De treinen rijden naar elkander toe, beide met gelijke kracht, met gelijke doelbewustheid - maar het komt niet verder dan een elkander benaderen, tot een botsing komt het niet. Ik zou echter den raadselachtigen kunstenaar Kafka onrecht doen; ik zou het probleem, dat deze geheimzinnige kunst ons stelt al te simplistisch zien, wanneer ik het bij deze constateering liet. Want Kafka is niet alleen de auteur van ‘Der Prozess’ en ‘Das Schlosz’, hij is ook de - jeugdige - schrijver van de novelle ‘Amerika’, van zijn ‘Amerikanischen Roman’, zooals hij zelf van zijn nimmer voltooid jeugdwerk placht te spreken. Hier wordt het onbereikbare bereikt, al komt men eerst heel sterk nog onder den indruk van een schijnbare onbereikbaarheid. Hoe onmogelijk lijkt het voor den tusschendekspassagier, den Amerikaanschen wal te bereiken en den oceaanstoomer te verlaten! Een gansche rijst-en-breiberg van obstakels moet overwonnen worden, eer het begeerde doel bereikt is. Maar daar staat dan tegenover, dat in een ommezien, als het ware terloops in dien reusachtigen oceaanreus, in die wereld van boven elkander liggende dekken, trappen, rijen hutten, door het slachtoffer, dat ‘stuurloos’ ronddwaalt, de hand gelegd wordt op een familielid dat plotseling | |
[pagina 510]
| |
de situatie redt. Hoe hoog anderzijds is een Amerikaansche wolkenkrabber! Dezen te beklimmen is nog iets anders dan een bergbestijging en veel grooter is het risico dat een dergelijk waagstuk biedt. Maar men kan, dank zij deze hoogte, uit de handen van de justitie blijven, wat een voor velen onbereikbaar ideaal is en dat in ‘Der Prozess’ inderdaad een onvervulbare wensch blijft. En al lijkt het een onmogelijkheid, dat een jeugdig landverhuizer ooit nog zijn familie in Europa terugziet, toch kan het plotseling gebeuren dat hij de zijnen in een reusachtig circus terugvindtGa naar voetnoot1). Voor hem die werkelijk gelooft in het onbereikbare, ook zelfs in het land der ‘onbegrensde mogelijkheden’, blijkt het wonder nog te bestaan als het eenig bereikbare. Aan Kafka dankt dus de menschheid deze vertroostende paradox, dat het voor de hand liggende, het nagestreefde doel onbereikbaar; het irrationeele, het onverwacht maar onbewust gehoopte zonder slag of stoot, als het ware, ‘en passant’ in bezit kan worden genomen ... (Leo Gestel)
|
|