De Gemeenschap. Jaargang 15(1939)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 264] [p. 264] [Gedichten Maarten Vrolijk] Maarten Vrolijk Zieke Al mijn gedachten zijn voor jou geweest. Nu kan ik nog slechts zinneloos verlangen en, als je langs komt, kleurend en bedeesd terugwijken van het raam, na heel den langen dag dat ik vastberaden op je heb gewacht. Je kent me niet. Ik zal niet lang meer leven, maar als jij langs komt in je struische kracht, bid ik of God mij nog tien jaar zou willen geven. Daar is de dokter. En het droevige gezicht van moeder, als hij weg is en hèèl even haar oogen knippen, heeft mij weer gericht: haar arme jongen, die nog maar zoo kòrt kan leven. (Ad Selhorat) [pagina 265] [p. 265] Maarten Vrolijk Na een wederzien Jeugdvriendinnen De doktersdochters van het stille pleintje zijn cynisch en charmant en dansen goed. Zij erfden van hun pa den koelen moed, die slachters en chirurgen raak doet snijden. Mijn jeugdvriendinnen van het stille pleintje studeeren letteren en levensleer - het een' in Utrecht, 't ander zonder meer, omdat geen prof hen dáártoe in kan wijden. De tweeling van den dokter van het pleintje is ver ontgroeid aan onze oude, kleine stad. Nooit heeft één van de twee in dwaasheid liefgehad - bij hùn verstand kan liefde niets bereiken. Tòch zijn de doktersdochters van het stille pleintje na de colleges hààst demi-mondain. Maar altijd blijft het achteloos dédain, dat hartstocht en extase ras doet kwijnen. Doch soms is in het hart van één der meisjes - of omgekeerd - een angst, waarom zij zich voor de ander schaamt. Zoo blijven beiden koel, aanbeden en befaamd: de doktersdochters van het stille pleintje. Vorige Volgende