De Gemeenschap. Jaargang 15
(1939)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
DE GEMEENSCHAP MAANDBLAD ONDER REDACTIE VAN: MR. LOUIS DE BOURBON, ANTOON COOLEN, ANTON VAN DUINKERKEN, JAN ENGELMAN, MARNIX GIJSEN, A.J.D. VAN OOSTEN EN JAN VERCAMMEN | |
Adrien Jans
| |
[pagina 226]
| |
Ik kende hem al lang, voordat ik hem het eerst ontmoette. Een jaar geleden werd aan Pierre-Louis Flouquet de Picard-prijs toegekend. Het was op een regenachtigen, matten avond. Trams en auto's wierpen hun licht in de plassen op straat. Juist werden de kantoren gesloten, de trottoirs waren vol haastige employé's. In de drukste kantoorwijk van de stad ging ik den vertegenwoordiger van de poëzie bezoeken, en dat ik hem hier vinden kon, is niet zonder zin. Immers er zijn weinig menschen, die zooveel bedrijvigheid aan den dag leggen als Flouquet, en ik geloof niet, dat van zijn drukbezet, deels practisch en deels speculatief leven, ooit een oogenblik verloren gaat. Franschman van geboorte, volgde hij zijn vader in een ballingschap, die hem sedert de prilste jeugd vertrouwd zou maken met Brussel en België, de vaderlanden van zijn hart. Maar ook het veeleischend grootestads-leven zou hij leeren kennen. Hij werd een straatkind, dat snippers papier opraapt, een klein verkoopertje, dat vluchtig medelijden opwekt en even vluchtig vergeten wordt. Maar hij groeide op en hoorde de roepstem der schoonheid. Hard werken bleef bij al zijn zorg en onrust een plicht. Hij weet maar te goed, wat ellende is en moeten wij niet de ellende der wereld bestrijden? Ieder moet echter zijn weg kiezen. Die is nu eenmaal niet gebaand, en er zijn dwaalwegen, zoals er ook de juiste weg is. Slechts omtrent het einddoel hebben wij zekerheid. De verleiding van het communisme lokte en Flouquet gaf zich over. Maar te Parijs, waar wij hem terugvinden naast Henri Barbusse en Augustin Habaru, heeft hij al een stuk van den weg afgelegd. Hij is schilder geworden. Zijn doeken hebben al wereldreizen gemaakt. Ze zijn tentoongesteld te Brussel, Parijs, Madrid, Havana, Rio de Janeiro. Hij heeft een communistisch blad geredigeerd en bijdragen geleverd, die reeds al zijn hoedanigheden als schrijver en als mensch bekend maakten. | |
[pagina 227]
| |
Na een buitengewone werkdadigheid te hebben ontplooid in Fransche revolutionnaire kringen, wordt hij, als kunstchroniqueur van het maandblad ‘Monde’, plotseling in een moreele crisis geslingerd, die heel zijn inwendig bestaan zal omwentelen. Flouquet hoort de roepstem van het geestelijke leven, de roeping van God. Zijn drie dichtbundels, uit dien tijd, die hun oorsprong schijnen te vinden in de geheimste woelingen des harten, stellen ons in staat, den opgang dezer oprechte ziel te volgen, op zoek naar de waarheid en alleen bekommerd om haar zoo zuiver en zoo volmaakt mogelijk te vinden en verwerkelijken. Het begint met Corps et Ame. Dit is de titel van een merkwaardig dichtwerk, gewijd aan het wezen van den mensch, en eindigend met een kreet van vertwijfeling en hoop, die recht naar den hemel geslaakt wordt: Vous qui portiez la couronne d'épines et de mépris,
Voyez la boue du corps, à votre ressemblance,
A votre ressemblance souffrant d'une faim de grandeur plus que d'une faim de pain.
Ce corps qu'il a pris de vous,
Cette chair prise à votre chair, revêtue de votre chair,
Et que votre sang embaume et sauve,
Crie sous votre lumière, se dresse et marche.
Een paar jaar later volgde La Transfiguration du Furieux, een bundel, die de belijdenis bevatte van een vurige liefde, geboren uit gebed en overweging. God is hier naderbij dan de meest nabije voorwerpen; Hij is alomtegenwoordig, dus ook aanwezig bij den mensch. De dichter bekent: J'ai menti. Je ne suis plus seul!
Où que j'aille, je Te trouve,
Quoi que je dise, Tu me souffles mon dire,
Tu es entre mon ombre et moi comme une parole ardente, comme une aile!
Daarna verscheen, als de samenvatting van deze merkwaardige innerlijke ontwikkeling de Dialogue de l'Enfant Prodigue, waarin dageraad en morgenstond op | |
[pagina 228]
| |
den donkeren nacht volgen. Levend water breekt door de oppervlakte der aarde en spreidt zich uit in het klare middaglicht: Un filet de nuit m'enserre de ses rêts.
A mes trousses les chiennes des ténèbres sont lancées,
L'ombre me presse. L'ombre!
In een bewogen droom, waarin de herinnering weerkeert aan het oorspronkelijk geluk, genoten in de kinderjaren, zingt het ‘Bucolisch koor’: Douces heures d'autrefois,
Dans la confiance paternelle ...
En verderop: Heures, que vous étiez douces et belles,
Dans le désir de plaire et d'accomplir les tâches de l'amour.
Heures demeurées vivantes,
Quittez le fond de l'âme douloureuse,
La surface de cette eau lourde,
Enflammez-la de vos miroitéments!’
Doch hoe weinig beteekenen zulke herinnerings-klanken helaas voor iemand, die ‘den nacht heeft uitgeput’! In den duizel der vertwijfeling, temidden der doorbrekende lichtplekken op het kruispunt, vanwaar zoo vele wegen vertrekken, strijden het Goed en het Kwaad met elkander om den geest en het vleesch van den ‘Verloren Zoon’: Nous les heures enivrées âprement vécues!
Nous les souvenirs de chair, de villes, de danses, d'océans;
Nous, les heures prodigues, amies des possession et des combats,
Qui façonnâmes tes membres durs, ta chair ardente,
Et mille et mille fois allumâmes ton sang ...
Maar na den lokzang van ‘het avontuur’ klinkt weer het aandringen van het ‘Bucolisch koor’. Het geeft geen bevelen. Het zingt met een stem vol liefde. Het hoeft geen harde klanken te doen hooren, want het kent de kracht van de liefde. Bij deze harmonie vervolgt de | |
[pagina 229]
| |
‘Verloren Zoon’ zijn smartelijken, maar moedigen opgang, tot hij den vrede des harten vindt, spijts de versmoorde kreten van ‘het avontuur’, dat voor het laatst zijn onrust opwekt. Een golf van vreugde stijgt naar hem op en hij ziet de schittering van een helderheid, die hij weliswaar herkent, maar wier schoonheid hem verbijstert en buiten zichzelven brengt. De dingen dezer aarde vereenigen zich in dit licht met de dingen der ziel. Dit is het offer van Abel, die stof en geest tegelijk was. Op den drempel van het herwonnen paradijs wacht de vader zijn zoon. Hij zal hem echter niet tegenhouden, want hij is niet het einddoel van de reis, hij is slechts geplaatst als een mijlpaal op den weg naar den Schepper, Vader van het heelal en Bewerker van den eenig-waren vrede: Oh Père de tant d'heures pardonnées,
Que je vienne à l'ombre de ton ombre,
Confondu aux cailloux et aux mousses ...
Nu heffen de koren een zegezang aan; zij verheerlijken de heerlijkheid Gods en bezingen de vreugde van wie de kust terugvond, waar hij reeds zoo lang naar smachtte zonder het te weten, en waar hij nu een uitzicht krijgt over de heerlijke landschappen van liefde en vrede. Zoo voltrok zich de ‘opmarsch naar de ster’ van den man, die er in slaagde, degenen, die voor de na-oorlogsche dichtkunst in de heele wereld iets van waarde beteekenden, om zich heen te verzamelen. Bij zijn terugkeer uit Parijs stichtte Flouquet te Brussel Le Journal des Poètes. Het klinkt ongelooflijk, maar elke week verscheen een blad, van gewoon weekbladformaat, dat uitsluitend gedichten en bijdragen over de dichtkunst behelsde. En wat nog ongelooflijker klinkt: dit blad beleefde succes; door zijn bemiddeling leerden over de heele wereld verschillende dichters elkander kennen, om beurten werkten zij mede aan het orgaan. Zoolang het ‘Journal des Poètes’ verscheen, was Brussel een middelpunt der wereldpoëzie. | |
[pagina 230]
| |
Vandaag bestaat ‘Le Journal des Poètes’ niet meer, maar andere uitgaven hebben het vervangen: Le Courrier des Poètes en Les Cahiers d'un Journal des Poètes. Het was echter Flouquet's verlangen, dat de bladen, die hij uitgeeft, eenigszins deelachtig zouden worden in de genade, die hij zelf ontving, en zoo ontstonden Les Cahiers des Poètes Catholiques en de Revue des Poètes catholiques, waarvan het eerste nummer verscheen in het najaar van 1937. De beste katholieke schrijvers uit verscheidene landen werken er aan mee. In de ‘Cahiers’, die typografisch bijzonder verzorgd zijn, verschenen reeds afzonderlijke werkjes van Gertrud von Le Fort, Patrice de la Tour du Pin, André Marcou, G.K. Chesterton, Rainer Maria Rilke, Marie-Magdaleine Saeyeys, Miguel de Unamuno, Thomas Braun, Charles Plisnier, O.W. de L.-Milosz, R. Artus, Alfredo Gangotena, K. Kervin de Marcke ten Driessche. De bedoeling der uitgaveGa naar voetnoot1) is: bekendheid te geven aan het werk van dichters, die de waarheid erkennen en de wezenlijke Godsbehoefte van den mensch uitdrukken. Hierdoor is de poëzie veel verschuldigd aan Pierre-Louis Flouquet, dien ‘kerel-uit-één-stuk’, zooals Jacques Rivière hem noemde. |
|