De Gemeenschap. Jaargang 15(1939)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] Math. Kemp Vluchtelingen Nog een gebergte, nóg een woestijn, wat stinkende stammen, en we zijn 't ontzinde Westen ontsprongen: een wereld waar kinderen zongen den lof van doodslag en slavernij. Wij trillen van honger, maar voelen ons vrij! Mijn zenuwen schreeuwen om sneeuw. Verduurden ze niet een eeuw, die huichelend teemde van vrede, die waanzin teelde met rede, die maanziek kwijlde een wellekom, aan Antichristen in velerlei mom? Mijn handen beven naar zon, van toen die grimmige tijd begon, dat wij doken in giftige dampen, in donder van oorlog en rampen, in nevels van angsten en verraad, in helsche liefde en hemelschen haat. Daar, tegen fondanten heuvelkop doemen kobalten wouden op, vol vleeschbeluste lianen, met slangen en stalen varanen, reptielen waarvoor de panter beeft ... Maar wij hebben in Europa geleefd. Leerden ook wij niet van moord de wetenschap! Nu dolen wij voort, keuvelend, waakzaam en zonder vrees, naar 't verrukkelijk wonder van dronken bloeien, blind en stout, in menschenloos en maagdelijk woud. [pagina 197] [p. 197] In rotswand zoeken wij spleet die niets van mosterdgas weet, waar wij vlinders, luipaards en bloemen met jonge verrukking roemen, waar we onder zoel, fluweelen gewelf hervinden weer mogen: ons zelf. Waar wij achter zoemend gordijn verliefde kinderen zijn; al nadren gorilla of tijger, vogelspin, krekel of reiger, wij droomen voort met ontheven gelaat, streelend een laatste handgranaat. Daar doorgronden wij 's levens zin; wij graven ons kirrend in, omvademd van ruischen en bloeien, van rennen, kweelen en gloeien, van roekloos leven, groen en rood, van wijzer geleden leven en dood. Maar mijn zenuwen schreeuwen om sneeuw! 't Is beter moeraskoorts en leeuw en het broeiende bosch te ontwijken. Mijn hart wil de koele rijken, kristallen koepels, hoog en blauw ... 'k Ben ziek van opstand, angst en rouw. Vorige Volgende